Broeders en zusters,
Als je leeft
in tijden van verandering – je begint bijvoorbeeld aan een nieuwe baan of je
gaat verhuizen – dan kom je er vaak achter hoe belangrijk het is om op een
vaste plek te leven en vaste bezigheden te hebben.
Ieder mens
heeft een plek nodig die je een “thuis” kan noemen. Mensen zijn er niet op gebouwd
om elk jaar of elke twee jaar ergens anders naar toe gestuurd te worden. Net zo
min als dat ze elke paar jaar van familie kunnen wisselen.
We hebben stabiliteit nodig in ons leven. De
dingen moeten een vaste plek hebben. Anders wordt het een rommeltje in ons
leven. Ik weet er alles van, want ik ben zelf afgelopen week verhuisd. Ik ben
nu nèt op het punt dat ik niet meer elke ochtend op zoek moet naar mijn bril,
of alweer op jacht naar de koffiefilters omdat mijn lichaam nu wel in Alkmaar
is, maar mijn hoofd – zeker om half zeven ’s ochtends – nog een beetje in
Heemstede woont.
Zonder vaste
plekken in ons leven dreigt ons leven vormeloos te worden. Onze levens krijgen
hun vorm pas door de vaste plekken in ons leven. Ons huis, de stad waarin we
wonen, de kerk waar we bij horen. We hebben verantwoordelijkheden tegenover die
plekken. We mogen voor ze zorgen, maar ze zijn nooit helemaal van ons.
Onze
huizen, steden en kerken kunnen en zullen ons overleven – en weer een huis
worden voor een volgende generatie, zodat ook die weer hun leven op deze
plaatsen vorm kunnen geven.
Hoe
bijzonder dan dat we op dit weekend zowel het feest van de kerkwijding vieren,
als dat we dinsdag uitzien naar Alkmaars Ontzet: het grote feest van de stad
waarin we mogen vieren dat we hier thuis mogen zijn.
Ook God wil
in ons leven op een vaste plek zijn. De oude Israëlieten, het eerstgeroepen volk
van God was een volk onderweg – zonder vaste woon- of verblijfplaats trokken ze
door de woestijn. Maar ze hadden wel een belofte en een doel. Het Heilig Land.
Toen ze dat land in bezit hadden genomen werd het hun thuis, en op de plaatsen
waar ze diepe Gods-ervaringen hadden gehad richtten ze heiligdommen op. Langzamerhand besefte men dat de ene God ook
een eigen huis verdiende, en geen losse plaatsen hier en daar. De Tempel in
Jeruzalem. Een vaste plaats die als het
ware de as kan worden waarom de wereld draait.
Maar ook de
Tempel was niet het laatste woord, want God is de God van iedereen, en Hij kan
niet enkel maar op één plek bijzonder aanwezig zijn. God kan maar even wonen in
een Tempel, we zien in de Godmens Jezus Christus dat Hij wil thuiskomen in
iedereen. Dat is de finale stap.
We lezen
hierover in het Evangelie. God laat zich zien in Jezus Christus, en in Jezus
Christus zegt hij tegen mensen die nauwelijks de Tempel hadden ingemogen –
mensen zoals Zacheus – bij jou moet ik
verblijven. Bij jou moet ik thuis zijn.
Zoals ieder
mens recht heeft op een huis, zo wil ook God bij iedereen kind-aan-huis zijn. Hij wil
bij iedereen zijn, maar niet op zo`n manier dat iedereen dan maar
ieder-voor-zich blijft leven. God roept mensen altijd samen.
Daarom
hebben we ook een kerk, waar we op bijzondere dagen en op zondag bij elkaar
komen. Om Gods aanwezigheid te blijven voelen, om elkaar te ontmoeten, om als
gemeenschap van de Heer samen te komen rond het sacrament, waarin wij de Heer
zelf mogen ontmoeten.
Net als ons
huis is ons kerkgebouw een unieke plek met een eigen verhaal, een eigen
geschiedenis. Er is een officiële geschiedenis – van architecten en
inwijdingen, het verhaal van wie het orgel heeft gebouwd en wie de
glas-in-lood-ramen heeft ontworpen, en welke priesters hier allemaal gestaan
hebben. Dat is allemaal heel belangrijk.
Maar zeker
even belangrijk is het verhaal daaronder. Van de mensen die hier gedoopt zijn,
getrouwd en uitgevaren. Mensen die hier hun geestelijk huis hadden. De mensen
die hier door de kerk hun katholieke geloof vorm hebben gegeven, en dat nog
steeds doen.
En als we
daaraan denken, ons huis in de wereld en ons kerkelijke huis in dankbaarheid waarderen,
mogen we ook bijzondere aandacht hebben voor allen voor wie dat niet zo
vanzelfsprekend is. Wiens leven – dat vraagt om worteling en stabiliteit – dat niet
zo makkelijk vindt, of misschien wel kwijtgeraakt is.
In ons
dagelijks leven moeten we denken aan mensen die geen geschikte woning kunnen
vinden, of die nergens lang kunnen blijven.
Mensen die
door omstandigheden afscheid moeten nemen van huis en haard en in een vreemd
land een nieuw bestaan moeten opbouwen.
Mensen die
dakloos zijn.
Maar we
willen vandaag ook denken aan mensen wiens kerkelijke thuis onder druk is komen
te staan.
Bijvoorbeeld
door kerksluiting, waar we ook in onze parochie niet van verschoond zijn
gebleven. Dat we hier ook een plek mogen zijn waar de gelovigen van de
Jozefkerk zich thuis mogen voelen.
Maar we denken ook aan mensen die zich niet meer thuisvoelen in de kerk omdat ze vervelende dingen hebben meegemaakt, mensen die lijden aan de kerk.
En tenslotte
willen we ook denken aan alle mensen die op een afstand staan van de kerk en
die als het ware als Zacheus in de boom van een afstandje naar Jezus en de
mensen om hen heen kijken. Naar ons kijken, en zich afvragen of God misschien
ook in hun leven thuishoort.
Wij kennen
het antwoord, het woord van de Heer, ja – ik ook moet ook bij jou zijn, ook in
jouw huis verblijven.
Laat ons dan
niet in de weg lopen, wanneer de Heer op iemand afstapt.
Amen.