Broeders en zusters in Christus.
We horen deze zondag de woorden van Jezus dat we “zout en licht” moeten zijn voor de wereld om ons heen. Deze woorden sluiten normaal aan op de Zaligsprekingen. Deze zouden normaal vorige zondag gelezen zijn, maar de vorige zondag viel weg omdat we toen het feest van Maria Lichtmis gevierd hebben.
Zout en licht. Krachtige woorden en tekens. Zout is de smaakmaker bij uitstek, en zonder licht zie je niet veel. Wat willen deze woorden zeggen. Om te beginnen is het belangrijk op te merken, we zouden vorige week normaal de Zaligsprekingen hebben gelezen. De grote oproep van Jezus. Laten we ze nog even doornemen:
‘Gelukkig wie nederig van hart zijn, want voor hen is het koninkrijk van de hemel.
Gelukkig de treurenden, want zij zullen getroost worden.
Gelukkig de zachtmoedigen, want zij zullen het land bezitten.
Gelukkig wie hongeren en dorsten naar gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden.
Gelukkig de barmhartigen, want zij zullen barmhartigheid ondervinden.
Gelukkig wie zuiver van hart zijn, want zij zullen God zien.
Gelukkig de vredestichters, want zij zullen kinderen van God genoemd worden.
Gelukkig wie vanwege de gerechtigheid vervolgd worden, want voor hen is het koninkrijk van de hemel.
Vier van de zaligsprekingen zijn gericht op gevoelens, of liever emotionele houdingen die we kunnen hebben. We beginnen met het besef dat de wereld niet om ons draait – nederig van hart zijn – Dat plaatst onze eigen emoties in perspectief.
Dan horen we over de treurenden en zachtmoedigen – dat zij getroost en bevestigd zullen worden.
Hierna, een mooie wending, gaat ons gevoel naar buiten – de mensen die hongeren en dorstigen naar gerechtigheid hongeren en dorsten naar iets dat iedereen aangaat. Gerechtigheid is nooit voor je eentje, of kan niet betekenen dat je altijd gelijk moet krijgen (al heb je het natuurlijk wel!). Gerechtigheid is er – het meest radicaal gezegd- voor iedereen of voor niemand
.
De honger en dorst naar gerechtigheid leidt drie “werken” in die per definitie naar buiten zijn gericht. Barmhartig zijn, zuiver van hart zijn, vredesstichter zijn.
Uiteindelijk is de laatste zaligspreking voor degenen die dat alles gedaan hebben en geconfronteerd worden met geweld, vervolging of zelfs de dood. God staat voorbij alle succes en mislukking in de wereld. Hij staat borg.
Er zit een hele mooie structuur in de zaligsprekingen: 3-1-3-1 , Drie persoonlijke karaktertrekken, dan de as van de honger en dorst naar gerechtigheid die de mens actief maakt, dan drie “opdrachten” die we in de wereld te vervullen hebben als slotakkoord dat als jouw goed met kwaad vergolden wordt het Koninkrijk voor je open ligt.
Als wat wij doen zin heeft zal het altijd vrucht dragen, ook al zien we die vrucht in de wereld niet terug.
Jezus’ woorden over zout en licht versterken de woorden van de zaligsprekingen.
Laat je licht schijnen voor de mensen, zegt hij, zodat ze je goede werken zien, en je Vader in de Hemel zullen prijzen.
Wij kunnen niet worden herkend als leerlingen van de Heer, als christenen, als ons geestelijk leven zich alleen binnenskamers afspeelt. Het geloof is geen breekbaar erfstuk dat we af en toe eens afstoffen maar daarna weer gauw terug in de kast of op de schouw zetten.
Integendeel: geloof moet altijd naar buiten toe gericht zijn. In het bijzonder, vanuit die honger en dorst naar gerechtigheid, in de opdracht om zichtbare barmhartige en zuivere vredesstichters te zijn.
Niet alleen wij hebben immers goede werken nodig, ook de wereld zit dringend op God, en daarmee op ons te wachten. De wereld wacht er op dat dat licht van God in de duisternis gebracht wordt.
Wij móeten geven wat anderen nódig hebben.
Wat geldt voor het licht – de zichtbare gerichtheid op anderen – geldt ook voor het zout. Zout is niet alleen smaakmaker maar was ook het middel waarmee bederf voorkomen werd.
Als wij ons geloof handen en voeten geven maken wij ons geloof sterker. Een uitsluitend innerlijk geloof verdort en verduistert, wordt onderhevig aan bederf. Dan wordt het zout smakeloos en dient het nergens meer toe.
Barmhartigheid, zuiverheid van hart en het stichten van vrede – als consequente houding – beschermt ons tegen het bederf van egoïsme, afgunst, haat. De strijd tegen bederf gaat elke dag door. We zijn er niet in één keer klaar mee.
Wij hebben als christenen opdrachten
naar onszelf, naar God en naar onze medemens. We kunnen geen enkel punt van die
drie-hoek exclusieve rechten geven. Als we zeggen: Het geloof is uiteindelijk,
fundamenteel iets dat goed is voor mij , dan veranderen we Jezus in een
soort psychotherapeut. Als we zeggen: Ik en God en verder niks, dan
maken we ons blind voor het feit dat God welbedoeld in deze tijd en op deze
plaats gebracht heeft. Tenslotte, als we alleen maar zeggen: wij en de wereld
zijn belangrijk, enkel onze activiteit is belangrijk, dan verwereldlijken we,
dan verrafelt onze band met God – zonder wie wij uiteindelijk geen goed kunnen
doen.
Wij horen – als kerk – er voor de
wereld te zijn, steunend op Gods belofte dat alles wat wij doen in Zijn Naam
zin en betekenis heeft: want het wordt door Hem gedragen.
Amen.