In die tijd
kwam Jezus in de streek van Caesarea van Filippus
en Hij stelde zijn leerlingen deze vraag:
“Wie is, volgens de opvatting van de mensen, de Mensenzoon?”
Zij antwoordden:
“Sommigen zeggen Johannes de Doper, anderen Elia,
weer anderen Jeremia of een van de profeten.”
“Maar gij,” sprak Hij tot hen, “wie zegt gij dat Ik ben?” Simon Petrus
antwoordde:
“Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.” Jezus hernam:
“Zalig zijt gij, Simon, zoon van Jona,
want niet vlees en bloed hebben u dit geopenbaard, maar mijn Vader die in de
hemel is.
Op mijn beurt zeg Ik u:
Gij zijt Petrus;
en op deze steenrots zal Ik mijn Kerk bouwen
en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen.
Ik zal u de sleutels geven van het Rijk der hemelen
en wat gij zult binden op aarde
zal ook in de hemel gebonden zijn,
en wat gij zult ontbinden op aarde
zal ook in de hemel ontbonden zijn.”
Daarop verbood Hij zijn leerlingen nadrukkelijk
iemand te zeggen, dat Hij de Christus was.
Broeders en zusters,
U heeft vast wel eens, misschien al wat langer geleden in een achtbaan gezeten. In de Efteling misschien of ergens anders in een pretpark. Dan gaat u eerst in zo`n wagentje rustig omhoog en opeens gaat het dan pijlsnel naar beneden, naar boven en ook nog eens over de kop. Zo wordt u dan flink door elkaar geschud voordat je veilig en wel weer stopt op de plaats van bestemming.
Er zullen genoeg mensen zijn die dat leuk vinden - anders kon de Efteling de poorten wel sluiten – maar meestal kom je toch op een leeftijd dat je naar wat rustiger vaarwater verlangt. En als we dan van iets zeggen “wat een achtbaan was dat”, dan is dat geen onverdeeld compliment.
Ik heb vaak het gevoel, broeders en zusters, dat voor Petrus het mee optrekken met Jezus ook een beetje een achtbaan was. In het begin van de tocht met Jezus gaat alles alleen maar omhoog, Jezus geeft mooie en wijze lessen en er worden prachtige wonderen gedaan – de Jezusgroep wordt steeds populairder!
En dan opeens gebeurt er van alles wat je niet verwacht had, en haal je bijvoorbeeld – zoals we twee weken geleden hoorden – een koud, nat pak midden op het meer van Galilea. En voor je veilig en wel op de plaats van bestemming aankomt wordt je nog een paar keer flink door elkaar geschud.
We lezen vandaag in het Evangelie over één van de hoogtepunten in Petrus’ samenzijn met Jezus, Jezus die Petrus aanwijst als leider van de twaalf, de naaste groep van leerlingen die de taak heeft om de boodschap van Jezus verder uit te dragen de toekomst in. Jezus wijst Petrus aan, niet omdat hij de grootste, snelste of sterkste is. Of omdat hij als enige een managementopleiding gedaan heeft – maar op de kracht van zijn geloof.
Maar ook hier is niet alles wat het lijkt te zijn. Petrus heeft inderdaad een wezenlijk geloof, althans op sommige momenten. Maar op sommige ándere momenten zakt Petrus óók wel eens pijnlijk door het ijs! Maar elke keer als hij met de achtbaan door de waterbak gegaan is en druipend nat wordt afgeleverd bij het eindpunt van dit avontuur beseft hij weer waar het écht om ging.
Kort gezegd: Petrus is een herder die ruikt naar de schapen. Voor de meeste mensen is het geloofsleven immers een verhaal van hoogte- en dieptepunten. We voelen soms euforie, dan valt alles op zijn plaats, en soms halen we een nat pak omdat niks loopt zoals we dachten. En soms storten we naar beneden en denken we: dit komt niet meer goed. En toch komt het goed.
Petrus moet éérst zijn eigen zwaktes leren kennen voor hij de Sleutels van het Koninkrijk in hadden mag nemen. Als je eigen zwakte kent, kun je ook geduld hebben met de zwakte van anderen.
We hebben in deze wereld ook leiders die zich alléén maar zelfverzekerd voelen. Die zitten niet in een achtbaan, maar op een superjacht, zo`n fantastisch ontworpen computergestuurde boot waar je heerlijk belangrijk kan zijn zonder dat je ook maar een gólfje voelt; zelfs niet als het buiten heel hard waait!
Iedereen die verantwoordelijkheid heeft in de kerk – grote of kleine verantwoordelijkheid - moet niet teveel verlangen naar dergelijke superjachten. Je terugtrekken, weg van de zorgen van de mensen, van gewone gelovigen, is niet de weg die de Heer ons wijst.
Laten we dus niet verrast opkijken als we weer eens door elkaar worden geschud of opeens nat gespoten worden door het leven. Het hoort er bij en we mogen er van blijven leren. Elke keer opnieuw maken we dan onze opdracht, onze verantwoordelijkheid waar. De opdracht die de Heer ons geeft.
Amen.