Beste vrienden,
Vorig weekend is de wintertijd ingegaan. Het wordt dan nog sneller donker. De avonden zijn lang en het licht is schaars. Een sombere tijd waarin wij uitkijken naar de terugkeer van het licht.
Officieel beginnen we pas met de voorbereiding op de komst van dat licht als de advent begonnen is, maar zoals het voor mij voelt, en misschien ook wel voor u, begint het wachten al als het buiten zo vroeg donker is.
Zo is het ook in het leven. We hebben statistici en levensverzekeraars die voor ons kunnen uitleggen hoe lang het leven van een mens wel niet zou moeten duren, en die als klap op de vuurpijl ook nog de te verwachten gezonde levensjaren voor je uitrekenen.
Maar wanneer de avond van het leven valt, wanneer het donker wordt om ons heen, is het voor ons gevoel altijd te vroeg.
De dagen worden korter, we zien mensen om ons heen, misschien onszelf, gebrekkiger worden, overlijden. Soms verwacht, maar vaak ook plotseling. We waren nog zo graag een tijd samen geweest. We hadden nog zoveel willen zeggen. We weten niet goed meer wat we moeten zeggen en wat we moeten doen.
We kunnen, net als de onbekende schrijver van het boek Klaagliederen, zelfs de hoop verliezen. In het donker van de nacht zien we de weg niet meer. En raken we in onszelf gekeerd.
Ik blijf er aldoor aan denken, het weegt op mij als een last – woorden die zwaar op ons wegen wanneer we ze herkennen, ze ons aanspreken in ons leven.
Maar wij blijven niet gevangen in die gedachten. De schrijver van de Klaagliederen niet, Paulus niet, de leerlingen van Jezus niet.
De schrijver van de Klaagliederen heeft hoop. Hij weet dat God redding biedt uit de dood. Hij weet nog niet hoe, op welke manier. Maar God is een God die redt, die trouw is aan Zijn woord.
De leerlingen van Jezus ontmoeten dat Woord in de mens Jezus Christus. Hij maakt dat woord zichtbaar en beeldt het uit in zijn leven. God neemt de dood niet zomaar weg. Hij ondergaat het, wil zelf in alles delen wat wij meemaken. Jezus rouwt om zijn vriend Lazarus, deelt het verdriet van Martha en Maria – maar vertelt ook aan Tomas dat zijn hart niet verontrust moet worden.
In het Huis van God de Vader is ruimte voor velen en daar is een plaats bereid. Voor alle mensen van wie we hielden in het leven, voor alle mensen die we missen, voor alle mensen wiens naam door niemand meer genoemd wordt.
Als het donker wordt om ons heen mogen wij dus opzien naar Hem die ons de weg wijst naar het licht, die Zelf het licht der wereld is, die ons thuisbrengt in het licht van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde.
Christus de Heer,
Amen.