Het was nu omtrent het zesde uur; er
viel duisternis over heel de streek tot aan het negende uur toe,
doordat de zon geen licht meer gaf. Het voorhangsel van de tempel scheurde middendoor. Toen riep Jezus met luider stem: ‘Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest.’ Nadat Hij dit gezegd had, gaf Hij de geest. Nu was er een zekere Jozef, lid van de Hoge Raad, een welmenend en rechtschapen man.
doordat de zon geen licht meer gaf. Het voorhangsel van de tempel scheurde middendoor. Toen riep Jezus met luider stem: ‘Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest.’ Nadat Hij dit gezegd had, gaf Hij de geest. Nu was er een zekere Jozef, lid van de Hoge Raad, een welmenend en rechtschapen man.
Deze ging naar Pilatus en vroeg om het lichaam van Jezus. Na het
van het kruis genomen te hebben, wikkelde hij het in een lijkwade. Vervolgens
legde hij Hem in een graf, dat in een steen was uitgehouwen en waarin nog nooit
iemand was neergelegd.
Op de eerste dag van de week echter gingen zij zeer
vroeg in de morgen naar het graf, met de welriekende kruiden die zij klaar
gemaakt hadden. Zij vonden de steen weggerold van het graf, gingen
binnen, maar vonden er het lichaam van de Heer Jezus niet.
Terwijl zij
niet wisten wat daarvan te denken, stonden er plotseling twee mannen voor hen
in een stralend wit kleed. Toen zij van schrik bevangen het hoofd naar de
grond bogen, vroegen de mannen haar: ‘Wat zoekt ge de levende bij de
doden?
Hij is niet hier, Hij is verrezen.’
Broeders en
zusters
Vandaag zijn
we bij elkaar voor de Gedachtenis van Allerzielen, de dag in het jaar dat we
bijzonder denken aan alle mensen die ons dierbaar waren en ons zijn voorgegaan
in de dood. De mensen die we goed kenden, familie of vrienden.
Soms iemand
die oud is, zijn of haar leven geleefd heeft en waarvan we kunnen zeggen: het
is goed geweest. Maar soms ook mensen die onverwachts uit ons leven zijn
weggerukt, door een ongeluk of een andere tragedie, en wiens overlijden een
diep gat slaat in ons leven.
Een gat zo
diep dat het jaren kan duren voordat het litteken zich gevormd heeft. Want het leven
slaat littekens. De wond kan dan wel uiteindelijk genezen zijn, maar we kunnen
nog steeds zien waar de wond zat. En ook na jaren kan het allemaal nog wat rauw
voelen.
Rouw is een
gevoel dat ons niet alleen treft als we mensen moeten missen, maar ook als er
een einde komt aan plaatsen, zaken of relaties die betekenis gaven aan ons
leven. Als we afscheid moeten nemen van een huis, of een baan. Of een plaats
die ons nauw aan het hart lag. We denken bijvoorbeeld bijzonder aan de
Jozefkerk die een paar maanden geleden heeft moeten sluiten.
Natuurlijk,
het is van een andere orde. Maar ook dat gevoel van gemis is écht. Want rouw of
verdriet is de andere kant van het gevoel van liefde en genegenheid. Daar horen
gevoelens van verdriet en rouw bij. Dat is niet vreemd of raar. En het kan ons
veel vertellen over wat er écht toe doet in het leven.
Maar onze
gevoelens van rouw of verlies zijn ook niet het einde van het verhaal.
Ik was
vandaag in de sacristie van de Jozefkerk waar de gewaden en het vaatwerk werden
weggegeven aan andere kerken. U kunt zich voorstellen dat dat wel even een
moeilijk was voor de vrijwilligers van de Jozefkerk die er bij waren. Het was
best even een verdrietig moment.
Mijn oog
viel was een oud vierstel – een koorkap,
kazuifel en twee dalmatieken, nog van voor het Concilie - dat opgevouwen werd
en zou worden meegenomen.
Ik moest
toen denken aan de woorden van Jesaja: “Mijn leven” schrijft hij “is
afgebroken, opgerold als een herderstent. Als een wever heb ik mijn leven
gesponnen, bij de schering snijdt Hij (God) het af.”
Daar ligt
het leven dan,als we aan het eind gekomen zijn.
Als een vierstel opgevouwen. Afgedaan. Klaar om opgehaald te worden. Wat
zou er mee gebeuren?
Toen het
vierstel werd opgehaald door vrijwilligers vertelden ze me dat het een nieuw
begin zou krijgen. Het zou naar de missie gaan, en de kostbare stof zou gebruikt worden om nieuwe gewaden te maken
voor de kerk in Ethiopië. Wat je dierbaar was krijgt een nieuw leven op een
onverwachtse plaats. Als je dat hoort, voel je je toch al weer iets minder
verdrietig.
Toen moest
ik denken aan de woorden uit de prefatie voor de Overledenen, die we bidden bij
de Uitvaartmis. “Gij neemt het leven God niet van ons af. Gij maakt het nieuw.”
In het Evangelie lezen we over de dood en de
verrijzenis van Jezus. Hoe hij van het
kruis wordt afgenomen, begraven. We kunnen ons voorstellen hoe er toen over Hem
gepraat is door de mensen uit Jeruzalem. Hoe hij is afgedankt, afgesneden, zijn
groep opgerold – en nu was het voorbij.
Het verhaal
van Jezus zou het verhaal van alle mensen zijn. Als je leven voorbij is wordt
je opgehaald en meegenomen en dat is het dan. En als je naam niet meer genoemd
wordt, als je sporen zijn uitgewist dan is alles voorbij. Dan rest alleen nog
een betekenisloze leegte.
Maar Jezus
laat zien dat het anders gaat. Hij doorbreekt de vanzelfsprekendheid van de
dood en geeft het leven een nieuwe inhoud en betekenis.
Zo wordt het
verhaal van Jezus het verhaal voor alle mensen.
Want alle mensen zijn geroepen
om te mogen leven bij God. Jezus is de “eerstgeborene van vele broeders”. Dat
mag ons helpen als wij verdriet voelen. Er is een plaats voor ons gereedgemaakt
in Gods Huis om daar te mogen wonen. De herderstent van ons leven wordt opgerold, maar alles wat goed was in ons leven krijgt een nieuwe plek in de nieuwe hemel en de nieuwe aarde.
Als ons
leven afgelopen is, gaan we dus niet als oude lappen op de hoop.
Wij worden nieuw gemaakt,
gereinigd, zorgvuldig hersteld. Zo hersteld dat we meer zullen zijn dan we
waren. Prachtig,
nieuw, bij God, als een juweel in zijn hemels Jeruzalem. Amen.