Saturday, 12 October 2019

Vrij Gegeven


Achtentwintigste Zondag in Gewone Tijd, Jaar C

Op zijn reis naar Jeruzalem
trok Jezus door het grensgebied van Samaria en Galilea.
Toen Hij een dorp binnenging
kwamen Hem tien melaatsen tegemoet
zij bleven op een grote afstand staan en riepen luidkeels:
“Jezus, Meester, ontferm U over ons!”
Hij zag hen en sprak:
“Gaat u laten zien aan de priesters.”
En onderweg werden zij gereinigd.
Eén van hen keerde terug, toen hij zag dat hij genezen was,
en hij verheerlijkte God met luide stem.
Vol dankbaarheid wierp hij zich voor Jezus’ voeten neer,
en deze man was een Samaritaan.
Hierop vroeg Jezus:
“Zijn niet alle tien gereinigd?
Waar zijn dan de negen anderen?
Is er niemand teruggekeerd om aan God eer te brengen
dan alleen deze vreemdeling?”
En Hij sprak tot hem:
“Sta op en ga heen; uw geloof heeft u gered.”

Broeders en zusters

Stelt u zich eens voor dat u een zeer kostbaar geschenk krijgt van iemand, een geschenk dat niet alleen heel kostbaar is, maar ook nog eens precies wat u nodig had. Bijvoorbeeld dat u op het punt staat om uw woning kwijt te raken en iemand zou een huis voor u kopen. Dat zou een onvoorstelbare gunst zijn. Zelfs mensen die bijzonder rijk zijn, hebben niet de gewoonte om huizen weg te geven aan mensen die ze nodig hebben!

Als we zo`n geschenk zouden krijgen zouden we ons dankbaar voelen. Althans, dat hoop ik toch. We zouden toch minstens de gulle gever een ereplaats geven op onze house-warming!  Hopelijk blijven we dan toch ook na die tijd gevoelens van dankbaarheid houden jegens onze weldoener.
Als we geen gevoelens van dankbaarheid zouden voelen zouden we ons toch een beetje zorgen moeten maken. We moeten ons dan afvragen of er misschien iets niet klopt. En als er met het geschenk niets mis is, dan ligt het euvel misschien bij ons.

Het Evangelieverhaal van deze zondag gaat over dankbaarheid, of het ontbreken daarvan.  We komen Jezus en zijn leerlingen tegen terwijl ze op weg zijn naar Jeruzalem. Ze lopen door het grensgebied tussen Samaria en Galilea. Grensgebieden zijn vaak de plekken waar je mensen tegenkomt die nergens bij horen

In dit geval een samengeraapt tiental van – zo lijden we af uit de context - negen Joodse en één Samaritaanse leproos. Leprozen lijdden aan een ernstige en besmettelijke ziekte die maakte dat ze uitgedreven werden naar de uiterste randen van de samenleving. Ze mochten nergens meer bijhoren. Leprosie was niet alleen maar een akelige ziekte, het was ook een sociaal en religieus doodvonnis. Je was afgesneden van je medemens en afgesneden van God – want je kon ook niet met andere mensen in de synagoge of de Tempel samen bidden.

Het enige voordeel lijkt te zijn dat mensen door het lijden wel even bij elkaar worden gebracht. De Joden en Samaritanen, die normaal altijd kibbelen met elkaar vergeten nu hun verschillen even.  Als ze Jezus voorbij zien komen roepen ze Hem aan. Ze moeten gehoord hebben, ook in hun isolement, dat Jezus wonderen doet, dat Hij in naam van God mensen geneest van hun ziekten om ze zo hun plaats in het leven terug te geven. Genezing in de Bijbel moet je nooit alleen maar medisch begrijpen, als een verlossing van pijn of ongemak. De bijbetekenis is ook dat je weer mee kan doen met het Volk van God waar je bij hoort.

Als Jezus ze naar de priesters stuurt – de mensen die volgens de Joodse Wet – de genezing vast moeten stellen raken ze onderweg genezen. Maar maar één van de tien komt terug naar Jezus. Van de andere negen ontbreekt elk spoor. Degene die terugkomt is een Samaritaan. Een buitenstaander, zelfs een vijand van het Joodse volk als je veel Joden mag geloven!
Terwijl de Joden, degenen die het geloof van Jezus delen, schitteren door afwezigheid. 

Ze hebben misschien het gevoel dat ze een lot uit de loterij getrokken hebben. Een winnend lot! Maar als je de Staatsloterij wint hoef je geen dankbaarheid te voelen naar de Staatsloterij, nee. Maar Jezus is geen lot uit de Loterij. Hij is geen onpersoonlijke kracht, wat Hij aan ons wil geven is geen willekeur of toeval.

Wat Hij geeft is gewild, het is persoonlijk, het vraagt om antwoord

Het is gewild.
Jezus wil ons de dingen geven die wij nodig hebben. Als we niet uitkijken raken ook wij onze plaatsen in de gemeenschap kwijt. Door de verkeerde dingen die wij doen, door de zonde. Onze ziel kan ziek worden, wegkwijnen. Jezus wil ook ons genezen, onze plaats in het Volk van God teruggeven. Hij is geen abstract principe of anonieme kracht. Hij is geen loterij die haar gaven willekeurig op het éne of het andere lot laat vallen.

Dat betekent ook dat elke gave van God, elke gave van Christus een persoonlijke gave is. Hij kent ons, Hij weet wat we nodig hebben, waar de grond van ons bestaan ligt. Hij kent onze pijn, hij weet waar onze wonden zijn. Ookal zijn ze niet zichtbaar aan de buitenkant, al houden we die pijn diep verstopt. Hij wil die pijn, dat lijden van ons wegnemen. Hij werkt daaraan.

Zijn gave en inzet vragen om antwoord. Om dankbaarheid, om geloof – om een diepere relatie met hem.

Want welbeschouwd is er niks wat wij niet hebben ontvangen. We hebben ongetwijfeld allemaal hard gewerkt voor alle zaken die we hebben. Maar zonder gaven van anderen, zonder gaven van God, waren we niet ver gekomen. Genoeg grond voor dankbaarheid dus.

Laten we dus blijven openstaan voor alle goede dingen die God ons geeft, voor zijn inzet in ons leven. En laten we elke keer als we zijn hand in ons leven ontdekken die gevoelens van dankbaarheid en openheid een ruime plaats geven.

Dan worden we stap voor stap weer ingeleid in onze plaats, maken we onze roeping waar, als lid van het Volk van God. Amen.