Allen betuigden Hem hun instemming en verbaasden zich, dat woorden, zo vol genade uit zijn mond vloeiden. Ze zeiden: “Is dat dan niet de zoon van Jozef?”
Hij zei hun: “Natuurlijk zult ge Mij dit spreekwoord voorhouden: Geneesheer, genees uzelf: doe al wat, naar wij vernamen, in Kafarnaüm gebeurd is, nu ook hier in uw vaderstad.” Maar Hij gaf er dit antwoord op: “Voorwaar, Ik zeg u: geen profeet wordt aanvaard in zijn eigen vaderstad. En het is waar wat Ik u zeg: in de tijd van Elia immers, toen de hemel drie jaar en zes maanden gesloten bleef en een grote hongersnood uitbrak over het hele land, waren er veel weduwen in Israël; toch werd Elia tot niemand van haar gezonden dan tot een weduwe te Sarepta, in het gebied van Sidon. En in de tijd van de profeet Elisa waren er vele melaatsen in Israël; toch werd niemand van hen gereinigd, behalve de Syriër Naäman.”
Toen ze dit hoorden werden allen die in de synagoge waren woedend. Ze sprongen overeind, joegen Hem de stad uit en dreven Hem voort tot aan de steile rand van de berg waarop hun stad gebouwd was, om Hem daar in de afgrond te storten. Maar Hij ging midden tussen hen door en vertrok.
Misschien
heeft u het wel eens meegemaakt dat u aan een nieuwe taak begon, een nieuwe
baan missschien, en dat uw reputatie u al vooruitsnelde. De verwachtingen die
de mensen in uw nieuwe omgeving hebben zijn dan levensgroot. Uw eerdere
professionele successen worden groter en groter gemaakt, er wordt misschien nog
wat bijverzonnen – want zo gaat dat als er druk over mensen gepraat wordt… En
voor u het weet wordt u binnengehaald als de redder van de onderneming. Die
euforie duurt dan tot de eerste moeilijke beslissingen moeten worden genomen en
de verwachtingen stuk slaan op de harde realiteit.
Heel vaak
zien we dan dat mensen boos worden. Niet op zichzelf, omdat ze de verkeerde
verwachtingen koesterden en daar hardnekkig aan vast bleven houden, maar op
degene waar ze zoveel van verwachtten. Dat die hij niet degene is die zij
gehoopt hadden. Hij is een slappeling! Hij heeft gefaald!
Zoiets
gebeurt er vandaag in de synagoge van Nazareth. Het is het vervolg op de lezing
van vorige week, maar die eindigde in vreugde. Nu willen mensen Jezus van de
rots gooien. Laten we even teruggaan naar vorige week. Jezus is terug in het
dorp waar hij is opgegroeid. Dat is waar de mensen hem kennen, de zoon van
Josef de Timmerman. Ze kennen zijn familie. Jezus is naar de grote stad gegaan
en daar gebeuren allemaal bijzondere dingen. Wonderen. Genezingen. Het kwaad
wordt weggestuurd en uitgebannen.
En dan komt
hij terug naar Nazareth. U begrijpt wel, de spanning stijgt ten top. En als Hij
dan ook nog zegt dat hij komt om de beloften van God te vervullen schiet het
dak bijna van de synagoge. Als Hij al die grote dingen heeft gedaan in de grote
stad Kapernaum, wat gaat hij hier dan wel niet doen?
Jezus echter
ziet het hart van de mensen. Hij voelt hoe ze als het ware achterover gaan
zitten om al die prachtige dingen mee te gaan maken. Maar Jezus is niet op zoek
naar zelfverzekerde verwachting, maar op geloof. En dát vindt Hij niet.
Hij vindt
mensen die denken dat ze recht hebben op
wonderen . Dat is het tegendeel van geloof. Wonderen zijn net als Vergeving
en de Genade van God zaken waar je per
definitie geen recht op hebt. Je mag er op hopen, je mag er om vragen. Maar
je kan niet zeggen. Ik heb er recht op.
Dat kan ook
voor ons wel eens moeilijk te accepteren zijn, want we leven in een samenleving
waarin de magische bezwering “Ik heb recht op” te pas en te onpas van stal
wordt gehaald. Mensen geloven dat ze op bijzonder veel recht hebben. En dan
vooral recht hebben om hun zin te doen.
Als Jezus
vertelt over de profeten uit de Bijbel, die naar de weduwe in Sarefta ging, en
die de Syriër Naäman genas, dan zegt hij: “ik kijk net als de profeten niet
naar wie er het meeste “recht” op iets denkt te hebben. Ik kijk naar de mensen
zelf, en waar hun hart ligt.” De weduwe en de Syriër waren in de wereld van de
Bijbel bij uitstek mensen die nergens
recht op hadden, absolute buitenstaanders waar je eigenlijk niet eens mee om
mag gaan.
God gooit
alle verwachtingen van de mensen omver.
En dan zegt
Jezus met zoveel woorden: ik ga verder aan deze plaats voorbij want jullie
begrijpen niet waar het echt om gaat. Ik ben niet van jullie omdat ik hier
vandaan kom.
Dán worden
ze boos, en als ze hem niet kunnen grijpen om Jezus voor hén te laten werken
dan proberen ze hem te grijpen om hem van de hoogte van het dorp af te gooien. Wat
ze niet voor zichzelf kunnen inpikken, proberen ze dan maar kapot te maken. Het
dorp Nazareth werd inderdaad niet bewogen door liefde en geloof, en verwachting
op de komst van de Heer, maar door rancune en jaloezie, en de giftige, bittere
angst om iets tekort te komen.
Maar Jezus ging midden tussen hen
door. We kunnen
Jezus niet voor ons karretje spannen, hem dwingen te gaan waar Hij niet moet
zijn, dan gaat Hij langs ons heen. En weer op weg , door het Joodse land en
daarbuiten. Op zoek naar mensen die willen openstaan voor Hem. Voor wie Hij
echt is.
We kunnen God niet voor ons karretje spannen. We kunnen hem niet grijpen en hem ónze wil te
laten doen. Wij kunnen ons slechts laten vinden. Dát is ónze taak. Niet
krampachtig vasthouden waar je denkt op recht te hebben maar open staan voor
alle goede dingen die de mensen en God zelf ons willen geven.
Amen.