In die
tijd sprak Jezus
tot de hogepriesters en de oudsten van het volk: “Luistert naar deze
gelijkenis:
Er was eens een landeigenaar, die een wijngaard aanlegde;
hij zette er een heining omheen,
hakte een wijnpers erin uit en bouwde een wachttoren.
Daarop verpachtte hij hem aan wijnbouwers
en vertrok naar den vreemde.
Toen de tijd van de oogst gekomen was,
zond hij zijn dienaren naar de wijnbouwers
om de opbrengst in ontvangst te nemen.
Maar de wijnbouwers grepen zijn dienaren vast.
Zij mishandelden de een, doodden de ander
en stenigden een derde.
Daarop zond hij andere dienaren, talrijker dan de eersten;
maar zij behandelden hen op dezelfde manier.
Ten slotte stuurde hij zijn zoon naar hen toe,
in de veronderstelling dat zij zijn zoon wel zouden ontzien.
Maar toen de wijnbouwers de zoon zagen,
zeiden ze onder elkaar:
Dat is de erfgenaam;
vooruit, laten we hem vermoorden
en ons zijn erfenis toeëigenen.
Ze grepen hem vast,
wierpen hem de wijngaard uit en doodden hem.
Wanneer nu de eigenaar van de wijngaard komt,
wat zal hij dan wel met die wijnbouwers doen?”
Ze antwoordden Hem:
“Hij zal die misdadigers een ellendige dood doen sterven
en zijn wijngaard
zal hij aan andere wijnbouwers verpachten,
die hem de opbrengst
op de vastgestelde tijd zullen afdragen.”
Toen sprak Jezus tot hen:
“Hebt gij nooit in de Schrift gelezen:
De steen die de bouwlieden hebben afgekeurd,
is juist de hoeksteen geworden.
Op last van de Heer is dat gebeurd
en het is wonderbaar in onze ogen.
Daarom zeg Ik u:
Het Rijk Gods zal u ontnomen worden
en gegeven aan een volk
dat wel de vruchten daarvan opbrengt.”
Beste vrienden
Wat een moeilijke lezing om vandaag te horen. Nadat we gisteren bedolven zijn onder akelige berichten en zelfs afzichtelijke beelden van de aanslagen in het grensgebied van Israël en de Gazastrook. Dan ga je naar de kerk voor een woord van vrede en, tja. Dan krijgen we deze lezing.
“Evangelie” betekent “goed nieuws”, maar waar zit het goede hem in?
“De wijngaard des Heren is het huis van Israël”, zo lazen we uit Jesaja 5. Dat bidden we dan na de eerste lezing ook nog eens als keervers van de psalm.
En dán horen we het verhaal van de boze wijnbouwers. Een verhaal waarbij het bloed van de bladzijde afdruipt. En wordt in Jesaja 5 de wijngaard een woestenij, zo sterven de boze wijnbouwers eenzelfde ellendige dood als die ze uitgestort hebben over de dienaren en de zoon van de Eigenaar.
Waar vinden we goed nieuws? Op de televisie? Nee! Op het internet? Nee.
Het is kommer en kwel en schrik alom. Een orgie van geweld wordt over twee volken uitgestort. Daar is geen goed nieuws. Zelfs een tijdelijke overwinning en een tijdelijke nederlaag zullen geen vrede brengen; hooguit een adempauze tot de volgende ronde.
Waar vinden we goed nieuws, en vrede? Op deze bladzijdes? In dit bloeddoorweekte verhaal?
Ja. Ik zeg u, ja. Daar is goed nieuws te vinden. Áls we het evangelie niet horen als een nieuwsbericht dat ademloos voorgelezen wordt. “EIGENAAR NEEMT GRUWELIJK WRAAK OP WIJNBOUWBENDE, TIENTALLEN DODEN, PAGINA 4 INTERNATIONAAL”
Zó niet. Dan is er geen vrede, enkel opwinding.
Waar dan wel? Waar in dit evangelie vinden we dát waar we naar verlangen?
We slaan het verhaal weer op. We horen een gelijkenis van Jezus, hij gebruikt hele herkenbare beelden. De wijngaard, die kan staan voor het Heilig Land of voor het Joodse volk. En die wijngaard is niet van jou. Daar mag je van leven, daar mag je het goed hebben, daar mag je genoeg hebben… Maar je kan nooit zeggen hij is van mij, ik kan er mee doen en laten wat ik wil.
Wat je van God krijgt, wordt nooit helemaal van jou. Je moet er mee aan de slag, je moet tijd en energie aan God afdragen. Maar je kan nooit zeggen niemand heeft hier iets mee te maken, het is geheel en al van mij. Niemand anders heeft er ook maar enig recht op. Ik ben niemand wat verschuldigd.
Dat kunnen we zeggen over kleine dingen, over grote dingen. We kunnen het zeggen over het kleine domein van ons lichaam, we kunnen het zeggen over onze aangeboren talenten. We kunnen het zeggen, zoals de hogepriesters en de oudsten dat doen, wanneer zij hun ambt en hun bevoegdheden gaan zien als hun eigendom. Zoals de wijnbouwers, de pachters, naar hun wijngaard kijken.
Maar als de
realiteit terugduwt, en je gewezen wordt op je verantwoordelijkheid - zoals de
wijnbouwers bezoek krijgen van de dienaren van de eigenaar – dan gaat het van
kwaad tot erger. De illusie van macht en het waanbeeld dat je het recht aan je
kant hebt drijft je voort. En je gaat daadwerkelijk geloven: nog één grote
klap, één grote slag en dan is de ander uitgeschakeld. Dan win ik het. Dan is alles van mij!
En ze slaan die slag, ze lijken te winnen. Wie houdt hen tegen? Zelfs de zoon van de eigenaar ontzien ze niet. Is hun macht nu niet absoluut?
Maar dan lezen we het vers:
De steen
die de bouwlieden hebben afgekeurd,
is juist de hoeksteen geworden.
De zaak van God wordt nooit verwerkelijkt door de gladste politicus, of door de spreker die het beste kan liegen. God staat niet zomaar aan de kant van het grootste leger, en zeker niet aan die van de wreedste terrorist. Waar men naar de wapens grijpt in de hoop zich meester te maken van wat van een ander is, daar zullen we God niet vinden. Hoeveel vrome woorden er verder misschien gesproken worden door allerlei staats-geestelijkheid.
Daar blijft God vandaan.
En als God ergens vandaan blijft, dan verandert wat je dacht te hebben in een ellendige woestenij. De grond die genoeg opleverde, waar je tevreden mee kon zijn, dat wordt tot een vloek, een distelveld, een molensteen om je nek. Je buit wordt je dood.
Maar God gaat iets nieuws bouwen, met wat door anderen verworpen is.
God gaat verder met datgene wat legers en terroristen verwerpen. Dat wat vertrapt wordt, daar is je hoeksteen, daar moet je kijken. Daar ligt je hoop, daar je vrede. Wat zij niet willen, is wat jij moet zoeken.
God laat dit zien in Jezus. Jezus wordt gewelddadig verworpen. Hij kwam in het Zijne en het Zijne erkende Hem niet. En hij wordt verpletterd en onteerd door de machten. Iedereen die iemand is, is er als de kippen bij om bij te dragen aan zijn ondergang. Er blijft niets van hem over. Een lijk in een graf. Over en uit. “Weer een uitdager overleefd” moet iemand als Kajafas gedacht hebben. Kajafas is uiteindelijk achttien jaar hogepriester geweest. Een meester van het spel. Niemand kon zo goed problemen oplossen en moeilijkheden overleven als hij. Maar hij kan het tij niet ophouden. Ze hebben nog vijfendertig jaar. Dan stort alles in. Het is onvermijdelijk, het kan niet meer worden gered. Geen machtsmiddel houdt de muren van de stad nog overeind.
Hun tijd gaat voorbij. God bouwt een nieuwe toekomst vanuit het lege graf van Jezus. Een toekomst van vrede. Wij mogen die vrede zoeken, die vrede vinden, die vrede uitdragen. Ons niet laten meesleuren door elke golf van opwinding maar leven naar het voorbeeld van de heer.
Doen wij
dat, zo lezen we in het epistel van vandaag dan blijft God niet van ons
vandaan, dan blijft ons leven vruchtbaar zaad. En dus afsluitend met de woorden
van Paulus die we vandaag lazen:
Laat al uw wensen bij God bekend worden
in gebed en smeking, en nooit zonder dankzegging.
En de vrede van God, die alle begrip te boven gaat,
zal uw harten en uw gedachten behoeden in Christus Jezus.
Amen.