Achtentwintigste
Zondag in Gewone Tijd, Jaar C
Op zijn reis naar Jeruzalem
trok Jezus door het grensgebied van Samaria en Galilea.
Toen Hij een dorp binnenging
kwamen Hem tien melaatsen tegemoet
zij bleven op een grote afstand staan en riepen luidkeels:
“Jezus, Meester, ontferm U over ons!”
Hij zag hen en sprak:
“Gaat u laten zien aan de priesters.”
En onderweg werden zij gereinigd.
Eén van hen keerde terug, toen hij zag dat hij genezen was,
en hij verheerlijkte God met luide stem.
Vol dankbaarheid wierp hij zich voor Jezus’ voeten neer,
en deze man was een Samaritaan.
Hierop vroeg Jezus:
“Zijn niet alle tien gereinigd?
Waar zijn dan de negen anderen?
Is er niemand teruggekeerd om aan God eer te brengen
dan alleen deze vreemdeling?”
En Hij sprak tot hem:
“Sta op en ga heen; uw geloof heeft u gered.”
trok Jezus door het grensgebied van Samaria en Galilea.
Toen Hij een dorp binnenging
kwamen Hem tien melaatsen tegemoet
zij bleven op een grote afstand staan en riepen luidkeels:
“Jezus, Meester, ontferm U over ons!”
Hij zag hen en sprak:
“Gaat u laten zien aan de priesters.”
En onderweg werden zij gereinigd.
Eén van hen keerde terug, toen hij zag dat hij genezen was,
en hij verheerlijkte God met luide stem.
Vol dankbaarheid wierp hij zich voor Jezus’ voeten neer,
en deze man was een Samaritaan.
Hierop vroeg Jezus:
“Zijn niet alle tien gereinigd?
Waar zijn dan de negen anderen?
Is er niemand teruggekeerd om aan God eer te brengen
dan alleen deze vreemdeling?”
En Hij sprak tot hem:
“Sta op en ga heen; uw geloof heeft u gered.”
Broeders en
zusters
Stelt u zich
eens voor dat u een zeer kostbaar geschenk krijgt van iemand, een geschenk dat
niet alleen heel kostbaar is, maar ook nog eens precies wat u nodig had. Bijvoorbeeld
dat u op het punt staat om uw woning kwijt te raken en iemand zou een huis voor
u kopen. Dat zou een onvoorstelbare gunst zijn. Zelfs mensen die bijzonder rijk
zijn, hebben niet de gewoonte om huizen weg te geven aan mensen die ze nodig
hebben!
Als we zo`n
geschenk zouden krijgen zouden we ons dankbaar voelen. Althans, dat hoop ik
toch. We zouden toch minstens de gulle gever een ereplaats geven op onze
house-warming! Hopelijk blijven we dan
toch ook na die tijd gevoelens van dankbaarheid houden jegens onze weldoener.
Als we geen
gevoelens van dankbaarheid zouden voelen zouden we ons toch een beetje zorgen
moeten maken. We moeten ons dan afvragen of er misschien iets niet klopt. En als
er met het geschenk niets mis is, dan ligt het euvel misschien bij ons.
Het
Evangelieverhaal van deze zondag gaat over dankbaarheid, of het ontbreken
daarvan. We komen Jezus en zijn
leerlingen tegen terwijl ze op weg zijn naar Jeruzalem. Ze lopen door het
grensgebied tussen Samaria en Galilea. Grensgebieden zijn vaak de plekken waar
je mensen tegenkomt die nergens bij horen
In dit geval
een samengeraapt tiental van – zo lijden we af uit de context - negen Joodse en
één Samaritaanse leproos. Leprozen lijdden aan een ernstige en besmettelijke
ziekte die maakte dat ze uitgedreven werden naar de uiterste randen van de
samenleving. Ze mochten nergens meer bijhoren. Leprosie was niet alleen maar
een akelige ziekte, het was ook een sociaal en religieus doodvonnis. Je was
afgesneden van je medemens en afgesneden van God – want je kon ook niet met
andere mensen in de synagoge of de Tempel samen bidden.
Het enige
voordeel lijkt te zijn dat mensen door het lijden wel even bij elkaar worden
gebracht. De Joden en Samaritanen, die normaal altijd kibbelen met elkaar vergeten
nu hun verschillen even. Als ze Jezus
voorbij zien komen roepen ze Hem aan. Ze moeten gehoord hebben, ook in hun
isolement, dat Jezus wonderen doet, dat Hij in naam van God mensen geneest van
hun ziekten om ze zo hun plaats in het leven terug te geven. Genezing in de Bijbel moet je nooit
alleen maar medisch begrijpen, als
een verlossing van pijn of ongemak. De bijbetekenis is ook dat je weer mee kan doen met het Volk van God waar
je bij hoort.
Als Jezus ze
naar de priesters stuurt – de mensen die volgens de Joodse Wet – de genezing
vast moeten stellen raken ze onderweg genezen. Maar maar één van de tien komt
terug naar Jezus. Van de andere negen ontbreekt elk spoor. Degene die terugkomt
is een Samaritaan. Een buitenstaander, zelfs een vijand van het Joodse volk als
je veel Joden mag geloven!
Terwijl de
Joden, degenen die het geloof van Jezus delen, schitteren door afwezigheid.
Ze
hebben misschien het gevoel dat ze een lot uit de loterij getrokken hebben. Een
winnend lot! Maar als je de Staatsloterij wint hoef je geen dankbaarheid te voelen
naar de Staatsloterij, nee. Maar Jezus is geen lot uit de Loterij. Hij is geen
onpersoonlijke kracht, wat Hij aan ons wil geven is geen willekeur of toeval.
Wat Hij
geeft is gewild, het is persoonlijk, het vraagt om antwoord
Het is gewild.
Jezus wil ons de dingen geven die wij nodig
hebben. Als we niet uitkijken raken ook wij onze plaatsen in de gemeenschap
kwijt. Door de verkeerde dingen die wij doen, door de zonde. Onze ziel kan ziek
worden, wegkwijnen. Jezus wil ook ons genezen, onze plaats in het Volk van God
teruggeven. Hij is geen abstract principe of anonieme kracht. Hij is geen
loterij die haar gaven willekeurig op het éne of het andere lot laat vallen.
Dat betekent
ook dat elke gave van God, elke gave van Christus een persoonlijke gave is. Hij kent ons, Hij weet wat we nodig hebben,
waar de grond van ons bestaan ligt. Hij kent onze pijn, hij weet waar onze
wonden zijn. Ookal zijn ze niet zichtbaar aan de buitenkant, al houden we die
pijn diep verstopt. Hij wil die pijn, dat lijden van ons wegnemen. Hij werkt
daaraan.
Zijn gave en
inzet vragen om antwoord. Om dankbaarheid, om geloof – om een diepere relatie
met hem.
Want
welbeschouwd is er niks wat wij niet hebben ontvangen. We hebben ongetwijfeld
allemaal hard gewerkt voor alle zaken die we hebben. Maar zonder gaven van
anderen, zonder gaven van God, waren we niet ver gekomen. Genoeg grond voor
dankbaarheid dus.
Laten we dus
blijven openstaan voor alle goede dingen die God ons geeft, voor zijn inzet in
ons leven. En laten we elke keer als we zijn hand in ons leven ontdekken die
gevoelens van dankbaarheid en openheid een ruime plaats geven.
Dan worden
we stap voor stap weer ingeleid in onze plaats, maken we onze roeping waar, als
lid van het Volk van God. Amen.