Het gerestaureerde "Lam Gods" van de gebroeders van Eijck |
Toen Jezus vernam dat Johannes was gevangen genomen,
week Hij uit naar Galilea.
Met voorbijgaan echter van Nazaret,
vestigde Hij zich in Kafarnaüm
aan de oever van het meer,
in het grensgebied van Zebulon en Naftali,
opdat in vervulling zou gaan het woord van de profeet Jesaja:
“Land van Zebulon, land van Naftali,
liggend aan de zee, Overjordanië:
Galilea van de heidenen!
Het volk dat in de duisternis zat,
heeft een groot licht aanschouwd;
en over hen die in het land
van doodse duisternis gezeten waren,
over hen is een licht opgegaan.”
Van toen af begon Jezus te prediken en te zeggen:
“Bekeert u, want het rijk der hemelen is nabij.”
Eens, toen Hij zich bij het meer van Galilea ophield,
zag Hij twee broers, Simon, die Petrus wordt genoemd,
en diens broeder Andreas.
Zij waren bezig het net uit te werpen in het meer;
het waren namelijk vissers.
Hij sprak tot hen:
“Komt, volg Mij;
Ik zal u vissers van mensen maken.”
Terstond lieten zij hun netten in de steek en volgden Hem.
Iets verder zag Hij nog twee broers,
Jakobus, de Zoon van Zebedeüs, en diens broeder Johannes;
met hun vader Zebedeüs waren zij in de boot
de netten aan het klaarmaken.
Hij riep hen,
en onmiddellijk lieten zij de boot en hun vader achter
en volgden Hem.
Jezus trok rond door geheel Galilea,
terwijl Hij als leraar optrad in de synagogen,
de Blijde Boodschap verkondigde van het Koninkrijk
en alle ziekten en kwalen onder het volk genas.
Broeders en
zusters in Christus,
We lezen
deze zondag over het begin van het openbare leven van de Heer, hoe hij er toe
gekomen is om na de arrestatie van Johannes de Doper te gaan prediken, op te
roepen tot bekering en op zoek te gaan naar zijn eerste volgelingen die hem
zullen helpen bij de verkondiging van het Rijk Gods.
We weten
niet precies wat er gebeurd is aan het meer van Galilea, maar de ontmoeting met
Jezus moet voor de vissers Simon en Andrea en Jacobus en Johannes zoveel indruk
hebben gemaakt dat ze – letterlijk – alles uit hun handen hebben laten vallen
om Hem te volgen.
In de tijd
van Jezus was de verhouding tussen leraar en leerling een zeer nauwe. Er was
geen afstandelijkheid in. De leerling moest zich volledig ter beschikking
stellen van de leraar, aan wiens voeten hij de Wet leerde. De keuze om een
leraar te volgen was dan ook heel verstrekkend. De band tussen leraar en
leerling werd zelfs belangrijker gevonden dan een familieband.
Het is al
niet niks dat de eerste leerlingen van Jezus hun negotie achterlieten, maar dat
is dus nog maar de helft van het verhaal. Ze laten eigenlijk nog veel meer
achter dan dat. Kennelijk moet het appel, de aantrekking van de leraar Jezus zo
groot zijn dat de leerling er alles voor achterlaat. Huis en haard, familie,
carrière, bedrijf, welvaart. De ontmoeting van de Heer moet dermate
indrukwekkend zijn geweest dat ze geen moment meer hoefden na te denken of Jezus
volgen wel een goed idee was.
Tegelijkertijd
is de respons van de eerste leerlingen geheel vrij .
Jezus hypnotiseert
hen niet, manipuleert ze niet. Hij haalt geen psychologische trucjes met hen
uit. Jezus is de Zoon van God, maar Hij zal zijn macht nooit tegen onze vrijheid
inzetten. Wat hij wil geven kan alleen in vrijheid worden aanvaard.
Hoe
begrijpen we de oproep van de Heer, kunnen we die ooit echt begrijpen?
Misschien dat we het enkel kunnen ervaren.
Ik las deze
week in de krant over de restauratie misschien wel het meest complexe en
belangrijkste kunstwerk in het Nederlandse taalgebied: het Lam Gods van de gebroeders
van Eijck dat in de kathedraal van Gent hangt. Het is een kunstwerk met een bewogen
geschiedenis, waar veel mysteries om heen hangen die nog niet allemaal ontsloten
zijn.
Het is een
enorm schilderij, minutieus opgebouwd rond een middelpunt dat onze aandacht
vraagt: het centrale paneel: de Aanbidding van het Lam, we zien het Lam
Gods op een altaar staan, en om Hem heen staan engelen en heiligen om Hem te
aanbidden.
Het paneel
is onlangs ingrijpend gerestaureerd, het Lam zelf was in de zestiende eeuw al
eens overgeschilderd. Het zag er – weten we nu – daardoor realistisch uit, in
de zin van – het soort schaap dat je in de wei tegen kan komen. Maar dat is er
de bedoeling niet. Het Lam Gods is geen schaap in de wei, en zo hadden de gebroeders
van Eijck het ook niet bedacht.
Ik kom tot
mijn punt: het gerestaureerde Lam van God, heeft een bijzonder intense,
menselijke, blik. Hij kijkt je rechtstreeks aan met liefdevolle ogen. Een
allesverzengende, nietsontziende liefde. En een liefde die je alles wil geven is
ook een liefde die alles aan je vraagt. En dat alles wordt geconcentreerd in
die blik van het Lam. Het Lam dat je aankijkt. Zijn blik is een oproep om het
oude achter te laten en Hem te volgen, zodat we bij Hem kunnen zijn in zijn
Koninkrijk met alle engelen en heiligen.
Er is in de
krant druk geschreven over deze geïnspireerde kunst. Veel mensen schrokken omdat
het anders was dan waar ze al eeuwen aan gewend waren. Alsof we al eeuwen meedraaien,
denken dat we God in onze vestzak hebben zitten als zo`n horloge aan een
kettinkje. (een beetje een ouderwets, maar wel stijlvol accessoire) en dan opeens staat Hij voor ons zoals Hij is.
Als we niet
zouden schrikken zou er misschien iets mis zijn met ons.
In de krant
stonden er in ieder geval wat verschrikte commentaren. Een kunstkenner zei dat hij
bijna niet naar de afbeelding van het Lam kon kijken, de ogen van het Lam
konden ontmoeten, het was hem te confronterend. Ik heb ook van anderen gelezen
dat ze diep geroerd waren door de afbeelding en dat het hun geestelijk leven
had verdiept.
En dit is
dan nog maar kunst, mensenwerk uiteindelijk: geïnspireerd mensenwerk, maar
mensenwerk. Zelfs het meest indringende kunstwerk is geen substituut voor een
werkelijke ontmoeting met de Heer.
Wat gebeurt
er dan als we de blik van de Heer zouden ontmoeten? De leerlingen laten alles uit
hun handen vallen. Anderen worden radeloos en weten niet meer wat ze moeten
doen. Het kwaad vindt de blik van de Heer onverdragelijk: boze geesten kunnen
niet in Zijn aanwezigheid bestaan, en worden schreeuwend teruggeworpen in waar
ze vandaan kwamen.
Bij weer
anderen, mensen die geobsedeerd zijn door zichzelf, door hun gelijk of door
macht en geld kan de blik van de Heer juist vijandigheid oproepen. Want de blik
van de Heer openbaart niet alleen wie Hijzelf is, maar ook wie wij zijn. Hij
legt ons hart bloot. We kunnen als mensen onszelf eindeloos verstoppen voor
anderen en voor onszelf, maar uiteindelijk ontmoeten we een blik die ons
doorheeft, die ons ontmaskert.
Hij
ontmaskert ons in alle liefde, maar dat maakt de ontmaskering niet minder echt.
Met alle gevolgen van dien.
In de
leerlingen ontmaskert Hij hun verlangen hun leven in dienst te stellen van de
waarheid, van het koninkrijk van God. In de farizeeën ontmaskert hij de
pijnlijke waarheid dat alle vroomheid aan de buitenkant niet overeenkomt met
wat er echt in het hart leeft…. Wat ontmaskert Hij in ons?
Als we op
één of andere manier geraakt worden door een ontmoeting, een ontmoeting met een
mens, een ontmoeting met een kunstwerk, een ontmoeting met God, dan zegt dat
iets over ons. Als we ons ontsteld voelen of verontrust dan betekent dat dat er
iets gebeurt, en dat is goed.
Wat wordt
wakker in ons? Wat zegt de liefde ons? Wat zegt de blik van de Heer ons? Hij
ziet ons, hij weet van al ons goed en kwaad. Van onze hoop en onze pijn. Van
onze liefde en onze eenzaamheid..
Hij wil ons
wakkermaken, wakkerschudden. Hij is er niet om ons in onze sluimer te laten!
Mogen we dan
geraakt te worden door zijn Ontmoeting, en we de kracht krijgen om vernieuwd
door die ontmoeting het leven in te gaan, het goede te omarmen en afscheid te
nemen van alles wat ons wil hypnotiseren, manipuleren of in slaap wil brengen.
Zo wakker
geworden mogen wij ook uiteindelijk Hem niet alleen maar ontmoeten, maar
werkelijk bij Hem zijn. Van aangezicht tot aangezicht.
Amen.