Saturday, 4 April 2020

Onze Koninklijke Roeping, Waardigheid en Macht


Beste parochianen, lieve mensen.

We vieren deze zondag Passiezondag, of Palmpasen. Vandaag had ik eigenlijk in de Pius-X kerk moeten zijn, voor de familieviering. Dan gaan we in optocht rond met de palmtakken die de kinderen zo mooi versierd hebben.

Die vrolijke optocht moet nu wachten tot volgend jaar. Hopelijk is die dan ook dubbel zo groot!

Toch is Palmpasen niet alleen maar een vrolijk feest. We lezen in de Bijbel het Lijdensevangelie: het hele evangelie vanaf het laatste avondmaal, het verraad van Judas in de Hof van Olijven, Jezus’ veroordeling door het Sanhedrin en Pilatus, de hele gang naar Golgotha, de Kruisiging, de Dood van de Heer, en de Graflegging.

De Koning, die kort te voren met zoveel vreugde ingehaald wordt door de mensen wordt haast de dag erop weggeworpen als een paar oude schoenen. De Koning krijgt een spotmantel om en een doornenkroon. Maar Jezus blijft wie Hij is, en altijd zijn zal: de Koning van alle mensen.

Het Kruis, dat was opgericht om mensen te doden en te vernederen, wordt zijn troon. Van het kruis af omvatten Jezus’ armen de hele wereld.
Als ik dat zo nu zeg dan lijkt dat misschien wat abstract. Maar het is eigenlijk heel dichtbij. Het hart van de mensen verandert immers ook niet. Dat zit nu net zo in elkaar als tweeduizend jaar geleden. Jezus Christus is altijd hetzelfde, en de mens is dat ook vaak. Het hart van de mensen zit niet altijd vol verrassingen.

Vandaag, op Palmzondag, wordt Koning Jezus binnengehaald. Iedereen is enthousiast en zwaait vrolijk met een palmtak. Het doet misschien een beetje denken aan de taferelen van een of twee weken geleden. Toen mensen liedjes zongen vanaf het balkon voor de mensen die in de zorg werken.

Dat is een erkenning dat we deel uitmaken van iets groters. Dat we een kans hebben om mee te werken, hoe klein onze medewerking ook is, aan een grote strijd van alle goede machten tegen een groot gevaar. En dat we mensen hebben, of één mens – in het geval van Jezus – doe ons leidt en voorgaat in die strijd.

Dat is een heel mooi en puur gevoel. Het is iets echts, mensen erkennen werkelijk dat het leven niet om hun eigen ikje draait. Dat onze roeping als mens er om draait dat we elkaar vasthouden in moeilijkheden, al is het op anderhalve meter. Men erkent dat die solidariteit ons ook vrijmaakt.
Maar houdt dat alles ook stand? 

Jezus wordt binnengehaald als Koning. Maar Hij wordt Koning van een stervende wereld. In de tijd van Jezus loopt het leven langzaam maar zeker vast. Ja, er is nog een Tempel en een Hogepriester, en een Hoge Raad en er zijn nog overheden maar er is geen grip meer op de toekomst.  Binnen een generatie zal alles in Jeruzalem verwoest zijn. 

Al die mensen die kibbelen om macht en aanzien, hebben die dat dan niet door? Dat het niet meer zo verder gaat? Dat het oude leven voorbij is en er een nieuwe wereld van liefde en wederzijdse erkenning moet komen? Nee. Dat zien ze niet. Zo gauw het moeilijk wordt en  de eigen machtspositie wordt bevraagd gaan de luiken dicht en de valbrug omhoog. En al gauw wordt er gepraat over wie er dood moet. 

De machthebbers klampen zich vast aan het oude, dat al voorbij is, eerst met woorden die verwonden. Dan komen ze  in een duistere kelder bijeen en besluiten dat zíj onmisbaar zijn. En dat alleen kunnen blijven als anderen daarvoor worden opgeofferd.

“Het is beter” zegt de Hogepriester “dat één man sterft, dan dat het volk ten onder gaat”. Maar het gaat natuurlijk niet om het volk. Het gaat om henzelf. En voor henzelf zullen ze iedereen onder de bus werpen die hen voor de voeten loopt. 

Soortgelijke geluiden - “kunnen we niet beter andere mensen opofferen?” -  werden gisteren uitgesproken op TV. De solidariteit van twee-drie weken geleden lijkt al vergeten. Er klinkt geen Hosanna meer vanaf het balkon. Of toch niet meer overal. 

Het gaat pijn doen. De geboorte van de nieuwe wereld. Mensen kijken zorgelijk naar hun bankrekening. Komt dat wel goed? De eerste hoogleraar, ook een aanzienlijk mens, begint al stukjes te schrijven over hoe iedereen redden te duur gaat zijn. Mensen die te duur zijn moeten we dan niet meer redden. Oude mensen bijvoorbeeld, of mensen die nooit veel geld verdienden en te vaak naar de snackbar gaan. Er wordt druk gepraat op televisieprogramma’s wie er te duur is. Maar hoeveel dingen ze ook verzinnen, ze vinden zichzelf in ieder geval niet te duur. Is hun eerste zorg het volk? Ik vraag het me af.  

Maar zo zal het altijd zijn.  Je hebt échte leiders en valse leiders. Échte koningen en niksnutten met een blikken kroon. Hoe leren we echte koningen kennen? Dat zijn mensen die zichzelf opofferen voor anderen! Hoe herkennen we een lege huls, een valse leider? Valse leiders offeren anderen op. 

Een ware koning offert zichzelf op, een valse leider offert anderen op.
Wij, als christenen, zijn Koningskinderen. Wij delen in Jezus Christus koninklijke roeping, zijn koninklijke waardigheid, zijn koninklijke macht. Daar wil ik het vandaag over hebben. Hoe ziet het leven er uit voor échte koningskinderen? Wat is onze roeping, onze waardigheid, en onze macht? 

We delen in Jezus’ koninklijke roeping: 

In het Jodendom, het Christendom en de Islam kan een koning niet alles doen waar hij zin in heeft. De koning staat onder het recht dat – zo gelooft men - door God gegeven is. Het recht gaat aan de macht vooraf. De geboden, de Tien Woorden – gelden voor iedereen. Bedelaar of Televisiepresentator. De Koning moet het recht beschermen en zorgen dat recht wordt gedaan aan mensen die hun recht niet op eigen kracht kunnen halen: weduwen, wezen, armen, vreemdelingen, en ouderen.
Als wij delen in Christus’ koninklijke roeping moet je daar evengoed voor instaan en die geboden verinnerlijken. Niet zoeken naar uitvluchten of klagen dat het moeilijk is. Als het niet moeilijk was, als mensen het uit zichzelf deden, was het geen gebod geweest. 

We delen ook in Jezus’ koninklijke waardigheid.  

Christus is Koning, ongeacht wat er met hem gebeurt. Ongeacht of mensen voor hem dansen op het balkon of op Goede Vrijdag brullen om zijn bloed. Hij is Koning, Koning aan het Laatste Avondmaal, en Koning als Judas – de boekhouder - besluit dat hij een goede dertig zilverlingen waard is. Jij bent Koningskind als er op je verjaardag voor je gezongen wordt. Je bent Koningskind als je voor iemand boodschappen doet. Je bent ook koningskind als je alleen bent, en bang. Je bent Koningskind als je niet weet hoe het verder moet. Je bent Koningskind, ook als je rood staat. Je bent Koningskind als je ziek bent. Je bent Koningskind als anderen monkelend je prijs bepalen. Je bent zelfs Koningskind als je sterft. Geen macht op Aarde kan die waardigheid afpakken! Het is een koninklijke waardigheid die vooraf gaat aan alle sterren, krullen, prijzen en medailles die de wereld je geven kan. De wereld kan niks aan die waardigheid toevoegen, zij kan ze alleen erkennen of ontkennen. Meer niet. En als mensen je koninklijke waardigheid ontkennen, dan zegt dat iets over hen, niet over jou. Zij gaan voorbij, maar je koninklijke waardigheid niet. Jouw waardigheid is voor de eeuwigheid. 

We delen in Jezus’ koninklijke macht

Als we hebben geleerd wat onze roeping is, en erkennen dat wij – maar ook de mensen om ons heen – een diepe en onvervreemdbare waardigheid hebben dan – en slechts dan – zijn wij klaar voor de koninklijke macht. Wat is die koninklijke macht van de Heer? Waar zien we die koninklijke macht? We zien het in Zijn lijden. Jezus gaat Zijn lijden en dood koninklijk tegemoet zodat Hij koninklijk verrijzen kan op Pasen. Dát is macht. Dat je vanuit die eeuwige liefde die in je hart ligt álles doet om de mensen om je heen – vrienden of vijanden – te redden van de dood.
Maar hoe moeten wij ons dat voorstellen? 

Ik moest de afgelopen dagen denken aan een stukje uit de kerkgeschiedenis.
In de tijd dat Rome nog een heidense stad was, een grote dichtbevolkte stad braken ook daar regelmatig epidemieën uit.  Als er een gevaarlijke, besmettelijke ziekte uitbrak was het eerste wat er gebeurde dat de rijke en machtige mensen zichzelf direct in veiligheid brachten. De geleerde mensen als eerste, in het bijzonder de artsen. Die wisten immers als eerste hoe gevaarlijk de situatie was!  Al die mensen wisten niet hoe gauw ze naar hun huisje op Terschelling – of het Romeinse equivalent daarvan - moesten wegkomen. De gewone mensen en de armen moesten maar achterblijven, lijden en sterven. Eenzaam achter dichte deuren en luiken. 

De christelijke gemeenschap in Rome verschool tijdens zo`n epidemie nu juist niet in een hoekje maar ging de straat op, om op zoek te gaan naar zieke en eenzame mensen - christelijk of niet – om hen te helpen. Ze wisten dat het gevaarlijk was, ze wisten dat je zelf ook ziek kon worden en dood kon gaan, maar ze wisten nog meer dat je anderen in nood niet achter kan laten. 

Ze deden dat niet enkel maar omdat dat de geboden zijn, omdat dat de regels of de protocollen waren! We raken hier juist aan de realiteit dat er zaken zijn die groter zijn dan de leerschool van de Wet: namelijk het besef dat dat we allen delen in diezelfde onopgeefbare waardigheid.  

Díe waardigheid vraagt om nabijheid, om naastenliefde. Vanuit die liefde breng je offers, ook met gevaar voor eigen leven. Dát is de koninklijke macht: dat je over je eigen schaduw heen kan stappen, de kracht krijgt om je niet vast te klampen aan zinloze dingen die deze wereld zo belangrijk vindt.
De koninklijke macht is de macht van de liefde, de macht die geeft wat niemand kopen kan. De macht van de liefde is immers een offerende liefde. En niemand kan kopen, of afpakken wat enkel vrij gegeven wordt. De koninklijke macht onze angst en onzekerheid te overwinnen, verder gaan dan wat moet. Voortgestuwd door de liefde van de Eeuwige. 

De koninklijke macht is het volledig vrije antwoord op de vraag om een offer te brengen voor anderen. Iedereen heeft het onopgeefbare récht om offers te brengen. Maar niemand heeft het recht anderen te offeren, al hebben ze nog zo`n groot huis, en zúlke indrukwekkende titels. 

De koninklijke macht heeft wel een prijs. Het koninklijke leven is een offerleven en wij zijn kleine en breekbare wezens. Bij het uitoefenen van die koninklijke macht van Jezus Christus horen ook lange eenzame uren in de Tuin van Olijven. Het is niet makkelijk, maar God maakt ons groter dan we zijn en tilt ons boven onszelf uit, als wij Hem dat laten doen. 

Zo wil ik u dan alle goeds wensen voor deze Goede Week. De Kerk viert – hoe aangepast ook – de dagen van Witte Donderdag, Goede Vrijdag en de Paasnacht. Want wat er ook gebeurt in de wereld: het leven is oneindig veel groter dan de dood. Deze waarheid is niet afhankelijk van wat er ook in de wereld gebeurt. Houden wij zo elkaar vast, met deze waarheid. Wij zijn kinderen van het licht, ons thuis is niet de kelder van de duisternis. 

Bemoedig elkaar, houd elkaar vast, u bent allen in mijn gebed. 

Amen.