Saturday, 4 September 2021

Toewending

In die tijd vertrok Jezus uit de streek van Tyrus
en begaf zich over Sidon naar het meer van Galilea, midden in de streek van Dekápolis.
Men bracht een doofstomme bij Hem
en smeekte Hem dat Hij deze de hand zou opleggen.
Jezus nam hem terzijde, buiten de kring van het volk, stak hem de vingers in de oren
en raakte zijn tong met speeksel aan.
Vervolgens sloeg Hij zijn ogen ten hemel,
zuchtte en sprak tot hem:
“Effeta”,
wat betekent:
Ga open.
Terstond gingen zijn oren open,
en werd de band van zijn tong losgemaakt,
zodat hij normaal sprak.
Hij verbood het aan iemand te zeggen;
maar met hoe meer nadruk Hij dat verbood,
des te luider verkondigden zij het.
Buiten zichzelf van verbazing riepen zij uit:
“Hij heeft alles wel gedaan,
Hij laat doven horen en stommen spreken.”

 

Beste vrienden,

 

We horen dit weekend een genezingsverhaal van Jezus, maar het is een beetje een apart verhaal deze keer. Het onderwerp komt ons bekend voor. Jezus geneest een doofstomme maar het is geen verhaal van dertien-in-een-dozijn. Heel veel details zijn bijzonder.

Het verhaal vindt plaats in de Decapolis – een heidense streek – maar de mensen die Jezus opwachten lijken geen heidenen te zijn. 

Jezus geneest de man niet waar hij staat maar neemt hem apart.

En het wonder zelf vindt plaats met  - zo lijkt het wel – een onnodige omhaal van van gebaren en aanrakingen.

Bij andere wonderen, bijvoorbeeld bij de genezing van een melaatse, zegt Jezus “ik wil het – word rein” , en dat is dan genoeg. Je zou haast verwachten dat Jezus er ook even een kruisje over de oren en de tong kan slaan – dan is het toch ook wel geregeld. Is dat deze keer niet genoeg?

Het verhaal van deze zondag is niet goed te begrijpen als we niet weten hoe er met ziekte en genezing werd omgegaan in de tijd van Jezus. Er waren geen dokters en ziekenhuizen zoals wij die nu kennen en er was geen duidelijk onderscheid tussen medische zorg, religieuze riten en tovenarij.

De genezing van zieken werd altijd als een wonder ervaren en er waren rondtrekkende wonderdoeners die met magie probeerden de zieken te genezen. Wat Jezus doet in dit verhaal lijkt heel erg op hoe die wonderdoeners werkten – en iedereen die dit verhaal hoorde in de eerste en tweede eeuw zou die verwijzingen goed begrepen hebben – maar voor ons is het een realiteit die ver van ons af staat! En Jezus doet ook dingen weer anders dan de wonderdoeners.

Verhalen over rondtrekkende magiërs uit de eerste eeuw hebben altijd een vaste vorm. De magiër trekt rond, en wordt dan bij een patiënt geroepen. Hij zou deze apart nemen en een geheim ritueel uitvoeren, of een magische spreuk over hem uitspreken. De genezene mocht echter niet verder vertellen wat er gebeurd was. De tovenarij werkte alleen als de geheime woorden en gebaren geheim bleven.

Als de patiënt dan genezen is wordt sluit het wonderverhaal af met dat de wonderdoener dan geëerd wordt door de mensen en nog eens wordt verteld hoe sterk zijn magie wel niet is.

We zien vandaag dat dat anders loopt.

Jezus wordt opgewacht door een groep mensen en deze hebben een doofstomme man mee. Hij kan niet horen en niet of slechts met moeite spreken. Dat is niet zomaar een ziekte of een alledaags ongemak zoals buikpijn of een zere teen maar een aandoening die de mens isoleert. De doofstomme kan niet horen wat anderen zeggen en kan anderen niet spreken. Hij is in diepe afzondering. De kwaal is existentieel. Hij is afgesneden van de wereld.

En in de wereld van de Bijbel, als je afgesneden bent van je medemens ben je ook afgesneden van God. Want de relatie met God onderhoud je in de gemeenschap. Door samen te bidden en samen te zingen.

Jezus neemt hem apart. Dat is niets bijzonders want dat doet elke tovenaar. Maar Jezus is geen tovenaar – dat weten we omdat het verhaal ons in detail vertelt wat Jezus doet en wat Jezus zegt.

Jezus neemt de man apart maar niet om wat Hij doet geheim te houden. Integendeel, het is om hem de volledige aandacht te geven. Jezus is de man volledig toegewend. Met lichaam en ziel. Met zijn gedachten, woorden en gebaren. Hij is volledig aanwezig. Het belangrijkste wat er gebeurt wat er plaatsvindt zijn  niet de rituelen, niet de spreuken of gebaren maar de volledige aanwezigheid van Jezus.

Elk gebaar, elk woord wijst naar die onverdeelde aanwezigheid.

 

 

 

 

Het woord dat hij dan gebruikt, effeta, wordt zelfs met naam en toenaam genoemd. Het is geen occulte spreuk die niemand kennen mag. Maar een woord dat nu al tweeduizend jaar doorklinkt. Om de mens te genezen van zijn isolement wordt alles in de openheid gebracht. De gebaren, de woorden. Alles mag bekend zijn.

En als de mensen zien dat de doofstomme genezen is, is het eerste wat hij hoort het lied dat de mensen zingen. Dat lied is bijzonder. Ze zingen geen reclameliedje voor een machtige tovenaar maar verzen uit de Bijbel. “Alles heeft hij wel gedaan”, zijn woorden uit het scheppingsverhaal van Genesis aan:  de mensen vieren niet alleen dat God de wereld gemaakt heeft, maar dat hij alles goed gemaakt heeft. Een genezing is dan ook een terugkeer naar het begin, een soort wedergeboorte.

De mensen vieren niet dat er een tovenaar in het dorp is. De mensen vieren dat God door Jezus een teken heeft gedaan en dat de doofstomme weer is opgenomen in de gemeenschap van mensen en iedereen die het wonder heeft meegemaakt is vernieuwd is in zijn of haar relatie met God. Dát vieren ze.

Ook wij kunnen leiden aan een geest van doofstomheid. Niet letterlijk maar in overdrachtelijke zin. Zo vaak kunnen we niet duidelijk maken wat we willen, voelen we ons onbegrepen of zijn we zelf niet in staat te begrijpen wat een ander ons bedoelt te zeggen. Misschien mogen we vandaag aan de hand van Jezus leren dat  onze woorden en gebaren zin en betekenis krijgen door onze aandacht en betrokkenheid tot God en de naaste. Mogen wij ook altijd anderen toegewend blijven zoals God zich tot ons keert.

Amen.