Toen
Jezus aan het kruis hing,
stond
het volk toe te kijken,
maar
de overheidspersonen lachten Hem uit en zeiden:
“Anderen
heeft Hij gered;
laat
Hij zichzelf eens redden
als
Hij de Messias van God is,
de
uitverkorene!”
De
soldaten brachten Hem zure wijn,
en
ook zij voegden Hem spottend toe:
“Als
Gij de koning der Joden zijt,
red
dan uzelf.”
Boven
Hem stond als opschrift
in
Griekse, Romeinse en Hebreeuwse letters:
“Dit
is de koning der Joden.”
Ook
een van de misdadigers die daar hingen hoonde Hem:
“Zijt
Gij niet de Messias?
Red
dan uzelf en ons.”
Maar
de andere strafte hem af en zei:
“Heb
zelfs jij geen vrees voor God
terwijl
je toch hetzelfde vonnis ondergaat?
En
wij ondergaan dat vonnis terecht,
want
wij krijgen wat wij door onze daden verdiend hebben;
maar
Hij heeft niets verkeerds gedaan.”
Daarop
zei hij:
“Jezus,
denk
aan mij,
wanneer
Gij in uw Koninkrijk gekomen zijt.”
En
Jezus sprak tot hem:
“Voorwaar,
Ik zeg u:
vandaag
nog zult gij met Mij zijn in het paradijs.”
Beste vrienden,
We staan aan het eind van het kerkelijk jaar, aan de voet van het kruis. En daar kijken we op naar de Koning, op Zijn feest. Christus Koning. Het is een vreemde koning, het moet gezegd. Niet zoals de leiders die we kennen. Laten we eens zien wat er aan de hand is.
Als we iets belangrijk vinden, ergens de aandacht op willen vestigen dan verheffen we het. Je zet het op een voetstuk. Je zet iets neer op een plek waar iedereen het goed kan zien. Wat je op een voetstuk zet kun je onderverdelen in twee categorieën: je kan presenteren wie je bent of je kan laten zien wat je in machte bent te doen.
Naast dat elk paleis een balkon heeft waarop je op het volk kan kijken heb je als machthebber ook andere dingen die je in de hoogte kunt zetten. Je kan een groot monument laten bouwen, waar mensen naar op moeten kijken. Of bij de jaarlijke parade laat je de luchtmacht in formatie over de stad heen vliegen. Dat is best indrukwekkend, en meestal onschuldig.
Maar als je minder in de gunst staat van de mensen, dan moet je ze met hoge tekens intimideren. Dan krijg je zoals vroeger in het oosten, monsterlijke beelden van Lenin op het stadsplein, of zoals in andere tijden, een dwangburcht boven op de heuvel. Of een galg, een executieplaats. Pour encourager les autres. Zo laat je zien wie er de baas is, en wat er gebeurt als je niet in de pas loopt.
Zien we iets opgericht worden, zo de hoogte in. Dan moeten we ons dat afvragen: wat is dat, wie richt het op, en wat betekent het?
Wat is dat, dat kruis. Het is geen ereplaats. Het is niet opgericht door Jezus zelf. Het is een straf van de Romeinen, het oordeel voorgesorteerd door de machthebbers onder het volk. Het is niet alleen maar een doodstraf, het is een spektakel. Of althans, zo is het bedoeld. Op een hoge plaats, langs de toekomstweg, zodat iedereen die langs komt het moet zien. En het liefst niet alleen zien.
Vroeger waren executies niet alleen maar een doodstraf, ze waren theater. Vermaak. Bedoeld om het volk te binden aan de heersers. Als de rechters iemand ter dood wilden brengen maakten ze er een theater van om zo het publiek aan hun kant te krijgen. En dat zien we hier ook, rond het kruis. Het is de bedoeling dat het een show wordt. En de overheidspersonen staan daar gereed als een soort cheerleader, slogans te schreeuwen. Want wat ze zeggen, fluisteren ze niet onder elkaar alsof ze bang zijn om gehoord te worden. Nee, het is de weg-met-Jezus show.
Maar in de oude tijden als je het er als volk niet mee eens was, met wat er gebeurde, dan stond er altijd één weg open. Je kon natuurlijk niet roepen: “ik ben het er niet mee eens” of “stop!”. Je keek toe in stilte, in stille afkeuring. Soms enkel een diepe zucht als het oordeel voltrokken werd. Toen de Engelse revolutionairen koning Charles I vermoordden op het schavot werd het ook niet het spektakel waar ze op hoopten. Een doodse stilte was hun deel. Het was het begin van het einde van hun revolutie.
Het volk stond toe te kijken, ze zeggen niks, maar de overheidspersonen lachten hem uit. Het volk doet niet mee. Hetzelfde zien we hier. Het volk laat zich niet gek maken. Eenvoudige mensen zien vaak het beste wie er authentiek is, en wie niet. Wie er echt schuld heeft en wie niet. Wie toneel speelt en wie zichzelf is.
Er wordt wel eens gezegd, het volk stond aan de kant van de machthebbers en riepen om de dood van Jezus. Dat is niet zo. Door heel Lukas heen lezen we dat waar zelfs de stemmen die roepen om de dood even sterker zijn, maar dat niks zegt over het volk zelf. Die rouwen, en zijn stil. We zijn gedrild om te denken dat stilte niks zegt. Het tegendeel is waar. De crux van vandaag is dat de leiders het volk niet meekrijgen, het volk het oordeel van de leiders afkeurt.
De leiders krijgen het volk niet mee omdat zij weten dat ze in Jezus iemand tegenkomen die écht alles is waar de leiders nooit aan kunnen tippen. Jezus alles wat zij zouden willen zijn, ten diepste.
Om te beginnen is hij een echte profeet. Hij heeft de waarheid verinnerlijkt. Hij kan spreken uit de waarheid. Hij hoeft zich niet eindeloos in te dekken. Hij hoeft niet steeds te plannen hoe hij de ander moet manipuleren. Dat zouden zij ook willen, want dat wil ieder mens. Maar zij zitten in zichzelf gevangen. Hij is vrij. Ze zijn bitter en afgunstig.
Ten tweede is hij de échte hogepriester. Zijn band met God is zo sterk dat de mensen die alleen maar de mantels, insignes en benoemingsoorkondes hebben in de schaduw staan. Ze hebben hun titels gekocht. Van Herodes, via de Romeinen. Ze doen hun best om die lege huls in hun families te houden. Maar inhoudelijk heeft het niks om het lijf. Ze weten het, en zijn bitter en afgunstig.
Ten slotte is hij de échte koning. Hij is volledig zichzelf. Zij kunnen nooit zichzelf zijn. Geen dag, geen moment. Hij heeft wérkelijk gezag: als hij spreekt zwijgt de zee. Boze geesten pakken hun biezen. Ziektes verdwijnen. De dood heeft geen kans. Het volk ziet wie hij is. Beseft het misschien niet helemaal, maar ze hebben meer door dan de adel. Herodes is een huurkoning, en de hogepriesters? Die zijn nóg minder. Huur-stadhouders. Ze treden op, is het idee, in naam van dat koningsschap dat er zou moeten zijn. Ze verlangen er naar wérkelijk gezag te hebben. Maar ze hebben het niet. En ze zijn bitter en afgunstig.
Dus maken ze hem tot voorbeeld. “Dít is wat er gebeurt als je ons voor de voeten loopt, Koning van Israël”, en nu kan iedereen je zien in je schande.
Maar ze hebben niet gerekend op wat er gebeurt als je al die dingen bent. Werkelijk profeet – in contact met de waarheid
Werkelijk hogepriester – volledig verenigd met God
Werkelijk de koning – bekleed met alle gezag.
Wie al die dingen is, kan kwetsbaar zijn. Want je bent ze niet omdat een ander mens die titels aan je geeft, tegen een tegenprestatie en zo lang als het duurt – of je je jaarlijkse functioneringsgesprek met Pilatus overleeft.
Nee. Wie al die dingen is, is ze uit zichzelf. Ze horen bij hem als mens. Hij kan niet iets anders zijn.
En als je dat weet, dan kun je je nek uitsteken. Risico lopen. Je armen wijd uitstrekken, tot aan het kruis.
Zwakke mensen zullen nooit risico lopen. Die klampen zich krampachtig vast aan wat ze denken te hebben. Staan op hun ingebeelde rechten, en weten exact wat de ander hen verschuldigt is. Elke dag worden ze iets stijver, rigider. Als ze worden geconfronteerd met iemand die het wél kan, die het wél is worden ze vijandig. Dat toont zich in houding en taal. Verkramping, pijn, bittere jaloezie, bittere woorden. Gemene grappen. Sarcasme.
Ze denken, dat zegt iets over de ander: “als ik vals ben” – zo denken zij – “wordt Hij zwak!” Ze stellen Jezus in het middelpunt van de aandacht – aan het kruis - en hopen dat Hij dan te kijk staat. Maar het straalt enkel op jezelf af. En dus mislukt het. Het werkt niet. De plek van de schande, het kruis, wordt tot plek van het heil.
Hij ís koning. Ook aan het kruis, juist aan het kruis. En de eerste die thuis mag komen in Zijn koninkrijk is de goede rover.
En hier zijn we dan, tweeduizend jaar later. We staan nog steeds om het teken van het kruis en wij brengen het de eer. We erkennen wie Hij is.
Niet in machteloze stilte, maar in lofprijzing. We zijn niet meer dat arme, vertrapte volk van Jeruzalem. We zijn een nieuw volk. Een nieuwe gemeenschap van wederkerige rechten, jegens elkaar en jegens God.
Een koninkrijk, ja.
Geen stam waar je ingeboren moet zijn, het juiste bloed moet hebben.
Geen vereniging, waar je op een goede dag bij elkaar komt om met elkaar iets te doen, en samen te beslissen wat.
Geen republiek waarin je elkaar je rechten toekent en zelf de president aanwijst.
Het is een koninkrijk, samen rondom koning Jezus. Ieder mens draagt het burgerschap al in zich. Niet omdat het volgt uit een mensenrecht, maar vanuit de menselijkheid van de Zoon van God. Zoals hij volledig verenigd is met God, zo is Hij ook volledig verenigd met de mensheid als geheel.
We hebben een staande uitnodiging. Burger te worden van zijn Koninkrijk. Om zo tot onszelf, tot ons recht, te kunnen komen.
Amen