In die tijd kwamen de Farizeeën bijeen, toen zij vernamen
dat Jezus de Sadduceeën de mond gesnoerd had. En een van hen, een wetgeleerde,
vroeg Jezus om Hem op de proef te stellen:
“Meester, wat is het voornaamste gebod in de Wet?”
Hij antwoordde hem:
“Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart,
geheel uw ziel en geheel uw verstand.
Dit is het voornaamste en eerste gebod.
Het tweede, daarmee gelijkwaardig:
Gij zult uw naaste beminnen als uzelf.
Aan deze twee geboden hangt heel de Wet en de Profeten.”
Beste mensen,
Ik had een tijdje geleden een gesprek met een islamitische jongeman. Hij is nogal orthodox in zijn geloofsbeleving en praat daar ook heel open over. Ik had niet direct veel verwachtingen bij het gesprek. Ik spreek wel eens vaker met mensen die heel anders in het leven staan en vaker dan niet worden het dan toch vaak welles-nietes gesprekken waar niemand wat bij wint.
Maar dit was een heel interessant
gesprek. Er ontstond een echte ontmoeting, boven de polemiek uit. Het was een
waardevol moment. Ik weet niet of het nog ergens toe leidt, maar dat is het
mooie aan ontmoetingen, ze zijn zelf waardevol – ongeacht wat er nog uit
moet komen.
Zo`n soort ontmoeting zien we vandaag terug in de lezing uit het Evangelie: Jezus die een Schriftgeleerde ontmoet – zo`n Schriftgeleerde waar normaal zoveel strijd mee is – maar er ontstaat deze keer geen strijd, maar een ontmoeting.
We vallen binnen aan het einde van het verhaal, dat is een beetje lastig deze zondag. Er gaat namelijk nogal wat aan vooraf. Dit gesprek wordt voorafgegaan door een soort polonaise van tegenstanders die tegen Jezus optreedt. Ze zijn samen opgetrokken om Jezus klem te zetten. Maar er gebeurt heel iets anders.
Eerst komen de Farizeeën en Herodianen. Herodianen zijn mensen die aanhangers waren van Herodes. Het religieuze leven, zo denken zij, heeft als eerste doel om de macht te handhaven. Anders gebeuren er maar ongelukken. De Romeinen zijn de baas, en die hebben er voor gezorgd dat Herodes koning kon worden – en ze hebben door dat Jezus iets heel anders komt brengen, iets nieuws. Maar als ze hem nu een uitspraak kunnen ontlokken die tegen de Romeinen ingaat, en dan vooral tegen de keizerlijke belasting …. Dan zijn ze van die onruststoker af, en dat is goed voor de mensen die aan de knoppen zitten, althans dat denken ze. Misschien zouden we ze tegenwoordig een soort cultuurchristenen noemen. Geloof is goed, want het zorgt voor orde in de samenleving, daar gaan mensen beter van gehoorzamen, en dat scheelt weer werk voor de belastingdienst.
En Jezus zet hen op hen plek, “welke beeltenis staat er op die belastingmunt van jullie?”, “die van zijne majesteit de keizer natuurlijk!”, “nou, dan geef je hem maar wat van hem is”. Pats! Dat waren de Herodianen, met de Farizeeën in hun kielzog.
Dan komen de Sadduceeën. Wat zijn
dat? Mensen die heel goed zijn opgeleid, die veel moeilijke boeken lezen over
filosofie en wetenschap, en dan zeggen: alles wat in de Bijbel staat wat wij niet
begrijpen , dat halen wij maar weg.
Geloof is mooi en aardig, als het er
niet was konden we niet vooraan staan met mooie gewaden, onze dure woorden en
gekalligrafeerde diploma’s. Maar het moet wel redelijk blijven,
wetenschappelijk – anders nemen onze buitenlandse collega’s ons niet meer
serieus. Dan worden er neerbuigende stukjes over ons geschreven in de Rome
Review of Books. Zoiets raars als de opstanding uit de doden bijvoorbeeld.
Daar geloven Sadduceeën niet in.
De laatste nieuwe Griekse filosofie zegt dat dat ondenkbaar is, dus kan dat niet. Dan stellen ze hem een rare strikvraag over zeven broers die allemaal ons te beurt met dezelfde vrouw zijn getrouwd, wie wordt dan in de hemel de man van die vrouw? Een slimmigheidje om te laten zien hoeveel slimmer je bent dan andere mensen, en hoe absurd het is om te geloven in een leven na de dood.
Maar bij Jezus vangen ze bot. Hij gaat direct tot de kern en zegt. Sadduceeën, het is er jullie alleen om te doen dat jullie die hoop van de gewone mensen, dat ze ooit bij God mogen komen als ze alle moeilijkheden van het leven doorleefd hebben, willen afpakken.
God is geen God van doden, Hij is
een God van de levenden. Jullie willen het geloof krachteloos maken, omdat
jullie denken niks van boven nodig te hebben. Het eindresultaat is voor jullie
precies dat: niks.
Dan komt onze lezing van vandaag aan de beurt. Als laatste komt er een Schriftgeleerde, nog een Farizeeër zouden we nu zeggen. Dat zijn mensen die het vaak oneens zijn met Jezus – we kunnen in het evangelie veel pittige meningsverschillen teruglezen – maar in het beste geval waren de Farizeeën wel er van overtuigd dat godsdienst niet moest gaan over eigenbelang, of over invloed en macht in deze wereld. En daar ontstaat een opening. De Schriftgeleerde stelt een goede vraag: waar gaat het nu om Jezus? Wat is het belangrijkste, waar draait ons religieuze leven nu om
God en de naaste. Dat is de Wet en de Profeten.
God en de naaste. Daar vinden Jezus
en de Schriftgeleerde elkaar. Het geloof is er niet om de keizer ter wille te
zijn, hoe teleurstellend de keizer en zijn zetbazen dat ook vinden. Het geloof
is er niet voor je zelfverheffing, hoe mooi je dat ook hebt ingekleed – of
aangekleed. Het is niet om er zelf beter van te worden in het grote of in het
kleine.
Het gaat om God, en om de naaste. Het gaat om wat zij van ons vragen, het gaat om de levende ontmoeting die wij met hen kunnen hebben. Zij alleen zijn van waarde. En alles wat zelf waarde heeft mag niet voor een ander karretje gespannen worden. God is er voor zichzelf, en God is er voor ons. Als we God gaan gebruiken om mensen aan te sporen om belasting te betalen. Dingen zeggen als je moet doen wat ik wil, anders wordt God boos. Dan maken we misbruik van God. Dan maken we van Gods Heilige Naam een toverspreuk om anderen te bezweren.
Zo mogen we ook de naaste niet voor
onze eigen doeleinden gebruiken. We moeten wegblijven van alles wat riekt naar
bedrog en manipulatie, wegblijven van het kleineren van anderen in de
naam van God.
Als we dat niet doen en in plaats daarvan ons proberen open te stellen voor God en de ander is er ruimte voor ontmoeting. Een werkelijke ontmoeting met God, een werkelijke ontmoeting met de ander. En als we God of de ander echt ontmoeten, vrij van alle bedoelingen, dan gebeuren er dingen die we zelf niet hebben zien aankomen. Dan worden we vrij en kunnen we die weg volgen die God van ons vraagt. Dan zijn we niet ver van het Rijk van God.
Amen.