Preek voor
zondag 17 juni ’18
Broeders en
zusters
Ik kreeg een
paar weken geleden een tas met oude pocketboeken en daar zat veel ouderwetse
science-fiction tussen. Toekomstromans uit de jaren zestig en zeventig. Die
staan vol met voorspellingen over hoe de wereld er in de eenentwintigste eeuw
uit zou zien. Één ging over het jaar 2020. Dat duurt niet zo lang meer. Gretig
sloeg ik het open, wat zou de schrijver er van gemaakt hebben? Het boekje kwam
uit 1960 daaromtrent.
Er was nog
steeds een Sowjetunie, en we zouden in vliegende auto’s rondreizen, en vakantie
vieren op de Maan, maar internet en de mobiele telefoon had de schrijver toch
niet voorzien.
Zo zie je
maar, de toekomst wordt altijd anders dan je denkt.
Ik vind
zulke boeken altijd leuk om door te kijken, het toont hoe slecht wij mensen
zijn in het voorspellen van de toekomst. We kunnen trends en cijfers
uitvergroten, maar niemand weet werkelijk wat de toekomst brengen zal. Dat is
een grote waarheid over de mens, maar ook een grote waarheid over God.
God begint altijd
een nieuw verhaal. Elke dag opnieuw begint hij ergens een nieuw verhaal. En elk
verhaal van God begint met iets kleins en onooglijks. Een twijgje of een
mosterdzaadje – in de woorden van het oude en het nieuwe testament. En dat is
haast ongelofelijk als je een wereld leeft van grote bomen, van resultaten, waarin
alleen grote en machtige dingen er toe lijken te doen. En terwijl we romans of
rapporten schrijven over die enorme bomen, en zelfverzekerd voorspellen dat ze
steeds grote zullen worden zien we die kleine zaadjes niet, zijn die kleine
twijgjes die over dertig-veertig jaar het verschil zullen maken, als de grote
bomen van 2018 al lang vergeten zijn.
Alles wat nu
groot is, is ook eens klein begonnen. Daar worden de groten niet altijd graag
aan herinnerd, maar het is wel zo. Elk verhaal begint met een onbeschreven blad,
waar alle belofte nog in schuilt.
Zo heeft God
de mens gemaakt, in elk mens schuilen twijgjes en mosterdzaadjes – met elk
menselijk leven geeft God het geschenk mee van groei, van creativiteit, de
mogelijkheid aan compleet nieuwe dingen te beginnen. Niks is zo onvoorspelbaar
als het menselijke leven.
Maar
onvoorspelbaarheid is nog geen chaos, want elk twijgje en zaadje groeit onder
de hand van God die er mee begaan is.
God begint
een nieuw verhaal, elke generatie weer.
Maar die
groei gaat niet om mensen heen. We moeten meewerken
met God om mensen te kunnen laten groeien. Als we zouden zeggen: God dat is
de zonneschijn waardoor alles groeit, dan moeten wij ons best doen om de tuin
ook bij te houden, en de plantjes water te geven.
God begint
een nieuw verhaal, maar het is ook onze verantwoordelijkheid dat dat verhaal
kan klinken. Mensen zijn vrij en kunnen meewerken met de adem van God, maar
deze ook tegenwerken. En ook dat gebeurt, en dat is verschrikkelijk.
We zien het
in de omgang met kinderen, de levende twijgen onder ons. Hoe gaan we met ze om?
Soms zijn ze
al helemaal niet welkom, noch als ongeboren leven durven velen Gods nieuwe
verhaal niet aan en beëindigen het voor het begonnen is. En ja, we leven in een
samenleving waar het moeilijk is om het leven aan te durven – dat is ons
aller verantwoordelijkheid.
Gelukkig
zijn kinderen vaak wel welkom, en worden met veel liefde ontvangen. Maar soms
ook niet. Kinderen zijn maar lastig, staan in de weg, of erger nog: worden
speelbal als het fout gaat tussen vader en moeder.
Kind van de rekening. Doen we daar Gods nieuwe verhaal
recht mee?
We leggen
ook makkelijk hypotheken op onze volgende generatie, een hypotheek op onze
welvaart, op ons milieu, op onze gemeenschappelijke schepping. Maar als we een
verwoeste aarde achterlaten hoe moet het dan verder met wie er na ons komt?
Hebben zij niets beters te doen dan onze troep op te ruimen? Gods verhaal is
een nieuw verhaal , dan moeten wij
ook ruimte maken zodat dat nieuwe kan bestaan.
Maar het
ergste is als we kinderen als bedreiging gaan
zien, omdat ze uit het verkeerde land komen, of de verkeerde taal spreken, of
geen nieuwe verhalen meer kunnen verdragen. Ook dat gebeurt. Ook hier waar we
gewortelde kinderen uitzetten naar landen waar ze geen toekomst hebben.
Of nog
erger, in de Verenigde Staten waar nu duizenden jonge, zelfs zeer jonge
kinderen worden opgesloten in tentenkampen en warenhuizen, gescheiden van hun
ouders, om de ouders onder druk te zetten, om weer te vertrekken uit de Amerika.
Broeders en
zusters als je hart daar van breekt, en ik hoop dat uw hart daar van breekt,
wat doet dat met het hart van God? Het is alsof je het nog maagdelijke boek –
waar het verhaal van die kinderen in mag geschreven worden – afpakt, en er
alvast in gaat zitten krassen en scheuren.
Nu, daar
durf ik wel een toekomstvoorspelling op los te laten broeders en zusters: dat
brengt een oordeel van God. Het soort oordeel dat niet komt over kleine zwakke
mensen die fouten maken, maar over trotse staten die onrecht willen doen. Wie
Gods verhaal niet wil horen, is aan zichzelf overgeleverd en roept ellende over
zichzelf af.
De kerken in
de Verenigde Staten, de Katholieke Kerk, maar ook de Zuidelijke Baptisten en de
Methodisten, misschien wel meer hebben zich hier tegen uitgesproken, tegen deze
ontmenselijking van de ander.
Vorige week
was het Tentviering, een oecumenische viering, velen van u zijn daar ook
geweest, en ook dat is oecumene, dat kerken zich samen uitspreken over onrecht,
en dat christenen elkaar daar vinden. Als dat gebeurt moeten we goed opletten,
als de kerken zo duidelijk spreken, spreken ze met bijzonder gezag.
God begint
een nieuw verhaal. Hij doet dat omdat hij door de gang van tijd nieuwe geluiden
en nieuwe klanken wil horen van nieuwe mensen. Wij als mensen hebben de
bijzondere roeping om daar plaats voor te maken. De toekomst is onze zorg maar
nooit ons eigendom, wij mogen het niet naar onze hand zetten, maar mogen ruimte maken
voor de levende God, die niet laat varen het werk van zijn handen.
Amen.