In die tijd zei Jezus tot de menigte:
“Het Rijk der hemelen gelijkt op een schat,
verborgen in een akker.
Toen iemand hem vond, verborg hij hem weer,
en in zijn blijdschap
ging hij alles te gelde maken wat hij bezat
en kocht die akker.
Ook gelijkt het Rijk der hemelen op een koopman,
op zoek naar mooie parels.
Toen hij een parel van grote waarde had gevonden,
ging hij alles verkopen wat hij bezat en kocht haar.
Beste vrienden,
Als Jezus spreekt over het Rijk der hemelen, dan spreekt hij vaak in gelijkenissen: extreem beknopte, kleurrijke miniverhaaltjes waarin hij als het ware een illustratie maakt van hoe het Rijk der hemelen er volgens hem uitziet. In de tijd van Jezus moest je in eerste instantie mondeling vertéllen wat je dacht. Schrijven was langzaam en kostbaar en een drukpers was er nog niet. Alles wat we over Jezus weten is pas later opgeschreven. En het ís opgeschreven omdat het memorabel was, omdat mensen onthíelden wat hij zei.
Vandaag stelt Jezus ons weer twee nieuwe beelden voor, verborgen rijkdom die ontdekt wordt. De schat, verborgen in de akker en de parel van grote waarde. Die twee beelden vertellen ons iets over het Rijk der hemelen dat Jezus aankondigt. Het Rijk der hemelen is niet zomaar een plek, niet iets wat je aanwijzen kan, alsof het híer is daar. Het Rijk der hemelen is een gebeurtenis, het Rijk gebeurt als God in de wereld begint te werken, als God zichzelf zichtbaar maakt.
Dat God zichzelf zichtbaar maakt voor ons niet vanzelfsprekend. We zijn wel geschapen naar Zijn beeld en gelijkenis, maar de breuk in ons leven in onze menselijke natuur maakt dat beeld verwrongen. Vaker dan niet gaan we denken dat we zélf God zijn. We bouwen carrièretorens tot in de hemel! Of we richten één of ander beeld op naar óns ideaalbeeld en gaan dát aanbidden: een gouden kalf, een idool, een machtig man – of als je doorgeleerd hebt dan kun je nog achter een edel-afgod aanlopen. Wat de krant zegt, of een of andere diepzinnige theorie die ons in de smaak valt.
En zolang we achter menselijke gedachten en menselijke overwegingen aanlopen, treffen we God niet. Integendeel, zoals het is met ons bestaan en onze dagelijkse bezigheden, zorgen, afleidingen en alles wat ons we zélf voor elkaar denken te boksen – daar blijft God verborgen in.
De verborgenheid van God is een van de vreemdste en meest mysterieuze thema’s in de Bijbel. Je zou er een boek over kunnen schrijven. Misschien ga ik dat nog wel eens doen.
Vrijwel ieder mens heeft een religie, of één of andere gedachte of beweging die hij als zulks behandelt, maar toch kun je God niet vatten, niet door eigen initiatief je God “eigen maken”.
En God heeft álles geschapen, niks bestaat buiten Hem, en toch kunnen we Hem niet vatten.
Hij kent ons beter dan wij onszelf kennen, en toch is Hij onmetelijk, onvatbaar ver weg.
We kúnnen er niet bij. God is een geheim. En hoewel ieder mens een godheid heeft, of iets dat hij of zij als godheid behandelt, kun je je handen niet naar God uitstrekken. Elk wérkelijk contact tussen God en mens kan alleen door God zelf aangegaan worden.
Was het omgekeerd, als God een God was waar je zo bij kon, die je zó kon zien en vatten. Een God die je als het ware in je binnenzak kon steken, dat zou God niet zijn. Augustinus, de grote christelijke denker uit de vijfde eeuw zij eens heel kernachtig: Als je het kan begrijpen is het niet God. God móet ons begrip te boven gaan om God te zijn. Als het u boven de pet gaat, dan is dat dus niet erg!
Wat dit ook betekent is dat het God zelf is die op één of andere manier moet inbreken in ons leven. Als hij er is, is hij er in zekere zin ondanks onze bezigheden, soms zelfs ondanks onszelf. Dat is de boodschap van de gelijkenissen van vandaag: de schat in de akker en de parel van grote waarde. We bekijken ze even van dichtbij.
We hebben twee hoofdpersonen, de schatvinder en de parelkoopman. De één zoekt niet, maar vindt wel. De ander zoekt wel, maar vindt véél meer dan Hij zocht. Beiden worden overweldigd door de onvoorstelbaarheid van wat ze tegenkomen en vanáf die ontmoeting heeft hun leven een volledig andere betekenis. Álles wat zij zijn en wat zij doen staat in het teken van wat zij vonden, staat in het teken van het Rijk der hemelen.
De schatvinder zocht niet, maar vindt wel. Élke gedachte dat de relatie met God iets is wat je verdienen kan moet op afstand geplaatst worden. God kan héél plotseling inbreken in het leven van mensen. Saulus op weg naar Damascus was niet op zoek naar Jezus Christus. Maar Jezus had hele andere plannen voor Saulus. En zó gebeurde het.
Dan zijn er de parelkooplui. Godzoekers. Nieuwsgierige en studieuze mensen. Overal in geïnteresseerd. Connaisseurs van levenswijsheden en diepe inzichten uit álle tradities. In élke geestelijke traditie ter wereld laat zich immers enige waarheid vinden! Totdat ze – per toeval – een parel vinden die onvoorstelbaar is. God zélf. Ze zochten. Ze vonden. Maar ze vonden níet omdát ze zo kundig en intelligent waren, of omdat hun boekhouding zo perfect op orde was of ze kundiger waren dan een ander. Het enige wat ze deden was zich openstellen voor de parel die van alle eeuwen voor hen gereed lag, wachtend om naar hen toe te rollen. En zelfs dát, horen we van het voorbeeld van de schatvinder, is strikt genomen niet nodig.
Ons eigen initiatief begint pas echt als we de schat vinden, als we de parel ontdekken. Zo`n vondst moet je recht doen , en het recht van die schat het recht van die parel is allesomvattend, want de vondst – God zelf – is onvergelijkbaar met alles wat we in de wereld kunnen vinden.
Maar vaak lijkt het omgekeerd te zijn: de zorg om de schat of de parel is één item onder velen op de to-do lijst. Maar het moet omgekeerd zijn: vind je zo`n schat of zo`n parel mag je hem niet laten lopen. Het is een beetje als de man of vrouw van je leven tegenkomen, of de kans van je leven. Daar moet je achteraan, dat moet je leven op z`n kop zetten – want als je je in je oude leven, je oude reflexen blijft steken dan doe je daar geen recht aan. De ontdekking maakt alles anders.
Mogen wij leren zien wat de werkelijke waarde is van de schat die wij in handen hebben.
Amen.