Broeders en
zusters,
De eerste
lezing valt vandaag gelijk met de deur in huis: de eerste lezing vertelt het
verhaal over de schepping van de eerste mens, en hoe God voor hem een metgezel
maakt. “Het is niet goed voor mensen om alleen te zijn”, zegt God. (Gen
2,18-24). Daar zijn wij – letterlijk – niet op gemaakt.
Mensen
kunnen op allerlei manieren samenleven in gezins- en familieverband, in
gemeenschappen, in de samenleving als geheel, maar al die gemeenschappen hebben
iets met elkaar gemeen. Ze bestaan uit mensen die bij elkaar horen. Je hebt elkaar misschien niet altijd
uitgezocht, maar je bent wel bij elkaar geroepen
met de opdracht om er samen wat van te maken.
Wat dat
betreft is het niet heel veel anders of je een familie bent, een
kloostergemeenschap, een parochie, een dorp of de Kerk als geheel. Ze bestaan
uit unieke mensen die worden wie ze zijn door deel te nemen aan de groepen waar
ze bij horen.
Dat gaat
niet altijd even makkelijk. Samenleven is altijd een opdracht. Je kan jezelf niet altijd op de eerste plaats zetten, je
kan niet altijd krijgen wat je wil. Je moet concessies doen. Samenleven is iets
wat we moeten leren. Als we het niet kunnen, of als ons samenleven mislukt dan
merken we dat ook dan worden we ongelukkig. Het is belangrijk voor ons om te
blijven leren hoe het wel moet.
Vaak gaat
het ook goed, dan mogen we gelukkig zijn om wie we samen mogen zijn. Dan ben je
daar trots op. We doen het hier goed, we zijn blij met elkaar en samen doen we
de dingen die ons leven zinvol maken. Dat gaat soms heel diep.
Wat het
betekent als je als gemeenschap bij elkaar hoort, is denk ik goed uitgelegd
door een bekend persoon, die een tijdje geleden is overleden: de vorige
burgemeester van Amsterdam, Eberhard van der Laan.
Toen hij afscheid
moest nemen van zijn functie omdat hij al ernstig ziek was had hij het over
Amsterdam als een “lieve stad”. Zijn woorden hebben destijds heel veel indruk
gemaakt en ik moest er ook aan terugdenken aan dat interview toen ik deze preek
voorbereidde.
Wat betekent
het om een lieve stad te zijn? Een lieve familie, een lieve gemeenschap? Een
lieve parochie?
Waarschijnlijk
niet dat er nooit wat gebeurt, of dat er men nooit woorden heeft met elkaar, of
dat er nooit spanningen zijn, of geen wrijving, of dat dingen nooit ontzettend
mis gaan. Families waarin niet gekibbeld wordt bestaan niet, en steden en
landen waarin alles alleen maar goed gaat noemen we niet voor niets een utopie – een nergensland.
Wat het wel
betekent is denk ik het volgende:
Dat je een
familie, gemeenschap, kerk of stad bent waar de mensen niet als los zand aan
elkaar hangen, waar mensen niets bijzonders voelen bij de gemeenschap waar ze
bij horen; als ze zouden zeggen – het maakt mij niet uit, ik zou ook net zo
makkelijk bij een andere gemeenschap horen, een andere kerk, een andere
familie.
U hoort het
al, zo makkelijk gaat dat niet. Als dat zo maar zou gaan, als je een
gemeenschap zo maar in kon ruilen tegen een ander, dan was er iets mis. Dan is
het je om het even. Maar als dingen
je om het even zijn, dan zit de
liefde niet diep.
Dus
misschien is dat wat het betekent, als je in een lieve stad woont, misschien
wel in Amsterdam, of hier in Heemstede, of waar dan ook, zeg je eigenlijk: deze
plek is me dierbaar, ik zou hem voor geen goud willen inruilen voor een andere
plek – en zelfs als ik ergens anders zou moeten wonen is dat nog steeds de
plaats waar mijn hart naar uitgaat.
Zo mag het
ook voor ons zijn, hoeveel er ook verandert, wij horen als parochie en als kerk
bij elkaar. Deze plek, deze groep is ons dierbaar – het is de plek waar ons
hart naar uitgaat en waar we verantwoordelijkheid nemen voor elkaar.
De taak om
van onze kerk een lieve kerk te maken
is het werk van alledag, elke dag opnieuw moeten we die opdracht proberen waar
te maken. Als we ons daarvoor inzetten geven we inhoud aan onze roeping.
Amen.