Saturday, 2 November 2019

Opgerold als een herderstent..


Het was nu omtrent het zesde uur; er viel duisternis over heel de streek tot aan het negende uur toe,
doordat de zon geen licht meer gaf. Het voorhang­sel van de tempel scheurde middendoor. Toen riep Jezus met luider stem: ‘Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest.’ Nadat Hij dit gezegd had, gaf Hij de geest. Nu was er een zekere Jozef, lid van de Hoge Raad, een welmenend en rechtschapen man. 
Deze ging naar Pilatus en vroeg om het lichaam van Jezus. Na het van het kruis genomen te hebben, wikkelde hij het in een lijkwade. Vervolgens legde hij Hem in een graf, dat in een steen was uitgehouwen en waarin nog nooit iemand was neergelegd. 
Op de eerste dag van de week echter gingen zij zeer vroeg in de morgen naar het graf, met de welriekende kruiden die zij klaar gemaakt hadden. Zij vonden de steen weggerold van het graf, gingen binnen, maar vonden er het lichaam van de Heer Jezus niet. 
Terwijl zij niet wisten wat daarvan te denken, stonden er plotseling twee mannen voor hen in een stralend wit kleed. Toen zij van schrik bevangen het hoofd naar de grond bogen, vroegen de mannen haar: ‘Wat zoekt ge de levende bij de doden? 
Hij is niet hier, Hij is verrezen.’

Broeders en zusters

Vandaag zijn we bij elkaar voor de Gedachtenis van Allerzielen, de dag in het jaar dat we bijzonder denken aan alle mensen die ons dierbaar waren en ons zijn voorgegaan in de dood. De mensen die we goed kenden, familie of vrienden.

Soms iemand die oud is, zijn of haar leven geleefd heeft en waarvan we kunnen zeggen: het is goed geweest. Maar soms ook mensen die onverwachts uit ons leven zijn weggerukt, door een ongeluk of een andere tragedie, en wiens overlijden een diep gat slaat in ons leven.
Een gat zo diep dat het jaren kan duren voordat het litteken zich gevormd heeft. Want het leven slaat littekens. De wond kan dan wel uiteindelijk genezen zijn, maar we kunnen nog steeds zien waar de wond zat. En ook na jaren kan het allemaal nog wat rauw voelen.

Rouw is een gevoel dat ons niet alleen treft als we mensen moeten missen, maar ook als er een einde komt aan plaatsen, zaken of relaties die betekenis gaven aan ons leven. Als we afscheid moeten nemen van een huis, of een baan. Of een plaats die ons nauw aan het hart lag. We denken bijvoorbeeld bijzonder aan de Jozefkerk die een paar maanden geleden heeft moeten sluiten.

Natuurlijk, het is van een andere orde. Maar ook dat gevoel van gemis is écht. Want rouw of verdriet is de andere kant van het gevoel van liefde en genegenheid. Daar horen gevoelens van verdriet en rouw bij. Dat is niet vreemd of raar. En het kan ons veel vertellen over wat er écht toe doet in het leven.
Maar onze gevoelens van rouw of verlies zijn ook niet het einde van het verhaal.  

Ik was vandaag in de sacristie van de Jozefkerk waar de gewaden en het vaatwerk werden weggegeven aan andere kerken. U kunt zich voorstellen dat dat wel even een moeilijk was voor de vrijwilligers van de Jozefkerk die er bij waren. Het was best even een verdrietig moment.
Mijn oog viel  was een oud vierstel – een koorkap, kazuifel en twee dalmatieken, nog van voor het Concilie - dat opgevouwen werd en zou worden meegenomen.

Ik moest toen denken aan de woorden van Jesaja: “Mijn leven” schrijft hij “is afgebroken, opgerold als een herderstent. Als een wever heb ik mijn leven gesponnen, bij de schering snijdt Hij (God) het af.”

Daar ligt het leven dan,als we aan het eind gekomen zijn.  Als een vierstel opgevouwen. Afgedaan. Klaar om opgehaald te worden. Wat zou er mee gebeuren?

Toen het vierstel werd opgehaald door vrijwilligers vertelden ze me dat het een nieuw begin zou krijgen. Het zou naar de missie gaan, en de kostbare stof  zou gebruikt worden om nieuwe gewaden te maken voor de kerk in Ethiopië. Wat je dierbaar was krijgt een nieuw leven op een onverwachtse plaats. Als je dat hoort, voel je je toch al weer iets minder verdrietig.

Toen moest ik denken aan de woorden uit de prefatie voor de Overledenen, die we bidden bij de Uitvaartmis. “Gij neemt het leven God niet van ons af. Gij maakt het nieuw.”

In het Evangelie lezen we over de dood en de verrijzenis van Jezus.  Hoe hij van het kruis wordt afgenomen, begraven. We kunnen ons voorstellen hoe er toen over Hem gepraat is door de mensen uit Jeruzalem. Hoe hij is afgedankt, afgesneden, zijn groep opgerold – en nu was het voorbij.
Het verhaal van Jezus zou het verhaal van alle mensen zijn. Als je leven voorbij is wordt je opgehaald en meegenomen en dat is het dan. En als je naam niet meer genoemd wordt, als je sporen zijn uitgewist dan is alles voorbij. Dan rest alleen nog een betekenisloze leegte.  

Maar Jezus laat zien dat het anders gaat. Hij doorbreekt de vanzelfsprekendheid van de dood en geeft het leven een nieuwe inhoud en betekenis.

Zo wordt het verhaal van Jezus het verhaal voor alle mensen. 
Want alle mensen zijn geroepen om te mogen leven bij God. Jezus is de “eerstgeborene van vele broeders”. Dat mag ons helpen als wij verdriet voelen. Er is een plaats voor ons gereedgemaakt in Gods Huis om daar te mogen wonen. De herderstent van ons leven wordt opgerold, maar alles wat goed was in ons leven krijgt een nieuwe plek in de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. 

Als ons leven afgelopen is, gaan we dus niet als oude lappen op de hoop.

Wij worden nieuw gemaakt, gereinigd, zorgvuldig hersteld. Zo hersteld dat we meer zullen zijn dan we waren. Prachtig, nieuw, bij God, als een juweel in zijn hemels Jeruzalem. Amen.