Sunday, 3 February 2019

Hij ging midden tussen hen door...

In die tijd begon Jezus in de Synagoge te spreken: “Het Schriftwoord dat gij zojuist gehoord hebt is thans in vervulling gegaan.” 

Allen betuigden Hem hun instemming en verbaasden zich, dat woorden, zo vol genade uit zijn mond vloeiden. Ze zeiden: “Is dat dan niet de zoon van Jozef?” 

Hij zei hun: “Natuurlijk zult ge Mij dit spreekwoord voorhouden: Geneesheer, genees uzelf: doe al wat, naar wij vernamen, in Kafarnaüm gebeurd is, nu ook hier in uw vaderstad.” Maar Hij gaf er dit antwoord op: “Voorwaar, Ik zeg u: geen profeet wordt aanvaard in zijn eigen vaderstad. En het is waar wat Ik u zeg: in de tijd van Elia immers, toen de hemel drie jaar en zes maanden gesloten bleef en een grote hongersnood uitbrak over het hele land, waren er veel weduwen in Israël; toch werd Elia tot niemand van haar gezonden dan tot een weduwe te Sarepta, in het gebied van Sidon. En in de tijd van de profeet Elisa waren er vele melaatsen in Israël; toch werd niemand van hen gereinigd, behalve de Syriër Naäman.” 

Toen ze dit hoorden werden allen die in de synagoge waren woedend. Ze sprongen overeind, joegen Hem de stad uit en dreven Hem voort tot aan de steile rand van de berg waarop hun stad gebouwd was, om Hem daar in de afgrond te storten. Maar Hij ging midden tussen hen door en vertrok.


Misschien heeft u het wel eens meegemaakt dat u aan een nieuwe taak begon, een nieuwe baan missschien, en dat uw reputatie u al vooruitsnelde. De verwachtingen die de mensen in uw nieuwe omgeving hebben zijn dan levensgroot. Uw eerdere professionele successen worden groter en groter gemaakt, er wordt misschien nog wat bijverzonnen – want zo gaat dat als er druk over mensen gepraat wordt… En voor u het weet wordt u binnengehaald als de redder van de onderneming. Die euforie duurt dan tot de eerste moeilijke beslissingen moeten worden genomen en de verwachtingen stuk slaan op de harde realiteit.

Heel vaak zien we dan dat mensen boos worden. Niet op zichzelf, omdat ze de verkeerde verwachtingen koesterden en daar hardnekkig aan vast bleven houden, maar op degene waar ze zoveel van verwachtten. Dat die hij niet degene is die zij gehoopt hadden. Hij is een slappeling! Hij heeft gefaald!

Zoiets gebeurt er vandaag in de synagoge van Nazareth. Het is het vervolg op de lezing van vorige week, maar die eindigde in vreugde. Nu willen mensen Jezus van de rots gooien. Laten we even teruggaan naar vorige week. Jezus is terug in het dorp waar hij is opgegroeid. Dat is waar de mensen hem kennen, de zoon van Josef de Timmerman. Ze kennen zijn familie. Jezus is naar de grote stad gegaan en daar gebeuren allemaal bijzondere dingen. Wonderen. Genezingen. Het kwaad wordt weggestuurd en uitgebannen.

En dan komt hij terug naar Nazareth. U begrijpt wel, de spanning stijgt ten top. En als Hij dan ook nog zegt dat hij komt om de beloften van God te vervullen schiet het dak bijna van de synagoge. Als Hij al die grote dingen heeft gedaan in de grote stad Kapernaum, wat gaat hij hier dan wel niet doen?

Jezus echter ziet het hart van de mensen. Hij voelt hoe ze als het ware achterover gaan zitten om al die prachtige dingen mee te gaan maken. Maar Jezus is niet op zoek naar zelfverzekerde verwachting, maar op geloof. En dát vindt Hij niet.

Hij vindt mensen die denken dat ze recht hebben op wonderen . Dat is het tegendeel van geloof. Wonderen zijn net als Vergeving en de Genade van God zaken waar je per definitie geen recht op hebt. Je mag er op hopen, je mag er om vragen. Maar je kan niet zeggen. Ik heb er recht op.

Dat kan ook voor ons wel eens moeilijk te accepteren zijn, want we leven in een samenleving waarin de magische bezwering “Ik heb recht op” te pas en te onpas van stal wordt gehaald. Mensen geloven dat ze op bijzonder veel recht hebben. En dan vooral recht hebben om hun zin te doen.

Als Jezus vertelt over de profeten uit de Bijbel, die naar de weduwe in Sarefta ging, en die de Syriër Naäman genas, dan zegt hij: “ik kijk net als de profeten niet naar wie er het meeste “recht” op iets denkt te hebben. Ik kijk naar de mensen zelf, en waar hun hart ligt.” De weduwe en de Syriër waren in de wereld van de Bijbel bij uitstek mensen die nergens recht op hadden, absolute buitenstaanders waar je eigenlijk niet eens mee om mag gaan.
God gooit alle verwachtingen van de mensen omver.

En dan zegt Jezus met zoveel woorden: ik ga verder aan deze plaats voorbij want jullie begrijpen niet waar het echt om gaat. Ik ben niet van jullie omdat ik hier vandaan kom.

Dán worden ze boos, en als ze hem niet kunnen grijpen om Jezus voor hén te laten werken dan proberen ze hem te grijpen om hem van de hoogte van het dorp af te gooien. Wat ze niet voor zichzelf kunnen inpikken, proberen ze dan maar kapot te maken. Het dorp Nazareth werd inderdaad niet bewogen door liefde en geloof, en verwachting op de komst van de Heer, maar door rancune en jaloezie, en de giftige, bittere angst om iets tekort te komen.

Maar Jezus ging midden tussen hen door. We kunnen Jezus niet voor ons karretje spannen, hem dwingen te gaan waar Hij niet moet zijn, dan gaat Hij langs ons heen.  En weer op weg , door het Joodse land en daarbuiten. Op zoek naar mensen die willen openstaan voor Hem. Voor wie Hij echt is.

We kunnen God niet voor ons karretje spannen. We kunnen hem niet grijpen en hem ónze wil te laten doen. Wij kunnen ons slechts laten vinden. Dát is ónze taak. Niet krampachtig vasthouden waar je denkt op recht te hebben maar open staan voor alle goede dingen die de mensen en God zelf ons willen geven.

Amen.