Broeders
en zusters
We
lezen vanavond het aloude verhaal van een man en een vrouw naar een onzekere
maar hoopvolle toekomst. Jozef en Maria lijken een speelbal van machten en
krachten – op weg naar het verre Bethlehem waar ze geen plek vinden, hoe ze ook
zoeken. Het lijkt in de eerste plaats een verhaal van het zoeken naar
een plaats.
Dat
zou het verhaal van ieder van ons kunnen zijn. Ons hele leven zoeken naar een
plaats waar we wonen kunnen, waar ons leven zin heeft – we onze bestemming in
dit leven kunnen vinden totdat we uiteindelijk onze plaats vinden bij God.
Het
past goed bij deze tijd. Een tijd van individualisme – een
tijd waarin de mens zelf wel bepaalt waar hij gaat of staat, een tijd waarin de
mens niet blijft waar hij of zij is, maar zelf op zoek gaat om iets waardevols
te kunnen vinden. Zo`n beeld kan ons sterk aanspreken.
Maar
achter alle activiteit van de mensen – en wat gebeurt er toch veel in dit
Evangelie – bevindt zich een andere speler. Werkt een andere realiteit. Een
kracht die in stilte werkt tot hij de engelen in juichen uit laat barsten.
Achter
alle menselijke drukte zit de hand van God. Hij is het die werkt door die
drukke mensengeschiedenis heen. Er is geen tijd denkbaar waarop Hij dat niet
doet.
En
achter al ons reizen vinden we dan weer een ándere reis. De reis van God naar
óns toe. Het verhaal van God en de mensen is dan misschien minder een menselijk
reisverhaal dan het verhaal van God die zich tot de mensen wendt.
Wat
gebeurt er als we het verhaal dan omdraaien, en zeggen – het gaat misschien
meer om plaats maken dan om plaats zoeken?
Wie
maakt er allemaal plaats voor God in ons Kerstverhaal?
De
Herders, de mensen die er niet toe doen – die vinden het in ieder geval geen
probleem dat twee mensen hun tentje opslaan in de stal. Dat is al genoeg! Ze
hadden hun stalletje misschien ook wel op Air-BnB kunnen zetten met al die
toevloed van mensen naar Bethlehem, maar dat hebben ze niet gedaan.
En juist omdat ze gastvrij zijn krijgen zij als eerste te horen wat voor grote
dingen er zijn gebeurd; dat de Koning is geboren.
Jozef
en Maria zelf maken plaats in hun leven voor het kind dat hen gegeven wordt, en
zij worden vanaf dat moment meegenomen op avontuur! Hun leven zal nooit meer
hetzelfde zijn!
Er
zijn ook mensen die geen plaats maken – herbergiers en
dergelijke. Over hen horen we niks meer – zij spelen geen rol meer
in het verdere verhaal. Het verhaal is alleen maar van jou als je een plaatsmaker bent,
mensen verwelkomt, anders gaat het verhaal – letterlijk - aan je voorbij.
Er
is zelfs iemand die niet alleen geen plaats wil maken maar Jezus zijn plaats
zelfs wil afnemen. Koning Herodes. Van hem horen we maar heel
even, voordat ook hij van het toneel verdwijnt.
Maar
in de kern van het verhaal bevindt zich de grootste plaatsmaker – de grootste
verwelkomer van allen. Maria.
Maria
maakt plaats voor God, daar beginnen we mee. Lang voor het verhaal van Kerst
komt het verhaal van de Aankondiging – het is de omgekeerde wereld. Door de
Engel Gabriël vraagt God de Heer of een jonge vrouw – een meisje nog – plaats
wil maken voor de Allerhoogste. Hij eist niets, hij overweldigt niet. Hij vraag
of Hij dit geschenk, dit kind van de Allerhoogste die de wereld gaat
redden mag geven.
Hij
vraagt om een plaats. God vraagt om een plaats. Hij verovert
die plek niet, hij komt niet als een inbreker, om alles van je af te nemen. Hij
komt aan de deur en hij klopt. En hij vraagt of je plaats wilt maken. Een
stukje wilt opschuiven of indikken.
Van
de één vraagt hij een grotere plaats dan de ander, naar gelang wat mensen
aankunnen. Hij vraagt de Herbergier om onderdak, en vraagt de Herders vraagt
een stukje van de stal. Hij dwingt niemand. Hij vraagt Maria de toewijding van
haar hele leven, en wacht op het antwoord dat zij geeft, het onuitwisbare mij
geschiede naar uw Woord.
Enkel
met dat ja, kan het verhaal van Kerst van start – het verhaal dat al
tweeduizend jaar klinkt. Zonder plaatsmakers kan dat verhaal niet
klinken.
Zonder
mensen die ons welkom heten wordt het
stil om ons heen.
En
zo komen we vannacht uit bij ons. Het verhaal van God en de mensen houdt niet
op bij het wonder van 2000 jaar geleden. Het mag elk jaar, elke dag opnieuw in
ons plaatsvinden, als wij een plaatsje willen vrijmaken voor wat God van ons
vraagt.
Een
kleine plaats of een grote plaats, voor iedereen anders. U moet zelf in uw hart
kijken wat er van u gevraagd wordt. Daar is geen algoritme voor, geen
computerprogramma waarmee u dat kunt uitrekenen. Enkel het hart van de mens kan
daar antwoord op geven – en zeggen “dit is het” , of “dit is het niet”
Maar
als wij de deur open houden voor wat God van ons vraagt, dan gebeurt er iets
met ons. Dan blijven we niet wie we zijn. Dan worden we zelf een plaats waar
grote dingen gebeuren:
Wij
zelf worden dan de plaats waar God een wonder doet, als wij die plaats willen
zijn.
Amen.