Broeders en
zusters in Christus
Deze week
was ik een paar dagen in Glasgow. Hoewel ik alweer bijna tien jaar geleden
terug ben gekomen naar Nederland is het een plaats waar ik me altijd nog thuis voel.
Ik kom er graag. Het viel me op toen ik samen met mijn ouders door de stad liep
dat er weer meer bedelaars dan anders. Het viel me op. Waarschijnlijk omdat ik
er niet zoveel meer kom. Dan vallen zulke dingen op.
Treffend dan
dat we deze zondag dan het verhaal lezen van de blinde bedelaar Bartimeüs.
Iemand die
in deze wereld niets heeft om op terug te vallen. Als Bartimeüs hoort dat Jezus
in aantocht is zet hij een keel op van jewelste, en dat leidt haast tot een
opstoot – de mensen om Jezus heen vinden dat die vervelende bedelaar zijn mond
maar moet houden!
Dat is
interessant, wat hier gebeurt. Zijn al die mensen altijd stil? Integendeel, dat
zijn grote massa’s nooit. Het zal een leven van jewelste zijn geweest rondom
Jezus die als een idool rondging door het land, op weg naar Jeruzalem!
We moeten
dus niet doen alsof dit een soort stille processie was, met Jezus die heel
keurig opgeborgen eerbiedig wordt rondgedragen totdat zo`n onbeschaafde
bedelaar wat roept.
Het probleem
zit dus ergens anders: als Bartimeüs begint te roepen is hij opeens aanwezig. En daar schrikken de mensen
van. Ze hadden Bartimeüs anders helemaal niet opgemerkt! Ze hadden hem niet
gehoord en niet gezien! Hij is één van de vele half-menselijke schimmen bij de
poort. Mensen waar je langsheen kijkt. Elke dag opnieuw.
Zelfs hun
stemgeluid, vragend om wat kleingeld voor een bakje koffie of een slaapplaats
voor de nacht, het wordt al kouder, zelfs
dat verdwijnt als vanzelf naar de achtergrond.
Zo, langzaam
maar zeker vallen mensen weg uit de menselijke gemeenschap. Ze worden
onzichtbaar en onhoorbaar. Niet door magie – maar omdat mensen ze niet willen, niet meer kunnen zien.
Het is
moeilijk om naar mensen te kijken, aandacht te hebben, voor mensen die het
moeilijk hebben, mensen die lijden. Het staat mensen tegen, op een hele
elementaire manier kunnen mensen daar niet goed mee omgaan – en de meest
elegante wijze om daar mee om te gaan – het is niet eens zo’n bewuste keuze –
is om weg te kijken, of liever – er een beetje langsheen kijken. Anders valt het zo op.
Veel mensen
kunnen niet zomaar aandacht hebben voor mensen die lijden. Wie dat wel kan
heeft daar vaak lang over gedaan om het te leren. Maar als iemand die langzaam
maar zeker onzichtbaar aan het worden zich opeens vierkant en wel kenbaar aan
je maakt is de eerste reactie vaak heel primair: weg ermee! Wat onzichtbaar is,
moet onzichtbaar blijven! Wat ik nu zie en hoor verontrust mij teveel!
Wat
bijzonder toch: er zit een blinde man langs de weg die alles opmerkt, die weet
wie Jezus is, en dat Hij langskomt, dat Hij macht heeft over leven en dood. Dat
Hij zijn redding kan zijn. Dat weet hij en voelt hij allemaal. Hij mag dan wel
blind zijn, maar hij merkt alles op.
En dan is er
de menigte gezonde mensen. Hun ogen en oren doen gewoon waar ze voor gemaakt
zijn. Ze hebben zelfs Jezus in hun midden heeft – Jezus! - en dan nog zien ze Bartimeüs
niet en horen ze Bartimeüs niet. En als die onopmerkzaamheid door de luid
roepende Bartimeus wordt bevraagd schieten ze gelijk in hun
verdedigingsmechanisme. Weg met die vent! Hij stoort Jezus nog!
Het mooie
van dit soort mechanismen is wel, het zit nooit diep. Dat is hoopvol, ook voor
ons. Als Jezus vraagt wat er aan de hand is verdwijnt het verzet tegen
Bartimeus als sneeuw voor de zon, en ze moedigen hem zelfs aan.
Wat is dat
toch wonderlijk hoe zo`n menigte als een blad aan de boom kan omslaan. Ook daar
is een les. Want het kan ook makkelijk de andere kant opgaan. We zullen dit ook
zien als we met Jezus in Jeruzalem zijn.
Als Jezus Bartimeus
geneest wordt hij een volgeling van Jezus. Hij is niet meer gezeten aan de rand
van de weg, maar bevindt zich op weg met
Hem die hem genezen heeft. En die
menigte? Blijven die mensen allemaal Jezus volgen? Nee. Ik denk van niet.
Die
opmerkzaamheid, de tekenen van de tijd leren kennen, de wil van God kunnen
onderscheiden. Kunnen vermoeden, opmerken, waar God in de wereld werkzaam is.
Wat hij wil wat wij doen. Dat zijn allemaal gaven van de Heer, gaven die wij alleen
kunnen opvangen vanuit een houding van geloof en opmerkzaamheid. Niet op de
automatische piloot.
We kunnen
geen wonderen afdwingen. We kunnen niet zeggen – wat ons probleem ook is – als ik
maar lang genoeg positief denk dan
komt er als vanzelf wel een uitkomst. Zo werkt dat niet: wonderen zijn altijd
radicaal. We kunnen ze ontvangen – maar nooit
aanmatigen.
Tegelijkertijd
kunnen we ook geen wonder, geen aanraking van de Heer ontvangen zonder die
opmerkzaamheid zonder die openheid in
onze ziel. Openheid naar anderen toe, openheid voor de nieuwe tijd. Openheid
voor het onverwachtse.
Als we ons
daarin proberen te oefenen staan we met open armen gereed om te ontvangen wat God
ons geven wil. In liefde, vertrouwen, en geloof. Amen.