Enkele dagen geleden vond er een debat plaats tussen Thierry
Baudet en SGP-voorman Kees van der Staaij over het cultuurchristendom. Één van
de gespreksonderwerpen was of het christendom de westerse cultuur kan revitaliseren of zelfs
“redden”. Het is een fascinerende vraag, en één die ik mezelf ook langere tijd
stel.
We zijn erfgenamen van een christelijke cultuur waar uit het
christelijke geloof vrijwel geheel verdampt is. Christelijke waarden, ideeën en
levenshoudingen zijn vreemd geworden voor het grootste deel van de autochtone
bevolking.
In de tijd voor Kerst lezen we in het Lucasevangelie
bijvoorbeeld over Johannes de Doper, over hoe met stevige woorden de mensen oproept tot bekering . Één van de
tegenwerpingen die hij te horen heeft gekregen is hoe de mensen zeggen kinderen
van Abraham te zijn. Ze beroepen zich daar op tegenover God.
Johannes de Doper brengt dan als boodschap dat God zelfs uit
de stenen die her en der liggen kinderen van Abraham verwekken. Zijn boodschap
was dat je je tegenover God niet enkel op een afstamming of een opvoeding beroepen.
Deze woorden mogen we ook op onszelf toepassen.
Wij zijn erfgenamen van een christelijke cultuur, maar als
die cultuur haar ziel verliest is het niet de taak van de kerk, of van de
christelijke gelovigen om deze te ‘redden ‘ – alsof dat in onze macht ligt! Enkel
God is Heer van de geschiedenis.
Het is een beetje alsof het volk rond Johannes de Doper aan
hem zou vragen om hun “Abrahamitische” cultuur, die bedreigd wordt door de
globalistische Griekse cultuur en de
bevoogding van het internationale Romeinse Rijk, te gaan redden of herstellen. Het antwoord van Johannes is dat men zich tot God
moest bekeren, dat men zijn of haar leven moet zuiveren in blijde afwachting
van de komst van de Messias. De Messias die niet gekomen is om dingen in stand te houden, maar om ons leven te
vernieuwen – te dopen met de Heilige
Geest en Vuur.
Ook de Heilige Augustinus kan ons een handreiking bieden om
dit te begrijpen. Hij leefde in de tijd van de ondergang van het Romeinse Rijk
en schreef in zijn Stad Gods
uitvoerig over de relatie tussen wat gericht is op de Eeuwigheid, de kerk en
het geloof, (de stad Gods) en datgene dat gericht is op het menselijke welzijn
in de tijd (de aardse stad) . Elke ‘aardse stad’ kan in verval raken. Zij is instabiel want haar fundament is de
menselijke eigenliefde en niet de liefde van God .
Als een samenleving niet meer het goede wil doen werkt zij naar
haar eigen ondergang toe. Als een cultuur verandert of zelfs verdwijnt dan
raakt dat de aardse stad, maar niet de Stad
Gods. De gemeenschap van christenen die samen op weg zijn naar God. Zelfs als onze beschaving zou ophouden
gaat de kerk op Aarde verder.
Het cultuurchristendom van Thierry Baudet – de neiging de culturele vruchten van
het geloof, maar niet het geloof zelf te omarmen - lijkt dan wat op de verzuchting van de
leerlingen over de Tempel in Jeruzalem:
“kijk eens wat een fraaie stenen!”.
Zij moesten ook leren dat het uiteindelijk niet om de buitenkant gaat.
Het christendom is te groot voor één cultuur. Wie hier
geboren is, gevormd wordt door het christendom en zich medeverantwoordelijk
weet voor het erfgoed van de christelijke cultuur in deze streken krijgt in
de eerste plaats een opdracht mee.
Enkel als wij de opdracht om wat in ons hart leeft opnieuw
te verwerkelijken in de wereld krijgt de
christelijke cultuur een nieuwe zin, een
nieuwe inhoud en een nieuwe toekomst.
Deze column verscheen eerder in het Nederlands Dagblad