Beste
parochianen, lieve mensen.
We vieren deze
zondag Passiezondag, of Palmpasen. Vandaag had ik eigenlijk in de Pius-X kerk
moeten zijn, voor de familieviering. Dan gaan we in optocht rond met de palmtakken
die de kinderen zo mooi versierd hebben.
Die vrolijke
optocht moet nu wachten tot volgend jaar. Hopelijk is die dan ook dubbel zo groot!
Toch is
Palmpasen niet alleen maar een vrolijk feest. We lezen in de Bijbel het Lijdensevangelie:
het hele evangelie vanaf het laatste avondmaal, het verraad van Judas in de Hof
van Olijven, Jezus’ veroordeling door het Sanhedrin en Pilatus, de hele gang
naar Golgotha, de Kruisiging, de Dood van de Heer, en de Graflegging.
De Koning,
die kort te voren met zoveel vreugde ingehaald wordt door de mensen wordt haast
de dag erop weggeworpen als een paar oude schoenen. De Koning krijgt een
spotmantel om en een doornenkroon. Maar Jezus blijft wie Hij is, en altijd zijn
zal: de Koning van alle mensen.
Het Kruis,
dat was opgericht om mensen te doden en te vernederen, wordt zijn troon. Van
het kruis af omvatten Jezus’ armen de hele wereld.
Als ik dat
zo nu zeg dan lijkt dat misschien wat abstract. Maar het is eigenlijk heel
dichtbij. Het hart van de mensen verandert immers ook niet. Dat zit nu net zo
in elkaar als tweeduizend jaar geleden. Jezus Christus is altijd hetzelfde, en
de mens is dat ook vaak. Het hart van de mensen zit niet altijd vol
verrassingen.
Vandaag, op
Palmzondag, wordt Koning Jezus binnengehaald. Iedereen is enthousiast en zwaait
vrolijk met een palmtak. Het doet misschien een beetje denken aan de taferelen
van een of twee weken geleden. Toen mensen liedjes zongen vanaf het balkon voor
de mensen die in de zorg werken.
Dat is een erkenning
dat we deel uitmaken van iets groters. Dat we een kans hebben om mee te
werken, hoe klein onze medewerking ook is, aan een grote strijd van alle goede
machten tegen een groot gevaar. En dat we mensen hebben, of één mens – in het
geval van Jezus – doe ons leidt en voorgaat in die strijd.
Dat is een
heel mooi en puur gevoel. Het is iets echts, mensen erkennen werkelijk
dat het leven niet om hun eigen ikje draait. Dat onze roeping als mens er om
draait dat we elkaar vasthouden in moeilijkheden, al is het op anderhalve
meter. Men erkent dat die solidariteit ons ook vrijmaakt.
Maar houdt
dat alles ook stand?
Jezus wordt
binnengehaald als Koning. Maar Hij wordt Koning van een stervende wereld. In de
tijd van Jezus loopt het leven langzaam maar zeker vast. Ja, er is nog een Tempel
en een Hogepriester, en een Hoge Raad en er zijn nog overheden maar er is geen
grip meer op de toekomst. Binnen een
generatie zal alles in Jeruzalem verwoest zijn.
Al die
mensen die kibbelen om macht en aanzien, hebben die dat dan niet door? Dat het
niet meer zo verder gaat? Dat het oude leven voorbij is en er een nieuwe wereld
van liefde en wederzijdse erkenning moet komen? Nee. Dat zien ze niet. Zo gauw
het moeilijk wordt en de eigen machtspositie
wordt bevraagd gaan de luiken dicht en de valbrug omhoog. En al gauw wordt er
gepraat over wie er dood moet.
De
machthebbers klampen zich vast aan het oude, dat al voorbij is, eerst met woorden
die verwonden. Dan komen ze in een
duistere kelder bijeen en besluiten dat zíj onmisbaar zijn. En dat alleen
kunnen blijven als anderen daarvoor worden opgeofferd.
“Het is
beter” zegt de Hogepriester “dat één man sterft, dan dat het volk ten onder
gaat”. Maar het gaat natuurlijk niet om het volk. Het gaat om henzelf. En voor
henzelf zullen ze iedereen onder de bus werpen die hen voor de voeten loopt.
Soortgelijke
geluiden - “kunnen we niet beter andere mensen opofferen?” - werden gisteren uitgesproken
op TV. De solidariteit van twee-drie weken geleden lijkt al vergeten. Er klinkt
geen Hosanna meer vanaf het balkon. Of toch niet meer overal.
Het gaat
pijn doen. De geboorte van de nieuwe wereld. Mensen kijken zorgelijk naar hun
bankrekening. Komt dat wel goed? De eerste hoogleraar, ook een aanzienlijk
mens, begint al stukjes te schrijven over hoe iedereen redden te duur
gaat zijn. Mensen die te duur zijn moeten we dan niet meer redden. Oude
mensen bijvoorbeeld, of mensen die nooit veel geld verdienden en te vaak naar
de snackbar gaan. Er wordt druk gepraat op televisieprogramma’s wie er te duur
is. Maar hoeveel dingen ze ook verzinnen, ze vinden zichzelf in ieder geval
niet te duur. Is hun eerste zorg het volk? Ik vraag het me af.
Maar zo zal
het altijd zijn. Je hebt échte leiders
en valse leiders. Échte koningen en niksnutten met een blikken kroon. Hoe leren
we echte koningen kennen? Dat zijn mensen die zichzelf opofferen voor anderen!
Hoe herkennen we een lege huls, een valse leider? Valse leiders offeren anderen
op.
Een ware
koning offert zichzelf op, een valse leider offert anderen op.
Wij, als
christenen, zijn Koningskinderen. Wij delen in Jezus Christus koninklijke
roeping, zijn koninklijke waardigheid, zijn koninklijke macht. Daar wil ik
het vandaag over hebben. Hoe ziet het leven er uit voor échte koningskinderen?
Wat is onze roeping, onze waardigheid, en onze macht?
We delen
in Jezus’ koninklijke roeping:
In het
Jodendom, het Christendom en de Islam kan een koning niet alles doen waar hij
zin in heeft. De koning staat onder het recht dat – zo gelooft men - door
God gegeven is. Het recht gaat aan de macht vooraf. De geboden, de Tien Woorden
– gelden voor iedereen. Bedelaar of Televisiepresentator. De Koning moet het
recht beschermen en zorgen dat recht wordt gedaan aan mensen die hun recht niet
op eigen kracht kunnen halen: weduwen, wezen, armen, vreemdelingen, en ouderen.
Als wij
delen in Christus’ koninklijke roeping moet je daar evengoed voor instaan en
die geboden verinnerlijken. Niet zoeken naar uitvluchten of klagen dat het
moeilijk is. Als het niet moeilijk was, als mensen het uit zichzelf deden, was
het geen gebod geweest.
We delen
ook in Jezus’ koninklijke waardigheid.
Christus is
Koning, ongeacht wat er met hem gebeurt. Ongeacht of mensen voor hem dansen op
het balkon of op Goede Vrijdag brullen om zijn bloed. Hij is Koning, Koning aan
het Laatste Avondmaal, en Koning als Judas – de boekhouder - besluit dat hij een
goede dertig zilverlingen waard is. Jij bent Koningskind als er op je
verjaardag voor je gezongen wordt. Je bent Koningskind als je voor iemand
boodschappen doet. Je bent ook koningskind als je alleen bent, en bang. Je bent
Koningskind als je niet weet hoe het verder moet. Je bent Koningskind, ook als
je rood staat. Je bent Koningskind als je ziek bent. Je bent Koningskind als
anderen monkelend je prijs bepalen. Je bent zelfs Koningskind als je sterft. Geen
macht op Aarde kan die waardigheid afpakken! Het is een koninklijke waardigheid
die vooraf gaat aan alle sterren, krullen, prijzen en medailles die de wereld
je geven kan. De wereld kan niks aan die waardigheid toevoegen, zij kan ze
alleen erkennen of ontkennen. Meer niet. En als mensen je koninklijke waardigheid
ontkennen, dan zegt dat iets over hen, niet over jou. Zij gaan voorbij, maar je
koninklijke waardigheid niet. Jouw waardigheid is voor de eeuwigheid.
We delen
in Jezus’ koninklijke macht.
Als we hebben
geleerd wat onze roeping is, en erkennen dat wij – maar ook de mensen om ons
heen – een diepe en onvervreemdbare waardigheid hebben dan – en slechts dan –
zijn wij klaar voor de koninklijke macht. Wat is die koninklijke macht van de
Heer? Waar zien we die koninklijke macht? We zien het in Zijn lijden. Jezus
gaat Zijn lijden en dood koninklijk tegemoet zodat Hij koninklijk verrijzen kan
op Pasen. Dát is macht. Dat je vanuit die eeuwige liefde die in je hart ligt
álles doet om de mensen om je heen – vrienden of vijanden – te redden van de
dood.
Maar hoe
moeten wij ons dat voorstellen?
Ik moest de
afgelopen dagen denken aan een stukje uit de kerkgeschiedenis.
In de tijd dat Rome nog een heidense stad was, een grote
dichtbevolkte stad braken ook daar regelmatig epidemieën uit. Als er een gevaarlijke, besmettelijke ziekte
uitbrak was het eerste wat er gebeurde dat de rijke en machtige mensen zichzelf
direct in veiligheid brachten. De geleerde mensen als eerste, in het bijzonder
de artsen. Die wisten immers als eerste hoe gevaarlijk de situatie was! Al die mensen wisten niet hoe gauw ze naar hun
huisje op Terschelling – of het Romeinse equivalent daarvan - moesten wegkomen.
De gewone mensen en de armen moesten maar achterblijven, lijden en sterven. Eenzaam
achter dichte deuren en luiken.
De christelijke gemeenschap in Rome verschool tijdens zo`n
epidemie nu juist niet in een hoekje maar ging de straat op, om op zoek
te gaan naar zieke en eenzame mensen - christelijk of niet – om hen te helpen.
Ze wisten dat het gevaarlijk was, ze wisten dat je zelf ook ziek kon worden en
dood kon gaan, maar ze wisten nog meer dat je anderen in nood niet achter kan
laten.
Ze deden dat niet enkel maar omdat dat de geboden zijn, omdat
dat de regels of de protocollen waren! We raken hier juist aan de realiteit dat
er zaken zijn die groter zijn dan de leerschool van de Wet: namelijk het besef
dat dat we allen delen in diezelfde onopgeefbare waardigheid.
Díe waardigheid vraagt om nabijheid, om naastenliefde. Vanuit
die liefde breng je offers, ook met gevaar voor eigen leven. Dát is de
koninklijke macht: dat je over je eigen schaduw heen kan stappen, de kracht
krijgt om je niet vast te klampen aan zinloze dingen die deze wereld zo belangrijk
vindt.
De koninklijke macht is de macht van de liefde, de macht die
geeft wat niemand kopen kan. De macht van de liefde is immers een offerende liefde.
En niemand kan kopen, of afpakken wat enkel vrij gegeven wordt. De koninklijke
macht onze angst
en onzekerheid te overwinnen, verder gaan dan wat moet. Voortgestuwd door
de liefde van de Eeuwige.
De koninklijke macht is het volledig vrije antwoord op de
vraag om een offer te brengen voor anderen. Iedereen heeft het onopgeefbare récht
om offers te brengen. Maar niemand heeft het recht anderen te offeren, al
hebben ze nog zo`n groot huis, en zúlke indrukwekkende titels.
De koninklijke
macht heeft wel een prijs. Het koninklijke leven is een offerleven en wij zijn
kleine en breekbare wezens. Bij het uitoefenen van die koninklijke macht van
Jezus Christus horen ook lange eenzame uren in de Tuin van Olijven. Het is niet
makkelijk, maar God maakt ons groter dan we zijn en tilt ons boven onszelf uit,
als wij Hem dat laten doen.
Zo wil ik u
dan alle goeds wensen voor deze Goede Week. De Kerk viert – hoe aangepast ook –
de dagen van Witte Donderdag, Goede Vrijdag en de Paasnacht. Want wat er ook gebeurt
in de wereld: het leven is oneindig veel groter dan de dood. Deze waarheid is
niet afhankelijk van wat er ook in de wereld gebeurt. Houden wij zo elkaar vast,
met deze waarheid. Wij zijn kinderen van het licht, ons thuis is niet de kelder
van de duisternis.
Bemoedig
elkaar, houd elkaar vast, u bent allen in mijn gebed.
Amen.