In die tijd
zei Jezus tot zijn leerlingen:
“Denk niet dat ik gekomen ben
om Wet of Profeten op te heffen.
Ik ben niet gekomen om op te heffen,
maar om de vervulling te brengen.
Want voorwaar, Ik zeg u:
Eerder nog zullen hemel en aarde vergaan,
dan dat één jota of haaltje vergaat uit de Wet,
voordat alles geschied is.
Wie dus een van die voorschriften,
zelfs het geringste,
opheft en zo de mensen leert,
zal de geringste geacht worden in het Rijk der hemelen,
maar wie ze onderhoudt en leert
zal groot geacht worden in het Rijk der hemelen.
Ik zeg u: Als uw gerechtigheid
die van de schriftgeleerden en Farizeeën niet ver overtreft,
zult gij zeker niet binnengaan in het Rijk der hemelen.
Gij hebt gehoord dat tot onze voorouders is gezegd:
Gij zult niet doden.
Wie doodt zal strafbaar zijn voor het gerecht.
Maar Ik zeg u:
Alwie vertoornd is op zijn broeder,
zal strafbaar zijn voor het gerecht.
En wie tot zijn broeder zegt: raka,
zal strafbaar zijn voor het Sanhedrin;
en wie zegt: dwaas,
zal strafbaar zijn met het vuur van de hel.
Als gij uw gave komt brengen naar het altaar
en daar schiet u te binnen,
dat uw broeder iets tegen u heeft,
laat dan uw gave voor het altaar achter,
ga u eerst met uw broeder verzoenen
en kom dan terug om uw gave aan te bieden.
Haast u het eens te worden met uw tegenpartij,
zolang ge nog met hem onderweg zijt;
anders zou uw tegenpartij
u weleens aan de rechter kunnen overleveren,
en de rechter u aan de gerechtsdienaar,
en zoudt gij in de gevangenis worden geworpen.
Voorwaar, Ik zeg u:
Ge zult daar niet uitkomen,
voordat ge tot de laatste penning hebt betaald.
Gij hebt gehoord dat er gezegd is:
Gij zult geen echtbreuk plegen.
Maar Ik zeg u:
Alwie naar een vrouw kijkt om haar te begeren,
heeft in zijn hart al echtbreuk met haar gepleegd.
Indien uw rechteroog u tot zonde dreigt te brengen,
ruk het uit en werp het van u weg;
want het is beter voor u,
dat één van uw lichaamsdelen verloren gaat
dan dat heel uw lichaam in de hel wordt geworpen.
En als uw rechterhand u tot zonde dreigt te brengen,
hak ze dan af en werp ze van u weg;
want het is beter voor u,
dat één van uw lichaamsdelen verloren gaat
dan dat heel uw lichaam in de hel terecht komt.
Ook is er gezegd:
Wie zijn vrouw verstoot,
moet haar een scheidingsbrief geven.
Maar Ik zeg u:
Wie zijn vrouw verstoot,
behalve in geval van ontucht,
brengt haar ertoe echtbreekster te worden;
en wie een verstoten vrouw huwt,
begaat echtbreuk.
Eveneens hebt gij gehoord,
dat tot onze voorouders gezegd is:
Gij zult geen valse eed doen,
maar gij zult voor de Heer uw eden houden.
Maar Ik zeg u in het geheel niet te zweren;
noch bij de hemel, want dat is de troon van God;
noch bij de aarde, want dat is zijn voetbank;
noch bij Jeruzalem, want dat is de stad van de grote Koning.
Ook bij uw hoofd moet gij niet zweren,
want gij kunt niet een haar wit of zwart maken.
Maar uw ja moet ja zijn en uw neen, neen;
en wat daar nog bij komt is uit den boze.”
“Denk niet dat ik gekomen ben
om Wet of Profeten op te heffen.
Ik ben niet gekomen om op te heffen,
maar om de vervulling te brengen.
Want voorwaar, Ik zeg u:
Eerder nog zullen hemel en aarde vergaan,
dan dat één jota of haaltje vergaat uit de Wet,
voordat alles geschied is.
Wie dus een van die voorschriften,
zelfs het geringste,
opheft en zo de mensen leert,
zal de geringste geacht worden in het Rijk der hemelen,
maar wie ze onderhoudt en leert
zal groot geacht worden in het Rijk der hemelen.
Ik zeg u: Als uw gerechtigheid
die van de schriftgeleerden en Farizeeën niet ver overtreft,
zult gij zeker niet binnengaan in het Rijk der hemelen.
Gij hebt gehoord dat tot onze voorouders is gezegd:
Gij zult niet doden.
Wie doodt zal strafbaar zijn voor het gerecht.
Maar Ik zeg u:
Alwie vertoornd is op zijn broeder,
zal strafbaar zijn voor het gerecht.
En wie tot zijn broeder zegt: raka,
zal strafbaar zijn voor het Sanhedrin;
en wie zegt: dwaas,
zal strafbaar zijn met het vuur van de hel.
Als gij uw gave komt brengen naar het altaar
en daar schiet u te binnen,
dat uw broeder iets tegen u heeft,
laat dan uw gave voor het altaar achter,
ga u eerst met uw broeder verzoenen
en kom dan terug om uw gave aan te bieden.
Haast u het eens te worden met uw tegenpartij,
zolang ge nog met hem onderweg zijt;
anders zou uw tegenpartij
u weleens aan de rechter kunnen overleveren,
en de rechter u aan de gerechtsdienaar,
en zoudt gij in de gevangenis worden geworpen.
Voorwaar, Ik zeg u:
Ge zult daar niet uitkomen,
voordat ge tot de laatste penning hebt betaald.
Gij hebt gehoord dat er gezegd is:
Gij zult geen echtbreuk plegen.
Maar Ik zeg u:
Alwie naar een vrouw kijkt om haar te begeren,
heeft in zijn hart al echtbreuk met haar gepleegd.
Indien uw rechteroog u tot zonde dreigt te brengen,
ruk het uit en werp het van u weg;
want het is beter voor u,
dat één van uw lichaamsdelen verloren gaat
dan dat heel uw lichaam in de hel wordt geworpen.
En als uw rechterhand u tot zonde dreigt te brengen,
hak ze dan af en werp ze van u weg;
want het is beter voor u,
dat één van uw lichaamsdelen verloren gaat
dan dat heel uw lichaam in de hel terecht komt.
Ook is er gezegd:
Wie zijn vrouw verstoot,
moet haar een scheidingsbrief geven.
Maar Ik zeg u:
Wie zijn vrouw verstoot,
behalve in geval van ontucht,
brengt haar ertoe echtbreekster te worden;
en wie een verstoten vrouw huwt,
begaat echtbreuk.
Eveneens hebt gij gehoord,
dat tot onze voorouders gezegd is:
Gij zult geen valse eed doen,
maar gij zult voor de Heer uw eden houden.
Maar Ik zeg u in het geheel niet te zweren;
noch bij de hemel, want dat is de troon van God;
noch bij de aarde, want dat is zijn voetbank;
noch bij Jeruzalem, want dat is de stad van de grote Koning.
Ook bij uw hoofd moet gij niet zweren,
want gij kunt niet een haar wit of zwart maken.
Maar uw ja moet ja zijn en uw neen, neen;
en wat daar nog bij komt is uit den boze.”
Broeders en
zusters,
Misschien
heeft u wel eens meegemaakt op uw werk of elders in de samenleving dat er een
verkeerd besluit wordt genomen. Een besluit dat heel erg onrechtvaardig is. Iemand
wordt bijvoorbeeld onterecht ontslagen, maar het bedrijf zo`n slimme jurist aan
boord heeft dat ze er toch mee wegkomen.
Of iemand
krijgt niet de zorg die ze nodig hebben, en elke keer verzint de instantie weer
een nieuwe uitvlucht om maar niet te hoeven helpen.
Ongeacht hoe erg de
situatie is.
Stelt u zich
voor dat als u zich beklaagt over dit onrecht er dan wordt gezegd: “het is
keurig volgens de procedures gegaan, alle regels zijn perfect gevolgd”, zegt de
communicatiemedewerker dan.
Ik denk dat
u daar een onbevredigend gevoel bij zou krijgen. De procedures zullen inderdaad
gevolgd zijn, in zekere zin, maar is er recht gedaan? Dat kunnen we toch
niet zeggen als we het onrecht zo duidelijk voor onze ogen zien?
Er kan een groot
verschil zijn tussen wat de regels zijn en wat rechtvaardig is. Dat is het
onderwerp waar Jezus deze zondag over spreekt.
In de
afgelopen weken hebben we in het Evangelie veel gehoord over discussies die
Jezus had met de religieuze machthebbers van zijn tijd. Schriftgeleerden en
farizeeën. De schriftgeleerden uit de tijd van Jezus waren vaak heel goed in
het volgen van de wet, maar op een manier die alleen betrokken is op de
buitenkant. Soms maakten de schriftgeleerden een hele show van hoe precies ze
de wet volgen terwijl we ondanks al die drukdoenerij heel duidelijk kunnen zien
dat hun hart een andere kant op gaat. Je kan zelfs zien dat ze de wet gebruiken,
misbruiken, om mensen te beschadigen, of in de hoek te zetten.
Daar moet
Jezus niets van weten.
Jezus is zelf
zó kritisch op de schriftgeleerden van zijn tijd dat ze hem er van beschuldigen
dat hij een soort nihilist is, dat de Wet – die toch van God komt - er voor Hem
helemaal niet toe doet. En dat volgens Jezus iedereen maar moet doen waar hij
of zij zin in heeft. Het tegendeel is waar.
Jezus vertelt
dat Hij de wet komt “vervullen” dat betekent zoveel als dat Jezus de diepste
betekenis van de Wet zichtbaar maakt. De Wet is geen doel op zich, geen
onnavolgbare opdracht uit langvergeten tijden die blind moet worden nagevolgd –
hoe onduidelijk het oorspronkelijke doel ook voor ons geworden mag zijn.
De Wet van
God is niet los te zien van de opdracht om rechtvaardig in het leven te staan.
Als je de Wet daar los van maakt doe je de Wet geweld aan. Dan maakt het niet
meer uit hoe goed je de Wet uit je hoofd kent of hoe zeer je die in alle
details toepast. De Wet is niet los verkrijgbaar. Je kán de Wet niet goed
volgen als je hart tot aan de nok toe volzit met emoties of dagdromen die niks
met recht of liefde te maken hebben.
Jezus noemt
drie voorbeelden van situaties waarin je je aan de wet kan houden terwijl je hart
toch ver van God kan zijn. Jezus noemt moord, overspel en het zweren en legt
ons uit dat het niet echt lovenswaardig is ja je aan de wet te houden terwijl
je aan het dagdromen bent over dingen die allesbehalve rechtvaardig zijn
De meeste
mensen zullen nooit iemand doden. Gelukkig maar. Maar de drempel om in het hart
ruimte te laten om andere mensen te minachten en te belasteren is een stuk
minder hoog. Als je die gevoelens vrij baan laat sta je ander als het ware naar
het leven. Je kan het leven van de ander dan niet meer op waarde schatten.
En als je
geconfronteerd zou worden met de minachting die je voor een ander voelt kun je
je moeilijk beroepen op het feit dat je niemand vermoord hebt.
Hetzelfde
geldt voor overspel. Het ondermijnen van je relatie die je beloofd hebt in
trouw naar elkaar te beleven. Als je gedachten elke keer opnieuw weer afdwalen
naar een andere man of een andere vrouw zijn we niet meer in gedachten aanwezig
bij degene van wie we houden. Dat is ongezond en je kan je niet laten voorstaan
op dat je niet echt overspelig bent geweest.
Tenslotte
het zweren. Het is op zich niet zondig om een plechtig moment te bezegelen met
een eed. Als we een publiek of kerkelijk ambt aanvaarden, of als we als getuige
in een rechtszaak onder ede een verklaring moeten afleggen. Een eed moet
een zeldzaamheid zijn, een moment waar enige huiver van uit gaat. Bij het
afleggen van een eed brengen we onze taak of ons spreken in een bijzondere
relatie tot God die de Waarheid is. Door alle eeuwen heen is het breken van een
plechtige eed gezien als een vergrijp dat afschuw opwekt. Je vraagt God immers
om de waarheid van je woorden en de trouw aan je belofte te borgen!
Als we dan
te pas en onpas met eden strooien maken we ons woord goedkoop en maken we ook
God goedkoop, we gaan leven in de fantasie, de dagdroom, dat we God altijd voor
ons karretje kunnen spannen. Dat God ons doen en laten altijd zal ondersteunen.
Ook dat is een kwalijke dagdroom.
En dat is
wat Jezus nu doet, ons waarschuwen tegen dagdromen over dat wij God steeds aan
onze kant hebben terwijl wij wegdromen
Als we een
ander minachten of haten dagdromen we over een wereld waarin die lastige
personen er niet meer zijn.
Als we ons overgeven
aan begeerte dagdromen we over een wereld waarin we straffeloos ontrouw kunnen
zijn
We kunnen ons
nooit verschuilen achter keurig gevolgde regels als ons hart een andere kant op
gaat. De Wet van God, samengevat: de tien geboden, zijn er namelijk voor de
wereld, maar als we kwalijk dagdromen verhuizen we ins ons hoofd naar een ándere
wereld, een pseudowereld waarin we alles naar ons hand kunnen zetten. Een
pseudowereld waarin we niet meer goed hoeven te zijn, geen moeite meer hoeven
te doen om ons leven op de rails te houden.
We moeten
rechtvaardig zijn, dat betekent, we moeten méér zijn dan ‘mensen die regels
volgen’. Hart, hoofd en handen moeten samen een eenheid zijn, zodat we consistent
in het leven kunnen staan, op weg naar het Koninkrijk waar ons hart uiteindelijk
de rust mag vinden die het zoekt.