Drieëntwintigste zondag door het jaar A
In die tijd
zei Jezus tot zijn leerlingen:
“Wanneer uw broeder gezondigd heeft,
wijs hem dan onder vier ogen terecht.
Luistert hij naar u, dan hebt gij uw broeder gewonnen.
Maar luistert hij niet,
haal er dan nog één of twee personen bij,
opdat alles beruste
op de verklaring van twee of drie getuigen.
Als hij naar hen niet wil luisteren,
leg het dan voor aan de Kerk.
Wil hij ook naar de Kerk niet luisteren,
beschouw hem dan als een heiden of tollenaar. Voorwaar Ik zeg u:
Wat gij zult binden op aarde
zal ook in de hemel gebonden zijn,
en wat gij zult ontbinden op aarde
zal ook in de hemel ontbonden zijn.
Eveneens zeg Ik u:
Wanneer twee van u eensgezind op aarde iets vragen
– het moge zijn wat het wil –
zullen zij het verkrijgen
van mijn Vader, die in de hemel is.
Want waar er twee of drie verenigd zijn in mijn Naam,
daar ben Ik in hun midden.”
Beste vrienden
Één van de dingen waar ik mee heb moeten leren omgaan toen ik acht jaar geleden gewijd ben en voor de kerk ging werken was dat hoe vaak er wel niet over anderen gepraat wordt. En dan niet in waarderende zin, maar klagend of zelfs aan-klagend. Wat wordt er veel geroddeld in de kerk! (Daarbuiten natuurlijk ook, maar daar gaat het nu even niet om).
En dan niet alleen in de parochie, in de concrete gemeenschap “op de grond”, maar ook elders. Op het internet vinden we eindeloze discussies over wat die priester zei, of die bisschop vond, of waar die diaken naar op vakantie ging. En – vaak anoniem – plaatsen mensen zich in de rol van aanklager. Zogenaamd gaat het dan om de “eer van de kerk”, maar ik vermoed dat het eigenlijk om iets anders gaat.
Nu, in de wereld: als je ruzie hebt over een paar hectare grond, vruchtgebruik van een huis of een al dan niet gevestigd recht van overpad, dan heb je ruzie over iets concreets: iets wat je in theorie kan vastpakken of aanwijzen. Je kan onder begeleiding van iemand die bijvoorbeeld juridisch geschoold is dan tot afspraken komen. “Jij krijgt dit, en ik krijg in ruil daarvoor dat”, en daarmee is de kous af.
Maar als er ruzie of verdeeldheid is over wat iemand gezegd, gedaan of bedoeld zou hebben dan verdwaal je al gauw in een moeras. Wat jij dacht te horen is immers niet altijd wat iemand dacht te zeggen, en als er geen ruimte is om daar in alle rust met elkaar over te praten wordt er al gauw door oordelend geroddel een nieuwe werkelijkheid geschapen waarin iedereen zich afsluit voor de ander.
En als het dan mis gaat, en er ontstaat ruzie, dan loopt het ook veel sneller uit de hand dan op andere plekken. Ook dat is niet zo vreemd.
Maar als er ruzie ontstaat over of iemand wel “een goed christen” is, of erger nog “een goed mens” – of een “hypocriet”, een luilak of een “dwaalleraar” - dan gaat het gelijk over dingen waar je psychologisch, niet zomaar concessies kan doen. Niet zonder dat je je eigen integriteit moet opgeven.
Het resultaat: woede, geroddel, dreigementen, verdeeldheid, gelek naar de krant, brieven naar de bisschop, gemonkel op Facebook… En aan het eind van de rit delft iemand, of iedereen, het onderspit, zijn er littekens geslagen die een leven lang meegaan en is er níks gewonnen. Een berg bitterheid! Dat heb je dan. Om niks.
Ten overvloede, ik zeg niet dat het hier gebeurt. Maar het gebeurt wel. En het kán gebeuren. Overal.
Jezus in zijn liefde en wijsheid, zag dat allemaal al aankomen. En geeft ons deze zondag woorden mee voor hoe wij met elkaar kunnen en moeten omgaan als er verkeerde dingen worden gezegd of gedaan, en de gemeenschap beschadigd zou raken.
We zien een drietrapsraket van ver-antwoordelijkheid. Van manieren waarop je volwassen antwoord kan geven op een situatie.
Om te zien hoe dat werkt moeten we weten wat er aan deze lezing vooraf gaat, en wat er op volgt. Dat maakt uit voor het begrip.
Wat er direct aan voorafgaat (Mt 18,12-14) is de gelijkenis van het verloren schaap: u weet wel: de herder laat negenennegentig schapen in de bergen om op zoek te gaan naar het éne schaap dat de weg kwijt raakte.
En waar de passage mee eindigt, is ook van belang. “Waar twee of drie bijeen zijn in mijn Naam” zegt Jezus, “daar ben Ik bij”.
Dat is de context. In het Evangelie van vandaag wordt, kunnen we zeggen een, christelijke rechtsgang geschetst. Als het dreigt fout te gaan met iemand dan ben je als gemeenschap, en als verantwoordelijken, verplicht om vanuit herderlijke zorg –zorg om het verloren schaap – en vanuit de aanwezigheid van Christus – een beslissing genomen.
We kijken naar de “drietrapsraket”:
Als er iemand de verkeerde kant op dreigt te gaan, dingen doet of laat die niet door de beugel kunnen dan probeer je het eerst informeel op te lossen: met een individueel gesprek. Onder vier ogen, een “veilige ruimte”. Misverstanden kunnen worden opgelost. Als je iemand verkeerd hebt begrepen is dát de plek waar helderheid kan worden verkregen en met wat geluk is daarmee de kous af.
Lukt dat niet, dán kun je er mensen bijroepen. Niet stiekem, niet door het zoeken van medestanders of mede-aanklagers, maar door gesprekspartners te zoeken die getuige worden. Een getuige moet, zo wil het recht, onpartijdig zijn. De beklaagde wordt niet voor een vierschaar gebracht zodat hij makkelijk beurtelings kan worden aangeklaagd en kruisverhoord en je sámen iemand makkelijk klein kan krijgen. Nee: je bent met twee of drie bijeen. Jezus is er bij. In liefde en waarheid probeer je samen te achterhalen wat er gebeurd is en hoe je er samen uitkomt. Uit de Bijbelse context is duidelijk dat de getuigen er niet passief bijzitten maar betrokken moeten zijn op het niet-vooringenomen vinden van de waarheid.
“Bij geen enkel vergrijp of misdrijf is het voldoende, als één persoon tegen de dader getuigt; alleen een verklaring van twee of drie getuigen is rechtsgeldig.” (Deuteronomium 19:15)
Kom je er in dat kleine comité nog niet uit, iemand blijft weerspannig of volhardt in schadelijk gedrag dat de gemeenschap uit het lood kan brengen, dán pas moet het voor de gemeenschap worden gebracht. En alleen de gemeenschap heeft het eindoordeel. Dat wil zeggen: elk oordeel in de kerk moet zo transparant mogelijk genomen worden door een zo breed mogelijke groep mensen om te voorkomen dat er kokervisie ontstaat en de waarheid verdwijnt in zelfgenoegzaamheid.
De gemeenschap kan dan oordelen dat het niet meer zo verder gaat, dat iemands taal of gedrag dermate extreem is dat het de gemeenschap of leden daarvan lichamelijk of geestelijk in gevaar brengt. Elke gemeenschap is kwetsbaar en dat brengt verantwoordelijkheid met zich mee. Niets doen, alles maar laten gebeuren is geen liefde, maar zelfgenoegzaamheid. Dat is niet schriftuurlijk. Dat is niet christelijk.
En als het niet meer verder gaat dan moet je iemand op afstand zetten – dat kan betekenen dat iemand niet meer de positie mag hebben die hij of zij had, of in het uiterste geval dat je iemand uitsluit. Dat komt gelukkig weinig voor.
Het Evangelie is er wel duidelijk over: “beschouw zo iemand als een heiden of tollenaar”. Dat klinkt hard in onze oren. We voelen ook al een beetje de hemelpoorten dichtslaan voor zo iemand. Maar ook hier moeten we goed opletten.
Want naar wie ging Jezus op zoek, naar verloren schapen. Hij ging op zoek naar tollenaars, en maakte ruimte voor heidenen die hun wegen achter zich wilden laten. Ook na het oordeel van de gemeenschap blijven er dus deuren open staan. Ondanks alles is het toch een hoopvolle boodschap.
Mensen kunnen veranderen, dat is wat ze doen. Mensen zetten zichzelf ook op afstand. Verlaten hun plaats; we denken aan het verhaal van de Verloren Zoon. Maar hoe ver de verloren zoon ook afgedwaald was, de ogen van de Barmhartige Vader waren altijd op de horizon gericht; wachtend op het moment dat de Zoon terugkomt van zijn tot mislukken gedoemde avontuur.
Mogen deze woorden ons ook wijsheid geven; de kennis dat wij niet altijd zien wat er werkelijk aan de hand is en terughoudend moeten zijn in ons oordeel en laten we altijd om ons heen kijken met de ogen van de Barmhartige Vader: niet enkel gericht op oude pijn maar vervuld van hoop en openheid naar de toekomst toe.
Amen.