Beste vrienden,
Lang geleden, u weet misschien dat ik ooit filosofie heb gestudeerd heb, had ik met een medestudent een discussie over kennis. En dan vooral over het probleem dat mensen absoluut blind kunnen zijn voor een waarheid die ze recht in de ogen staart. En die vriend zei toen tegen mij: “iets begrijpen is niet los te zien van iets willen begrijpen”.
Ik denk dat hij gelijk had, want ik heb daar later nog veel voorbeelden van teruggezien, en ook op een ander vlak. Degenen onder u met onderwijservaring zullen ook gemerkt hebben dat als een leerling niet gemotiveerd is om te leren, het veel moeilijker wordt hem iets aan het verstand te brengen.
Dingen leren en begrijpen is een belangrijke taak, zo belangrijk dat we goed moeten opletten of wat we leren over de wereld wel klopt. En wie dat dan bepalen moet. Kranten hebben “feitencheckers” in dienst om te controleren of politici wel de waarheid spreken. Dat is een belangrijk controlemechanisme. Maar wie controleert de controleurs? Daar gaat dit verhaal over.
Het verhaal begint ermee dat Jezus een blindgeboren man geneest. Iemand die zelf niets kan zien, en iemand naar wie niemand omkijkt. Een nutteloze bedelaar. En ook toen dachten mensen: degenen die het slecht hebben zullen zélf wel schuld zal hebben aan hun trieste bestaan.
De leerlingen vragen aan Jezus – wèlke zonde heeft hij of zijn ouders wel niet begaan dat hij dat verdiend heeft? Ze vragen Jezus níet om hem te genezen. Dát komt niet in hen op. Ze willen een woord van hem horen dat hun eigen vooroordelen, en de vooroordelen van hun tijd bevestigd te krijgen. Maar dat is niet wat ze krijgen.
Het idee, dat als het slecht met je gaat, je ook wel wat gedaan zal hebben om dat te verdienen, dat zit heel diep. Ook bij ons. We zeggen wel eens, dat is het westerse denken, maar hier lezen we: het zat er al veel vroeger in. We hebben dat niet op school geleerd, maar het is een gedachte die geworteld is in de erfzonde.
Want als iemand schuld heeft aan zijn eigen ongeluk, dan hoeven wij er ons niet meer druk over te maken. Bedenk daarbij dat de zondige mens een lui wezen is. Als hij een reden kan vinden om iets níet te doen, dan grijpt hij die kans met beide handen aan.
Maar de enige reden die Jezus geeft, is dat zijn handicap, zijn tekortkomingen, iets zichtbaar gaan maken. De blindheid van de blindgeborene wordt zichtbaar teken van Gods grootheid. De blindheid is de weg waarlangs aan alle mensen wordt onthuld wie Jezus is.
Het wonder is een beetje anders dan andere wonderen. In de meeste wonderverhalen hoeft Jezus alleen maar een machtswoord te spreken en het wonder geschiedt, maar hier gebeurt van alles voordat de blinde weer zien kan. Er moet een papje gemaakt worden van spuug en modder, dat moet in de ogen worden gewreven en daarna uitgewassen in de bron van Siloam.
Het is echter belangrijk dat dat gebeurt. Het gaat hier namelijk niet alleen om Jezus’ macht. Het is die dag óók de Sabbat, een dag waarop je niet mag werken. En dit wonder is hoe dan ook een werk. Je mag geen papjes maken op de sabbat, daar zijn de Farizeeën heel duidelijk in! Maar dat is geen wet van God, het is een wet van mensen. Maar diezelfde mensen die dat verzonnen hebben, hebben ook de macht in handen.
Dit wonder is dus niet alleen maar bedoeld om iemand te helpen, maar ook om een andere groep uit de tent te lokken. De Farizeeën. Zij zijn op de stoel van de profeet Mozes gaan zitten en besluiten nu voor anderen wat ze moeten doen. Ze zeggen dat ze heel veel weten over God, over de geboden, over de wet en de profeten. De Farizeeën oefenen hierdoor de macht uit in de gemeenschap. Zij hebben daarin niet alleen sociale macht, maar intellectuele macht. Zij bepalen wat waar is, en wat niet! Zij zijn hier wel eens even de feitencheckers die waarheid van leugen gaan onderscheiden.
Maar Jezus controleert de controleurs. Jezus beproeft ze, als het ware. Ze zeggen van zichzelf dat ze Gods werk als geen ander kennen. Nou. Hier is hun kans!
Én ze zakken vierkant door het ijs. Ze halen alle trucs van stal, steeds meer getuigen oproepen, steeds dezelfde vragen blijven herhalen om maar niet te hoeven aannemen dat Jezus een wonder gedaan heeft.
En op een gegeven moment is de bedelaar het zat. Hij heeft geen geduld meer met de Farizeeën en hun vrome praatjes. Zijn ogen zijn nog maar nauwelijks geopend en misschien daarom ziet hij het scherpst van allen wie er wel toe doen, en wie niet.
Hij geeft de Farizeeën een grote mond. U moet goed begrijpen: dat is een ongehoorde brutaliteit. En we zien ook hoe het afloopt met zulke dwarsliggers. Die worden buiten gegooid! In zekere zin kun je zeggen: het zijn de Farizeeën die blind zijn, maar dat is niet het hele verhaal.
Het Evangelie is niet alleen maar historie, alleen maar verhalen over vroeger. Wat de Bijbel zegt over de Farizeeën kan zij ook over ons zeggen als wij onszelf net zo blind maken. En dat heb je zo gedaan!
Zo gauw je tegen iemand zegt: “ga uit mijn ogen!” heb je al besloten blind te worden voor die persoon. Als je weigert iets goeds te geloven over een persoon, omdat je al besloten hebt dat hij toch een niksnut is, dan heb je je al besloten blind te worden.
En als je jezelf blind maakt voor iemand, maak je je ook blind voor de waarheid, want in elke persoon die wij niet willen zien schuilt ook het gelaat van Jezus. Blind zijn voor de ander, is blind zijn voor Christus. En wat dan begon als een halfbewuste keuze wordt dan ook werkelijkheid. We worden echt blind.
We kunnen het harde, moeilijke werk van de waarheid aan het licht brengen dan ook uiteindelijk niet overlaten aan anderen. We kunnen andere mensen om advies vragen en we kunnen gebruik maken van de expertise van derden. Dit moeten we ook doen als we zelf verantwoordelijke keuzes willen maken, maar we kunnen ons niet blind staren op aanzienlijken. Het zijn juist vaak de mensen die er níet toe doen, die ons de waarheid kunnen vertellen.
Deze dagen legt Jezus ons dus een goede oefening voor. Voor wie ben ik blind? Welk geluid wil ik niet horen? Welke ontwikkelingen verklaar met wat gevatte woorden weg terwijl ik mezelf terugtrek in het bastion van mijn eigen gelijk?
Wil ik de ánder werkelijk zien? Wil ik hem of haar ontmoeten?
Laten we ons die vragen stellen, niet bang zijn om ook eens ongelijk te krijgen en op een ander toestappen, hem te ontmoeten voor wie hij is - zodat we samen, gewapend met nieuwe inzichten, de toekomst aan kunnen gaan.
Amen.