In die
tijd zei Jezus tot zijn leerlingen:
“Gij hebt gehoord dat er gezegd is:
Oog om oog, tand om tand.
Maar Ik zeg u geen weerstand te bieden aan het onrecht,
maar als iemand u op de rechterwang slaat,
keer hem dan ook de andere toe.
Als iemand u voor het gerecht wil dagen
en uw onderkleed afnemen,
laat hem dan ook het bovenkleed.
Als iemand u vordert één mijl met hem te gaan,
ga er twee met hem.
Geef aan wie u vraagt,
en wendt u niet af als iemand van u lenen wil.
Gij hebt gehoord dat er gezegd is:
Gij zult uw naaste beminnen en uw vijand haten.
Maar Ik zeg u:
Bemint uw vijanden en bidt voor wie u vervolgen,
opdat gij kinderen moogt worden van uw Vader in de hemel,
die immers de zon laat opgaan over slechten en goeden
en het laat regenen
over rechtvaardigen en onrechtvaardigen.
Want als gij bemint die u beminnen,
wat voor recht op loon hebt gij dan?
Doen de tollenaars niet hetzelfde?
En als gij alleen uw broeders groet,
wat voor buitengewoons doet gij dan?
Doen de heidenen dat ook niet?
Weest dus volmaakt,
zoals uw Vader in de hemel volmaakt is.”
“Gij hebt gehoord dat er gezegd is:
Oog om oog, tand om tand.
Maar Ik zeg u geen weerstand te bieden aan het onrecht,
maar als iemand u op de rechterwang slaat,
keer hem dan ook de andere toe.
Als iemand u voor het gerecht wil dagen
en uw onderkleed afnemen,
laat hem dan ook het bovenkleed.
Als iemand u vordert één mijl met hem te gaan,
ga er twee met hem.
Geef aan wie u vraagt,
en wendt u niet af als iemand van u lenen wil.
Gij hebt gehoord dat er gezegd is:
Gij zult uw naaste beminnen en uw vijand haten.
Maar Ik zeg u:
Bemint uw vijanden en bidt voor wie u vervolgen,
opdat gij kinderen moogt worden van uw Vader in de hemel,
die immers de zon laat opgaan over slechten en goeden
en het laat regenen
over rechtvaardigen en onrechtvaardigen.
Want als gij bemint die u beminnen,
wat voor recht op loon hebt gij dan?
Doen de tollenaars niet hetzelfde?
En als gij alleen uw broeders groet,
wat voor buitengewoons doet gij dan?
Doen de heidenen dat ook niet?
Weest dus volmaakt,
zoals uw Vader in de hemel volmaakt is.”
Broeders en
zusters,
Het is u
ongetwijfeld wel een keer overkomen dat u in een situatie terechtkwam waarin u
voelde dat u een grens moest stellen. In een relatie met een familielid, kennis
of een vriend, misschien op uw werk. Misschien bent u geconfronteerd met onacceptabel
gedrag en heeft u laten merken dat daar hele duidelijke consequenties aan
verbonden zijn.
Dat is nooit
plezierig om te doen, en het is vaak zo dat áls u duidelijk maakt dat bv onethisch
gedrag leidt tot consequenties dat helaas niet altijd leidt tot oplossingen. Het
ingrijpen kan zelfs een averechts effect hebben en de situatie verergeren! Dan stappen we met zijn allen in een
conflictcirkel die met elke slag en tegenslag harder en harder gaat draaien.
En als we eenmaal
in die cirkel gevangen zitten, lijkt het zo te zijn dat hoe meer we proberen op
te komen voor wat goed is, of wat ons goed recht is, des te meer de zaken uit
het lood lopen. We begonnen met goede intenties en we eindigen in een situatie waar
– in het ergste geval - niemand greep op heeft. En naarmate de communicatie
meer geharnast wordt, des te moeilijker wordt het om tot toenadering te komen.
Uiteindelijk
gaat het niet meer om het gedrag van mensen, waar je iemand op aan zou willen
spreken. Maar word je afkerig van die mensen zèlf. Als dit lang genoeg voortduurt
blijft alleen de wederzijdse weerzin bestaan, en weet niemand nog waarom het
ging.
En omgekeerd
misschien ook. Als een conflict vordert wordt de ander groter en groter
gemaakt, krijgt steeds demonischere proporties – hij of zij is niet meer in
staat tot enig goed. Dan gaat het er niet meer om wie welke norm overtreden
heeft: dan gaan we collectief de fout in. Vaak kunnen mensen daar dan zelf niet
meer uitkomen, zoveel macht heeft het conflict dan over ons.
Het
evangelie van deze zondag probeert ons op een radicale manier er toe te brengen
om deze situaties te voorkomen. Voorkomen is ook hier namelijk makkelijker dan
genezen!
Hoe kunnen
we dit soort onmenselijke conflicten voorkomen?
Het
evangelie neemt ons weer mee naar de tijd van Jezus, een tijd die in veel
opzichten erg op de onze leek. Er was veel onrechtvaardigheid in de wereld. Er
zijn een paar supermachten die hun onderworpenen tarten en vernederen. Er was een
enorm verschil tussen arm en rijk, en voor de arme die in de handen van zijn
schuldeisers valt is geen genade. Weduwen en wezen worden aan hun lot overgelaten.
En wat door moet gaan voor recht wordt vaker dan niet naar de hand van de rijke
gezet.
In zo`n
Darwinistische wereld klinkt het dan vanzelfsprekend dat je hoe dan ook je
rechten moet verdedigen, dat je geen millimeter toe kan geven, gepantserd door
het leven moet – anders word je door de ander verzwolgen!
Maar in een cultuur
van wantrouwen kan geen echte communicatie tussen mensen zijn, kunnen
mensen elkaar niet werkelijk ontmoeten. Een echte ontmoeting tussen mensen impliceert
dat ze zich enigszins vrij kunnen voelen. Je kan je niet vrij voelen als je
geharnast door het leven moet.
Een echte
ontmoeting tussen mensen vereist kwetsbaarheid. Wie onkwetsbaar probeert
te zijn kan niet werkelijk een ander ontmoeten van aangezicht tot aangezicht.
Wie onkwetsbaar wil zijn zal elke echte of vermeende aantasting van zijn
rechten hard moeten aanpakken. Voor je het weet, zijn je zwaard en harnas afgepakt
en waar ben je dan!
Maar een
echte ontmoeting van mens tot mens vereist kwetsbaarheid. Dat voelt vreemd,
want in de wereld is “kwetsbaar” geen positief begrip. In tegendeel. We spreken
over computersystemen of sociale voorzieningen die kwetsbaar zijn. Dat wil
zeggen: kunnen onder de voet gelopen worden door hackers en zijn over een paar
jaar misschien niet meer in stand te houden.
“Kwetsbaarheid” klinkt als een
lelijk woord.
Die
associatie moeten we afleren.
Kwetsbaarheid,
kwetsbaar leren zijn, is moeilijk. Je moet illusies over jezelf en anderen opgeven.
Illusies over je eigen macht, maar ook illusies over je eigen machteloosheid.
Ook echt of vermeend slachtofferschap kan op zijn beurt weer een harnas worden waarin
je je verschuilt. Ressentiment is voor de ziel niet minder gevaarlijk dan
machtsmisbruik, want het is even zeer een poging om de wereld, de ander naar je
hand te zetten. Evenzeer een poging om de ander niet te ontmoeten.
Elke stap
naar kwetsbaarheid is een overwinning, een overwinning op onszelf, op onze gebroken
natuur die zich bewapenen wil, die deel wil nemen aan de wapenwedloop van het
leven.
Elke stap
naar kwetsbaarheid is ook een waagstuk. Het kán misgaan. Er is geen garantie op
succes, maar succesgaranties zijn in dit leven sowieso zeldzaam. En met harnas
en zwaard op de ander afrennen heeft door de geschiedenis heen ook niet altijd
successen teweeg gebracht!
Elke stap
naar kwetsbaarheid is ook een opening. Een opening naar nieuw leven, nieuwe
ontmoetingen, nieuw begrip voor een ander. En misschien dat wij zelf dan ook begrepen
worden.
Tenslotte:
elke stap naar kwetsbaarheid is ook een stap van navolging. Als we
willen weten hoe we Jezus Christus moeten navolgen moeten we beginnen met die
stap: kwetsbaar worden. Het leven van Jezus was één grote oefening in
kwetsbaarheid. ´Kenose’ noemt men dat in de theologie: Jezus Christus ontledigt
zich, ontdoet zich van alle macht die Hem als Zoon van God en Koning van Israël
toekomt, om zo voor de hele wereld de weg naar God vrij te kunnen maken.
Enkel als we
kwetsbaar willen zijn, niet de hele dag hameren op ons recht, of ingebeelde
recht, kunnen we ons ook opmaken voor die grote ontmoeting met God. Want het
koninkrijk van God is een rijk van liefde – waarin alles vrij gegeven wordt,
geen rijk van rechten waar we wat kunnen winnen of verliezen.
Mogen wij
nu, in deze wereld, al kennis maken met die liefde, en daaruit leven.
Amen.