In die tijd zei Jezus tot Nikodemus:
“Zo zeer
heeft God de wereld liefgehad,
dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven,
opdat al wie in Hem gelooft, niet verloren zal gaan,
maar eeuwig leven zal hebben.
God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gezonden
om de wereld te oordelen,
maar opdat de wereld door Hem zou worden gered.
Wie in Hem gelooft, wordt niet geoordeeld,
maar wie niet gelooft, is al veroordeeld,
omdat hij niet heeft geloofd
in de Naam van de eniggeboren Zoon van God.
Beste vrienden
In onze kerk vinden we het heel erg belangrijk dat mensen actief zijn, dingen doen. We hebben een vrijwilligerscultuur en de dagelijkse inzet van vrijwilligers waarderen we enorm. Kosters, acolieten, koorleden: er zou weinig gebeuren zonder hun inzet.
Ook in onze samenleving is actief zijn haast het belangrijkste wat er is: je eigen geld verdienen, je broek ophouden. Sociaal, maatschappelijk en politiek actief zijn. Dat alles krijgt veel positieve aandacht. Het is in Nederland lelijk om tegen iemand te zeggen dat hij of zij passief is. Door dat ene woord klinken vele aantijgingen door: van alles maar over je heen laten komen tot dat je je verantwoordelijkheid niet neemt. Ben je daarentegen actief dan krijg je veel positieve aandacht. Je laat zien dat je initiatief kan pakken, en natuurlijk voor de goede zaak! Continu handelen, doen, initiatief nemen is ook veilig, want wie iets doet hoeft niet bang te zijn dat hij de regie verliest. Want de meesten onder ons willen niet weten wat er gebeurt als je de regie, de grip op het leven verliest.
We zijn vaak verliefd op bezigheid, op bezig zijn. Een volle agenda is een statussymbool. Of wás een statussymbool, want we komen er langzaam achter dat het niet vol te houden is om altijd maar bezig te zijn. Steeds meer mensen leren die les. Meestal kwaadschiks - nadat ze zichzelf heel actief klemgereden hebben in het leven.
Ik heb die les zelf ook moeten leren. Ik ben daar ook nog niet klaar mee. Ik leer het nog steeds. Het is een harde les en ik ben nog niet over naar de volgende klas: dat je moet leren leven zonder dat je altijd regie hebt. Dat brengt een gevoel van vernedering met zich mee. Want als je je eigenwaarde haalt uit wat je doet is niks zo moeilijk als accepteren dat het niet meer gaat. Een dergelijke les nodigt uit tot leren waar het werkelijk om gaat in het leven. Want één ding is wél duidelijk: het wordt niet meer zoals het was.
Tegelijkertijd, in het Latijnse woord voor vernedering – humiliatio – lezen we ook het woord humus terug. Dat kent u wel. Aarde, voor in de tuin. Vruchtbare grond. Als we de illusies over onze eigen heldenrol, het idee dat alles van onze inzet afhangt opgeven, dán kan er iets gaan bloeien. Daar wil ik het vandaag over hebben.
Vandaag vieren we het Feest van de Heilige Drie-Eenheid. De zondag na Pinksteren. Als we het hebben over de Drie-Eenheid dan klinkt dat abstract en ver weg. Iets wat geen betrekking heeft op ons leven. Iets voor theologen op de studeerkamer. Maar dit is denk ik niet zo. De Drie-Eenheid: Vader, Zoon en Heilige Geest leren ons iets over de belangrijke woorden die we vandaag in het Evangelie hoorden: liefhebben, zenden, geven, geloven, oordelen, redden.
Al die woorden zijn werkwoorden, ze vertellen iets over een bepaalde activiteit of handeling. De lezing spreekt over God de Vader, en Jezus Christus en dan vooral over wát zij doen.
“Zo zeer heeft God de wereld liefgehad,
dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven,
opdat al wie in Hem gelooft (dat doen wij mensen dan), niet verloren zal
gaan,
maar eeuwig leven zal hebben.
God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gezonden
om de wereld te oordelen,
maar opdat de wereld door Hem zou worden gered.
In deze verzen horen we wat God doet. God de Vader heeft lief, geeft en zendt en God de Zoon redt. Dat is bijna alles wat je kan bedenken. Dan staat er ook nog wat de Zoon niet doet. Hij is niet gekomen om te oordelen. Het oordeel is wat mensen over zichzelf afroepen, dat is hier niet waar de Zoon voor komt.
Als we ons afvragen: “ wie handelt er?”, dan is het antwoord duidelijk. Dat is God: Vader, Zoon en Heilige Geest. Er is een enorme beweging gaande van de Hemel naar de Aarde toe en degene die dit alles in beweging zet en in beweging houdt: dat is God. Alles wat er toe doet wordt door God gedaan. Mensen zijn niet geroepen om Hemel en Aarde in beweging te zetten om Jezus als een appel uit Gods boom te schudden!
In de relatie tussen de mens en God is het God die alles bewerkt. De taak van de mens is om te geloven. En wat is dat geloof? Het is niet, denk ik, in de eerste plaats dat je de juiste theorie aanhangt. Of altijd gelijk hebt. Of dat je de juiste ideologie hebt of politieke overtuiging. Het betekent zelfs niet dat je de juiste theologie hebt. Of in alles de leer kan naspreken zoals de Kerk die uitlegt. Zelfs dát niet. Dat alles is te intellectueel gedacht. Geloof heeft in de Bijbel in de eerste plaats met relaties te maken, met de gemeenschap en het verbond met God.
Geloof is de zekerheid dat wij verbonden zijn met God die ons liefheeft, ons de Zoon geeft, Hem zendt en ons redt. Álle belangrijke dingen gebeuren door Hém. In de woorden van Jezus: Mijn Vader werkt aan één stuk door en daarom doe ik dat ook (Johannes 5:17). De Heilige Geest zegt hetzelfde, maar in stilte. Wij mogen daar in geloof, ontvangend, op antwoorden. Alles wat wij doen is niet het werk, maar is antwoord op het werk. Het is hooguit instemmend mee-werken.
Oordelen is ook mensenwerk, het oordeel is wat er gebeurt als je denkt dat je alles in eigen hand kan houden. Alles zelf kan bewerken, zelf de regie kan houden in je relatie met God. Als je dat werkelijk denkt, dan is dat niet gedacht vanuit het geloof. Het geloof is de realisatie van de werkelijke verhouding tussen de gevende God en de ontvangende mens. Als we dus niet uit geloof leven, dan botsen we op een oordeel. Dat oordeel wordt niet eens door God aangeleverd. Dat oordeel zit in ons leven ingebakken als we niet buiten ons leven kijken. Als je je hele zelfbeeld ontleent aan het werk wat je doet of aan je activiteiten – hoe goed en waardevol dat ook is - dan loop je op een gegeven moment volledig vast. Dát is een oordeel.
En soms, zo gaat dat in het leven zijn het zelfs de edelste bezigheden of de grootste idealen waar je het hardst op vastloopt. Des te meer grip je wil op de wereld, grip op het leven – des te meer loopt het gierend uit de hand.
De farizeeën die we uit het Evangelie kennen waren zeer idealistische mensen. Ze stonden in vuur en vlam voor de heiligheid van de Wet. Ze hadden kennis, en hadden heel vaak gelijk. En ze waren actief, ze lieten van zich horen, kwamen voor zichzelf en anderen op en lieten van zich horen als iemand zei dat Hij er toch anders in stond. Maar gelijk hebben is niet genoeg als het wézen van de relatie met God je ontgaat. Dan verkruimelt je werk voor je ogen. We zien het soms ook in de kerk – of daarbuiten: mensen die zo opgaan in hun eigen taak, of eigen gelijk, dat ze het “grotere plaatje” niet meer kunnen zien. Je vastklampend aan je eigen boom is het bos van het geloof onzichtbaar geworden!
Laten we dan leren ontvangend in het leven te staan, zonder illusies over dat wij God in de hand houden, of dat we de wereld kunnen redden. Wij gaan de wereld niet redden. En dat kunnen wij niet omdat wij allemaal de wereld zijn, en wij kúnnen onszelf niet redden. Wij hebben God nodig.
Laten we leren liefde te ontvangen, en te beantwoorden voor zover wij dat kunnen. Gods gave te ontvangen, de kennis dat wij gered zijn in Jezus Christus. Amen.