In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen:
“Zoals het ging in de dagen van Noach, zo zal het gaan bij de komst van de
Mensenzoon. Zoals de mensen in de dagen vóór de zondvloed doorgingen met eten
en drinken, met huwen en ten huwelijk geven, tot op de dag waarop Noach de ark
binnenging, en zij niets vermoedden totdat de zondvloed kwam en allen wegrukte:
zo zal het gaan bij de komst van de Mensenzoon.
Dan zullen er twee op de akker zijn: de een
wordt meegenomen, de ander achtergelaten: twee vrouwen zullen met de molen aan
het malen zijn: de een wordt meegenomen, de andere achtergelaten. Weest dus
waakzaam, want gij weet niet op welke dag uw Heer komt.
Begrijpt dit wel: als de eigenaar van het huis
wist op welk uur van de nacht de dief zou komen, zou hij blijven waken en in
zijn huis niet laten inbreken. Weest ook gij dus bereid, omdat de Mensenzoon
komt op het uur waarop gij het niet verwacht.”
Broeders en
zusters, beste kinderen, papa’s en mama’s, opa’s en oma’s.
We vieren
vanavond/vandaag de eerste zondag van de Advent, we beginnen aan de periode van
vier weken, vier zondagen, waarin we uitkijken naar de Kersttijd.
Maar het
Evangelie van deze zondag is best moeilijk. Het lijkt wel alsof Jezus zegt dat
als Hij komt niet iedereen mee mag doen.
Op de dag
dat Hij komt, lezen we, staan er twee mensen in het veld, één wordt meegenomen
en één blijft achter. Twee staan er te malen in de molen, één wordt meegenomen
en één blijft achter.
Ik moet dan
toch uit mezelf een beetje terugdenken aan al die keren dat je als laatste
gekozen werd bij gym. Of gewoon overgeslagen. Of voor de grote mensen: stel je
voor dat je hele straat de postcodeloterij wint, en dat alleen jij geen lootje
hebt gekocht. Anderen mogen mee naar het grote feest, en jij blijft achter.
Daar is niks
leuks aan. Dat is dan als een Kerstfeest waarin maar de helft van het land mee
mag doen en de andere helft maar buiten in de sneeuw moet blijven staan en naar
binnen kijken. Dat kan de bedoeling niet zijn!
Nu lazen we een paar weken geleden lazen we hier in de kerk het verhaal van een belangrijke man, een soort van Koning zeg maar, die een Groot Feest wilde houden voor heel veel mensen. Dat verhaal helpt ons misschien te begrijpen wat Jezus bedoelt.
Maar de
mensen die waren uitgenodigd wilden toen het eten klaar was en het drinken
ingeschonken niet komen. Omdat ze het te druk hadden met van alles en nog wat: de één moest
zijn nieuwe auto uitproberen, en de ander was net baas geworden van een fabriek
in Limburg en de derde moest op zakenreis naar China. Of althans, zoiets was
het.
Daarom
kwamen ze niet, en heeft de Koning allemaal andere mensen uitgenodigd die
andere mensen altijd oversloegen: Mensen die
ziek waren, of oud, en mensen die altijd als laatste werden gekozen bij gym,
of elke week het verkeerde lootje kochten.
Zo werd het toch nog een gezellig feest!
Maar stel je
nu voor dat die mensen die weggegaan waren toch gebleven waren, mopperend om
die uitnodiging terwijl ze zoveel belangrijke grotemensendingen te doen hadden.
Ik stel me
voor dat die dan onder het Grote Feestdiner helemaal niet genieten van het
lekkere eten en drinken, en niet te praten met de mensen om hem heen.
De een zit
dan onder het eten alleen maar te Facetimen met China. En de ander is in zijn
hoofd alleen maar aan het autorijden in zijn nieuwe auto – zo`n Tesla
Cybertruck misschien - en als iemand wat vraagt zegt hij alleen maar “euhm,
huhu” , en de derde zit de hele avond op zijn mobieltje naar plaatjes van fabrieksmachines
te kijken.
Dat wordt
dan ook geen leuk feest. Denk ik dan.
Dus
misschien is dat wat het betekent, dat ‘meekomen en achterblijven’ als Jezus
komt.
Als Jezus
komt om het Grote Feest met alle mensen te vieren dan kun je alleen meedoen als
je … dat leuk vindt.
Als je dat
helemaal niet leuk vindt, omdat je alleen maar bezig bent met een nieuwe auto,
of een nieuwe windmolen, of met hoe je aan nog meer grond kan komen en niet
wilt denken aan andere mensen om je heen, dan kun je niet meer kan laten
verrassen door het mooiste cadeau ter wereld….
Dan wordt het geen leuk feest.
Niet voor
jou, en niet voor alle andere mensen. Voor niemand.
Wat betekent
het dan om mee te kunnen naar het Grote Feest van God?
Het betekent
dat iedereen mee mag. Hoe je er ook uitziet, en of je ouders nu wat meer of
minder geld hebben. Of je in een groot of in een klein huis woont, of je in een
rolstoel zit of niet. Iedereen mag mee!
Dat betekent
dus ook dat als je meegaat je het ook mee gezellig moet maken voor iedereen.
Als je naar het feest gaat en je zegt “ik wil alleen maar praten met die en die”
of “ik wil niet naast iemand in een rolstoel zitten” of “ik ben zo belangrijk
dat ik op een gouden stoel moet zitten en alle andere mensen niet", dan
wordt het niks met dat feest. En als je niet naar het feest wil omdat je bang
bent dat je dan een voordeeltje misloopt, tja, dat schiet ook niet op.
Het wordt
feest voor iedereen, of het wordt
helemaal geen feest. Dat is de keuze.
Als we
kiezen om feest te vieren met iedereen, dan worden we niet teleurgesteld. In de
Bijbel lezen we in het boek Openbaringen in beelden en symbolen wat dat zal
zijn. Mensentaal kan het niet onder woorden brengen. Hoeveel woorden je uit je
hoofd gaat leren op school, het gaan er nooit genoeg zijn om uit te kunnen
leggen hoe mooi dat gaat zijn.
Laten we ons
dus gereed maken, de komende weken om Kerst te vieren – de geboorte van Jezus –
en daarna zo leven dat we altijd gereed zijn om het Grote Feest mee te vieren
wanneer de Heer weer naar de wereld komt.
Amen.