Wednesday, 13 September 2023

24e zondag door het jaar A

 

In die tijd kwam Petrus naar Jezus toe en sprak:
“Heer, als mijn broeder tegen mij misdoet,
hoe dikwijls moet ik hem dan vergeven?
Tot zevenmaal toe?”
Jezus antwoordde hem:
“Neen, zeg Ik u, niet tot zevenmaal toe,
maar tot zeventig maal zevenmaal.
Daarom gelijkt het Rijk der hemelen op een koning,
die rekening en verantwoording wilde vragen
aan zijn dienaren.
Toen hij hiermee begon,
bracht men iemand bij hem
die tienduizend talenten schuldig was.
Daar hij niets had om te betalen,
gaf de heer het bevel hem te verkopen
met vrouw en kinderen en al wat hij bezat
om zo de schuld te vereffenen.
Maar de dienaar wierp zich voor hem neer en smeekte:
Heer, heb geduld met mij en ik zal u alles betalen.
De Heer kreeg medelijden met die dienaar,
liet hem gaan en schold hem de geleende som kwijt.
Maar toen die dienaar buiten kwam,
trof hij daar een andere dienaar,
die hem honderd denariëen schuldig was;
hij greep hem bij de keel en zei:
Betaal wat je schuldig bent.
De andere dienaar wierp zich voor hem neer en smeekte:
Heb geduld met mij en ik zal u betalen.
Maar hij weigerde
en liet hem zelfs in de gevangenis zetten,
totdat hij zijn schuld betaald zou hebben.
Toen nu de overige dienaars zagen wat er gebeurd was,
waren zij diep verontwaardigd
en gingen hun heer alles vertellen.
Daarop liet de heer de dienaar roepen en sprak:
Jij, lelijke knecht,
heel de schuld heb ik je kwijtgescholden,
omdat je mij erom gesmeekt hebt.
Had jij dan ook geen medelijden moeten hebben
met je mededienaar,
zoals ik met jou medelijden heb gehad?
En in toorn ontstoken,
leverde zijn heer hem over aan de beulen,
totdat hij zijn hele schuld betaald zou hebben.
Zo zal ook mijn hemelse Vader
met ieder van u handelen,
die niet zijn broeder van harte vergiffenis schenkt.”

 

Beste vrienden,

 

Door de geschiedenis van het christendom heen is altijd veel gediscussieerd over wat de verhouding is tussen geloven aan de ene kant en handelen aan de andere kant. Dan wordt er gediscussieerd of het ene belangrijker is dan het andere, en of het één zonder het ander kan bestaan.

De koning, dat is altijd een beeld dat gebruikt wordt om God aan te duiden, eist rekenschap. Rekenschap is dat alles zichtbaar gemaakt moet worden. Als je hebt zitten foefelen met de centen is het moment van rekenschap niet iets om naar uit te kijken. De tijd waarin je alles nog wat recht kon breien is voorbij en de boeken gaan open!

En er komen tienduizend talenten tekort. Dat is een onmetelijke som geld. Daar kun je je geen voorstelling van maken. Iemand heeft uitgerekend dat de hele jaarlijkse belastingopbrengst van Judea en Galilea tweehonderd talenten bedroeg. Je kan geen exact bedrag er aan vast koppelen, maar ter vergelijking. De allerrijkste man ter wereld in ongeveer die tijd: de Romeinse magnaat Crassus in vijftig voor Christus zou een vermogen hebben gehad van zevenduizend talenten.  

“Tienduizend talenten” is dus gewoon een manier om te zeggen: het is een duizelingwekkend bedrag. Dat zien we vaker in de Bijbel: getallen gaan nooit alleen maar over cijfers. Ze symboliseren iets.

Als de koning voor God staat, zo staan de tienduizend talenten ervoor dat het fundamenteel  onmogelijk is dat wij niet bij God in het krijt staan. Wij hebben altijd schuld bij God, minstens in de zin dat alle goede dingen die wij van God krijgen nooit zouden kunnen terugbetalen. Wij hebben onszelf niet geschapen. Wat hebben wij, wat niet aan ons gegeven is? En wat ons wél aan te rekenen is, alles wat wij niet goed doen in het leven – daar kunnen we ook nog vergeving voor vinden. Niet één keer, niet drie keer, maar zeven keer zeven keer.

Een symbolisch getal. Zeven betekent altijd een volheid. De wereld is in zeven dagen geschapen: dat wil zeggen, de schepping is prachtig, volledig zoals zij is. De gaven van de Heilige Geest? Zeven stuks! Een volheid van gaven! Nu, hoe vaak kun je vergeving krijgen? Zeven keer zeven keer! De volledigheid van de volledigheid: dat is dus oneindig vaak. God wil ons altijd vergeven.

En Hij vergeeft niet alleen als wij een perfect geloof hebben. Hij vergeeft ook boven al onze verwachtingen uit. Dat zien we terug in het Evangelie van vandaag. We zien zoals gezegd de slechte dienaar. Tienduizend talenten. Een onmetelijk bedrag dus, tien keer het klimaatfonds of, anderhalf keer het vermogen van Elon Musk. Onmetelijk! En de koning eist het op.

Dat is onmogelijk. Dat is duidelijk. En zoals dat dan ging met schuldenaars en faillieten, die werden verkocht. Met de familie erbij. Een hard gelag! Nu moeten we wel zeggen dat als we nu over slavernij denken, dan denken we aan de plantages in Amerika. Dát was het niet. Slavernij was niet altijd permanent. Het kon ook een soort hardhandige schuldsanering zijn. Wreed en zeer onaangenaam, zeker. Maar niet permanent. Het hield uiteindelijk weer eens op na, daar zijn we weer: zeven jaar. Een volheid van tijd.

Maar dan nog is die gedachte onverdraaglijk. Zeven jaar dwangarbeid. “Heer, geef uitstel!”, dat is de bede van de slechte dienaar. Hij vraagt niet om vergeving van de schuld van tienduizend talenten, enkel om uitstel. Gevolgd door de volstrekt ongeloofwaardige woorden dat hij het op één of andere manier terug gaat betalen!

Zacht gezegd is dat een uiting van zeer imperfect geloof. Maar toch: de smekeling gelooft dat de koning hem op zijn minst wat meer tijd geven kan. De boze dienaar heeft een schilfertje geloof. Maar dat minieme schilfertje is genoeg, meer dan genoeg.

En de koning vergeeft hem die onvatbare schuld. Ongelofelijk! Dat is wie God is, Hij doet altijd véél meer voor ons dan wij ons maar kunnen voorstellen. Als je je voorstelt hoe groot en goed God is, dan weet ik zeker dat je niet in de buurt komt. God is nog eindeloos veel beter dan dat.

Dit hele Evangelieverhaal gaat over onvoorstelbaarheden. Wij kunnen onze schuld bij God niet voorstellen, onze tekortkomingen voor God niet voorstellen en de mate van Gods vergeving niet uit onszelf voorstellen. Wij hebben létterlijk Jezus Christus nodig om ons dat te vertellen en het voort te leven want uit onszelf komen we daar nooit.

Maar vergeving die eenmaal verkregen is, legt ook ons een verdere verplichting op. Vergeving is immers gratis, maar niet vrijblijvend! Als wij vergeving krijgen zijn we niet in een positie om jegens een ander die tekortschiet tegen ons de ander uit te persen tot de pitten kraken – zelfs al hadden we daar recht op.

De slechte dienaar komt een ander tegen, die staat bij hem in het krijt. Honderd denaries. Dat is een kleine middenklasse auto. Je voelt het als je zo`n bedrag kwijtraakt – al is het niet per se het einde van de wereld. Zo`n soort bedrag. En de slechte dienaar laat zich van zijn slechte kant zien en werpt de andere dienaar in de gevangenis.

Dit is ook een vorm van schuldvereffening die wij niet meer kennen. Als schuldeiser kon je  schuldenaars gevangen laten zetten in de hoop op snel geld. Want als de schuldenaar vrienden heeft zullen die hem te hulp komen! Door de hele wijk slaan dan tientallen vrienden hun spaarvarkentjes stuk en dan is de schuld snel afgelost. Dat is de hoop dan toch.

Maar de waarheid komt altijd naar buiten. Want wát is het lelijk wat de slechte dienaar hier doet. Alles gekregen, maar niks willen geven. Bah!

En natuurlijk loopt dat helemaal verkeerd af en de slechte dienaar komt zèlf in de gevangenis terecht.

Wie een kuil graaft voor een ander, valt er zelf in. Dat is een soort Bijbelhumor.

Maar is dit nu einde verhaal? Is dit een verhaal over een eeuwig oordeel, de gevangenis een vooraftekening van de eeuwige afwijzing door God? Dat lees je wel eens in Bijbelcommentaren. Maar ik ben er niet zo zeker van. Die gevangenis was immers geen plek om permanent te zijn. Vrienden kunnen je vrijkopen. Ik weet niet of de slechte dienaar veel vrienden heeft, maar het gaat om het idee. Wie anderen vergeving weigert kan zelf onder een oordeel vallen. Als we genadeloos zijn, zetten we onszelf op afstand van genade.

Wij zijn als kerk een gemeenschap van gebed. Wij mogen God vragen om vergeving. Wij mogen dit voor onszelf vragen, maar ook voor anderen. Jezus deed het. Jezus bad voor wie hem vervolgde en voor wie hem kruisigden, voor de mensen die hem gingen doden. Jezus bad voor mensen die écht boosaardige dingen deden, en niet opzichtig veel berouw hadden op dat moment.

Wij kunnen, moeten bidden voor andere mensen. Degenen die goed voor ons zijn, en ook degenen die moeilijk doen. Het schilfertje geloof en het schilfertje ‘gebed’ van de slechte dienaar waren genoeg om een schuld van tienduizend talenten te doen oplossen. Wat vermag ons gebed dan, wanneer wij voortbewogen worden door Godskennis, genade en een leven vanuit de sacramenten?

Laten we dus blijven bidden, voor onszelf, de mensen om ons heen. De mensen die ons pijn hebben gedaan en de mensen, vooral de mensen die niemand hebben om voor hen te bidden. En laten we nooit moe worden te hopen op Gods vergeving, Gods barmhartigheid: die groter is dan wij ons voor kunnen stellen.

Amen.