In die tijd zei Jezus
tot de hogepriesters en de oudsten van het volk:
“Wat denkt ge van het volgende?
Een man had twee zonen.
Hij ging naar de eerste toe en zei:
Mijn zoon, ga vandaag werken in mijn wijngaard. Goed vader, antwoordde deze, maar hij deed het niet.
Toen ging hij naar de tweede en zei hetzelfde.
Deze antwoordde: Neen, ik wil niet,
maar later kreeg hij spijt en ging toch.
Wie van de twee heeft nu de wil van zijn vader gedaan?”
Zij antwoordden: “De laatste.”
Toen zei Jezus hun:
“Voorwaar, Ik zeg u:
de tollenaars en de ontuchtige vrouwen gaan eerder dan gij het Rijk Gods binnen.
Johannes kwam tot u en beoefende de gerechtigheid;
toch hebt gij hem geen geloof geschonken,
terwijl de tollenaars en de ontuchtige vrouwen
hem wel geloof schonken.
Maar zelfs, nadat ge dit had gezien,
zijt ge toch niet tot inkeer gekomen
en hebt ge hem geen geloof geschonken.”
Beste vrienden
Niet alles is wat het lijkt te zijn. De buitenkant rijmt niet altijd op de binnenkant. Het domein van het hart en de openbare wereld waarin we onze rollen spelen zijn twee dimensies. Als het goed is zijn die in harmonie met elkaar, vormen die één geheel.
Maar het kan ook dat ze wijd uit elkaar lopen. Dat is waar Jezus vandaag over spreekt.
We vallen, zoals wel vaker pats-boem een redevoering binnen. Een strijdgesprek zelf. Jezus aan de éne kant, en de Hogepriesters en Schriftgeleerden aan de andere kant. Maar we moeten ook weten wáar zich dit alles afspeelt, en wat er aan voorafging.
Een korte inleiding dus:
Dit strijdgesprek vindt plaats in de Tempel in Jeruzalem, en de dag ervoor is Jezus Jeruzalem binnengehaald. Hij wordt door het volk en door de kinderen toegezongen als de nieuwe koning die álles anders gaat maken. Daarna vindt in dit evangelie de Tempelreiniging plaats: die heilige plaats van gebed is een rovershol geworden en moet met kracht worden hersteld. Vervolgens wordt Jezus uitgedaagd door de Hogepriesters en Schriftgeleerden, maar wordt duidelijk dat aan alles wat zij zeggen en denken politieke afwegingen ten grondslag liggen.
Dát is de achtergrond van dit strijdgesprek.
Jezus toont zich. Dat gebeurt door heel het Evangelie heen. Het wordt langzaam ingeleid. Na drie jaar rondtrekken met zijn leerlingen wordt langzaam maar zeker steeds duidelijker wie Jezus is, het geheim wordt stukje aan beetje geopenbaard. En het laatste hoofdstuk van die openbaring, die ontsluiering van wie Jezus werkelijk is, en wat Hij werkelijk komt doen vangt aan in de stad Jeruzalem. Daar komen alle lijnen tussen Hemel en aarde bijeen. Daar bevindt zich het brandpunt waar alle stralen samenkomen: de Tempel.
De Tempel is het dramatische middelpunt van het joodse leven in deze tijd. Als Jezus zich openbaart in zijn rol dan moet uiteindelijk dáár. Voor de eigen leerlingen, in klein comité? Ja, dat kan op een berg in het buitengebied. Maar uiteindelijk moet Hij hier zijn: de plaats waar de grens tussen hemel en aarde het dunst is, waar maar een enkele stoffen voorhang het Aardse en het Absolute van elkaar scheidt.
Maar de Tempel, die heilige plaats waar God aanwezig is onder de mensen is ook de plaats waar God buiten zicht gehouden wordt. De plaats die Hem tegenwoordig stelt, is tegelijkertijd de plaats die Hem verbergt. Die zijn afstand benadrukt.
En als Jezus komt, en God openbaart voor wie Hij is, dan moeten er dus dingen gebeuren. Dat kan niet anders. De tijd van de openbaring is altijd ook de tijd van de waarheid. Alles wordt zichtbaar gemaakt.
En wát wordt zichtbaar gemaakt? In de eerste plaats de mensen die verantwoordelijk zijn voor die Tempel: de mensen die verantwoordelijk zijn voor het juiste geloof, de juiste offers, het juiste gedrag. En wát in hen zichtbaar wordt is dat dat ook de mensen zijn die deze rol niet waar maken.
We horen een verhaal over twee zoons: de één lijkt goed, líjkt zich in te zetten, maar doet het niet. De ander líjkt op afstand te staan maar is uiteindelijk toch degene die doet wat er van hem gevraagd wordt. Deze zoons staan voor twee groepen: de insiders en de buitenstaanders.
De insiders: de hogepriesters en schriftgeleerden worden door Jezus beschuldigd dat hun relatie met God alleen maar buitenkant is. Net als de tempel schitteren ze in de maatschappelijke zon. Maar van binnen is er slechts een lege holte.
Ze zijn niet integer - en het woord integer wil zeggen: dat je uit één stuk bent, dat wie je bent en wat je zegt op elkaar passen.
Dat hebben ze zelf al laten zien, dat blijkt uit wat ze zeggen. We weten het impliciet al. We zien het, we voelen het. Er klopt iets niet. Maar nu wordt het hardop gezegd. Door Jezus zelf. Ze worden niet alleen gewogen , maar ze worden zelfs te licht bevonden.
En aan de andere kant, zien we met wie ze vergeleken worden. Met absolute buitenstaanders, deviante types waar niemand naast wil zitten. Onreine mannen en vrouwen. Tollenaars, die heulen met de Romeinen, en vrouwen die de mannen wel willen gebruiken maar niet willen zien. Het is in die wereld schaamtevol om ze zelfs maar te noemen. Het is vernederend om zelfs maar met hen vergeleken te worden. En we kunnen maar proberen voor te stellen hoe vernietigend het is om vervolgens negatief met hen vergeleken te worden.
Hoe worden ze vergeleken? Er wordt niet gezegd dat de tollenaars en de ontuchtige vrouwen zoveel beters gedaan hebben. Er wordt door Jezus gezegd dat ze, net als de tweede zoon, spijt hebben en zich voornemen om het anders te doen. Er staat niks over perfect berouw of dat ze opeens zich als heiligen gaan gedragen, maar wel dat ze stappen zetten om het oude achter zich te laten.
Terwijl de priesters en schriftgeleerden verhard zijn in de rol die ze spelen - en geloven dat ze geen bekering nodig hebben. Een oude Griekse wijze zei eens: we kunnen eigenlijk niets écht weten, maar ik wéét tenminste dat ik niets weet en daarom lig ik al voor op de anderen.
Zo is het ook een beetje met de rechtvaardigheid voor God. We schieten allemaal te kort als we ons met God vergelijken. Niemand raakt daaraan. Maar wie weet dat hij of zij tekortschiet en elke dag stappen zet om het beter, anders te doen - en hoopt op Gods liefdevolle ontferming en openbaring, is veel verder dan mensen die verstrikt blijven in fatsoenlijk zelfbedrog.
Misschien dat wij ons niet herkennen in één van de twee zoons. We zijn noch machthebbers, noch verlaten en verworpen buitenstaanders. De meeste van ons zitten een beetje in het gemiddelde.
Dan is het gevaar misschien om te denken: ik herken mij in geen van beiden, dus vandaag gaat het even niet over mij.
We kunnen het ook omdraaien en zeggen: ik hoor niet volledig toe tot één van beide groepen, maar ik heb beide kanten in me. Een buitenkant waarvan ik wil dat die er goed uitziet, dat mensen mij positief waarderen, als een goed mens - en waarschijnlijk ook wel een binnenkant waarin wij zien dat we nooit zo goed zijn als we ons voordoen. Dat is geen ramp trouwens, dat we dat zo voelen. Als we het maar duidelijk hebben. Niet geloven dat de rol die wij spelen ons werkelijke leven is en de volheid van onze relatie met God omvat.
God is groter dan wij ons kunnen voorstellen. Wijzelf kunnen zoveel meer zijn dan onze rol, of dan wat wij ons voorstellen. Maar we kunnen het pas beginnen te vatten als wij ons niet laten voorstaan op de rollen die wij spelen, maar uiteindelijk kunnen zeggen dat we slechts “onnutte knechten” zijn (Lucas 17:10). Dat maakt ons vrij om te groeien, om meer te worden, om meer te zijn.
Amen.