Saturday 29 September 2018

In vuur en vlam...


In die tijd zei Johannes tot Jezus:
“Meester, we hebben iemand, die ons niet volgt,
in uw Naam duivels zien uitdrijven,
en we hebben getracht het hem te beletten,
omdat hij geen volgeling van ons was.”
Maar Jezus zei:
“Belet het hem niet,
want iemand, die een wonder doet in mijn Naam,
zal niet zo grif ongunstig over Mij spreken.
Wie niet tegen ons is, is voor ons.
Als iemand u een beker water te drinken geeft,
omdat gij van Christus zijt, voorwaar Ik zeg u:
zijn loon zal hem zeker niet ontgaan.
Maar als iemand
een van deze kleinen die geloven, aanleiding tot zonde geeft,
het zou beter voor hem zijn
als men hem een molensteen om de hals deed en in zee wierp.
Dreigt uw hand u aanleiding tot zonde te geven,
hak ze af;
het is beter voor u verminkt het leven binnen te gaan
dan in het bezit van twee handen in de hel te komen,
in het onblusbaar vuur.
Het is beter voor u kreupel het leven binnen te gaan
dan in het bezit van twee voeten in de hel te worden geworpen.
Het is beter voor u met één oog het Rijk Gods binnen te gaan
dan in het bezit van twee ogen in de hel te worden geworpen,
waar hun worm niet sterft en het vuur niet gedoofd wordt.”


Broeders en zusters in Christus, 

Een pittige lezing deze zondag. De vorige paar zondagen gingen de lezingen over de leerlingen, en hoe ze niet begrepen dat Jezus zijn lijden moest ondergaan. Deze zondag zij het ons vergeven dat wij het niet begrijpen. Jezus spreekt opeens schokkende woorden, handen die afgehakt moeten worden – en voeten en ogen waar we wel zonder moeten kunnen – want dat alles is beter dan in de hel geworpen te worden.

Oef!

Jezus, wat doe je nu? Je zei allemaal van die aardige dingen. Over dat we goed moeten zijn voor elkaar en dat we gereed moeten zijn om te lijden onder onrecht, de andere wang toekeren en nu opeens schieten de vlammen eruit.

Letterlijk!

Het zijn taferelen die thuishoren in een horrorfilm. Niet in de goede boodschap!
Wat is hier aan de hand? 

De lezing begint met Johannes die zich er over beklaagt dat iemand anders wonderen doet in Jezus’ naam, zonder dat hij bij de leerlingen van Jezus hoort. We beginnen dus met Johannes, een niet verder genoemde buitenstaander en Jezus.

Johannes, weten we uit de andere passages in het Evangelie, is ook een beetje een opgewonden standje.  Samen met zijn broer Jacobus vraagt hij later aan Jezus of ze vuur uit de hemel moeten laten neerdalen als de Samaritanen – ook buitenstaanders -  lelijk zijn tegen Jezus.

En terwijl ik me dat bedacht viel me in, misschien gaat deze lezing wel niet over die buitenstaander – daar heeft Jezus het ook nauwelijks over: laat hem maar doen waar hij mee bezig is, dat is even niet onze zorg. Maar de lezing gaat over Johannes. En de harde taal van Jezus, gaat misschien juist over Johannes. Want Johannes kan ook erg hard zijn. In dat geval krijgt Johannes een koekje van eigen deeg. Het vuur dat hij graag over anderen uitstrooit, krijgt hij nu even terug.

Het is niet vreemd of verkeerd om boos te zijn. Als je nooit boos wordt in je leven dan is de kans groot dat je óók nergens meer om geeft. Boos zijn is  een reactie op onrecht. En nooit meer boos zijn betekent dan ook dat je nooit meer onrecht ziet, of je je er niet meer druk om maakt.

Dat is geen gezonde houding.

Maar ook boosheid moet haar maat houden. De reactie op onrecht kan, als je niet uitkijkt, je hele persoonlijkheid met zich mee sleuren. Uiteindelijk ben je dan alleen nog maar boos, op iedereen. Of erger nog: verandert je boosheid in haat. In afkeer. In een wens om anderen pijn te doen.
Maar als je je overgeeft aan die wens, aan woede en boosheid, dan ben jijzelf de eerste die zich er aan verbrand. Je ziet hetzelfde met zoiets als jaloezie of afgunst. Degene op wie men jaloers is heeft nergens last van, terwijl degene die jaloers is elke dag wordt gemarteld door zijn eigen afgunst.  
Zo werkt het ook met haat en afkeer. Iemand zei eens tegen mij: als je iemand haat, dan is dat hetzelfde als een fles vergif opdrinken in de hoop dat een ander doodvalt. De enige die je kapot maakt ben je zelf.

Dus misschien is dat wel wat Jezus probeert te zeggen. Als je een ander in het vuur wilt storten ben jij zelf de enige die zich er aan gaat branden, en die pijn is zo erg dat je zelfs beter een voet of een oog kan kwijtraken.

In het ergste geval raak je heel wat meer kwijt dan een arm of een been, maar word je helemaal opgegeten door je eigen emoties, door je angst, woede en haat, en wat blijft er dan van je over? Helemaal niks! Een hoopje smeulend as!

Een wijze les dus, van Jezus. Geen horrorverhaal maar een gezond steuntje in de rug. Denk om je geestelijke hygiëne Johannes. Laat je niet opjagen door alles en iedereen waarvan je denkt dat ze het fout doen. Als je dat niet doet ben jij zelf de gene die pijn moet lijden, en daar wordt niemand beter van.

Dit alles blijft een opdracht – ook voor ons. In onze zoektocht naar rechtvaardigheid mogen we boos zijn, maar moeten we het voorbeeld van Jezus Christus altijd voor ogen houden. Hij gooide ook wel eens een tafel omver, maar vergaf wie Hem kwaad wilden doen.

Mogen wij ook de weg naar vergeving vinden, zonder de rechtvaardigheid uit het ook te verliezen.

Amen.