Lezing uit de Brief aan de Hebreeën (9, 11-15):
Broeders en zusters,
Nu is Christus gekomen,
de hogepriester van het waarachtige heil.
De tent van zijn priesterschap
is groter en volmaakter dan de vorige;
ze is niet gemaakt door mensenhand,
dat wil zeggen,
ze behoort niet tot onze geschapen wereld.
Het bloed van zijn offer is zijn eigen bloed,
niet dat van bokken en kalveren.
Zo is Hij het heiligdom binnengegaan, eens voor altijd,
en Hij heeft een eeuwige verlossing verworven.
Want als het bloed van bokken en stieren
en de gesprenkelde as van een vaars
de verontreinigden kan heiligen
zodat zij wettelijk rein worden,
hoeveel groter is de kracht van Christus’ bloed!
Door de eeuwige Geest
heeft Hij zichzelf aan God geofferd,
een smetteloos offer,
dat onze ziel zuivert van dode werken
om de levende God te eren.
En daarom is Hij middelaar van een nieuw verbond:
er heeft een sterven plaatsgehad
dat bevrijding brengt van de zonden
die onder het eerste verbond zijn bedreven;
nu kunnen zij die door God geroepen zijn,
het eeuwig erfdeel ontvangen dat hun is toegezegd.
Beste vrienden
U heeft vast wel eens uitspraken gehoord als “de kost gaat voor de baat uit”. Dat soort woorden zijn een beetje cliché, maar zoals alle clichés zijn ze dat om dat er iets vanzelfsprekends onder woorden wordt gebracht. Als er iets belangrijks moet gebeuren – dan moet daar ook wat aan vooraf gaan, dan moet daar een prijs voor worden betaald.
Dat is zo in het kleine, en dat is zo voor het grote. Als u een liefhebberij heeft. Voetbal misschien. Dan geeft u dat prioriteit. Daar legt u dan geld voor opzij, en als bijvoorbeeld het EK er aan komt dan kijkt u alvast van tevoren wanneer de belangrijke speeldagen zijn en die blokt u dan uit, zodat er ruimte is om samen met vrienden en familie te kijken. Die tijd offert u er graag aan op. Zo graag dat het misschien niet eens opvalt dat het een offer is, maar dat is het wel. Want elke keer als je er voor kiest het éne te doen, kies je er ook voor het andere te laten. Dat offer je op.
Soms zijn offers lastiger, bijvoorbeeld als we op korte termijn iets zouden willen maar we weten dat dat op lange termijn bijvoorbeeld slecht is voor onze gezondheid. Dan moet je de korte termijn opofferen aan de lange termijn. En als we in een relatie met iemand leven dan kunnen we ook niet altijd doen wat we zelf willen. We offeren onze eigen voorkeuren dan op voor het welzijn van ons huishouden, ons gezin, onze familie, onze gemeenschap.
En we voelen aan, hoe groter, belangrijker de gemeenschap waar we ons voor inzetten, des te hoger het offer dat van ons gevraagd wordt. Probeer je dan ons voor te stellen: wat vraagt het om een relatie met God te onderhouden? Als we ongefilterd voor God zouden staan, dan zouden we gelijk opbranden. (“Niemand kan mij zien en leven” Exodus 33:20). In het Oude Testament geeft God ons een offer-filter, om Hem toch te kunnen benaderen, en ons te leren wat het vraagt om in gemeenschap met God te leven.
Nu hoor ik mensen wel eens zeggen, dat Oude Testament dan, met al die offers, dat is toch onhygiënisch en onvriendelijk en niet naar onze cultuurnormen. Het is bloederig (bah!) en niet diervriendelijk! We vinden het vies, dat bloed van bokken en schapen. Sowieso zijn we afkerig geworden van bloed. We leven in een klinische samenleving waarin veel ongemak en pijn weggestopt worden. We kunnen er ook niet zo goed meer tegen. Uit het oog, uit het hart. Zo werkt dat vaak.
Maar daarmee zijn we ook vervreemd van een aantal waarheden. Namelijk dat leven met God levensoffers vraagt, omdat niks hoger is dan de gemeenschap met God.
Bloed, in de Bijbel, nooit zomaar een vloeistof. Voor de mensen uit de Bijbel is het bloed het leven zelf. Het is meer dan een symbool. Bloed is de vloeibare levenskracht die door ons lichaam gaat. En omdat alle leven van God komt is het bloed heilig. Je mag niet zomaar bloed vergieten, en er zijn ook allemaal rituele verboden rond bloed. Volgens de Joodse voedselwetten mag je bloed niet eten en niet drinken. Dat komt niet omdat men een hekel heeft aan bloedworst maar omdat men eindeloos ontzag heeft voor waar bloed voor staat. Bloed is leven, en leven is heilig want alle leven komt van God. Enkel leven opent de weg naar het leven met God. Elke keer als er een vrucht van de aarde, of een levend dier, een duif, bok, schaap of stier wordt geofferd wordt die les ons ingeprent.
Enkel door het offer van het leven – waarmee we Gods geschenk aan Hem teruggeven – opent de weg naar boven zich. Die gave ligt niet vanzelfsprekend in ons bereik. Mensen die hun leven offeren voor het grotere goed zijn zeer zeldzaam, en je kan het ook maar één maal doen. En mensenoffers brengen is een gruwel voor God, iets afschuwelijks dat hij nooit onbestraft laat. Want zoals het leven heilig is, zo is het mensenleven – de mens is immers beeld van God – en enkel wat de mens uit liefde doet heeft waarde (1 Korinthen 13)
We zitten dus gevangen in een paradox, en we moeten dwars door die paradox heen om de enige weg te leren zien. Alleen het offer van het leven opent de weg naar God. De tempeloffers leren ons die les, maar zijn niet zelf de opening naar God. We kunnen geen mensenoffers brengen om die deur open te breken, en wij mensen kunnen onszelf niet blijvend opofferen voor anderen. Niks wat wij doen kan die deur duurzaam open houden. Wij kunnen geen oplossing forceren.
Alleen God kan de deur naar zichzelf ontsluiten. Enkel een mens kan een offer brengen dat die deur open maakt. Enkel iemand die God én mens is kan dat levensoffer brengen.
Zoals de oude offerdienst een les was die ons moest voorbereiden op de werkelijkheid, zo is de eucharistie een gedachtenis (“memorial”). De offerdienst is een klaslokaal, het kijkt vooruit naar wat komen gaat, de eucharistie is een gedachtenis, het kijkt terug naar Goede Vrijdag en Pasen en stelt het zo tegenwoordig. In de Bijbel is tijd geen stroom die maar voorbijgaat, een opeenvolging van jaren, dagen, uren. Tijd is altijd verbonden aan een concreet moment, een concrete gebeurtenis. Een gedachtenis is dus nooit een vervagende herinnering aan iets van ver weg. Als de eucharistie alleen zou gaan om wat wij herinnering (“remembrance”) noemden, dan was er geen hoop. Geen enkele herdenking is bestand tegen de vergeetachtigheid van mensen en samenlevingen. Zelfs de herinnering aan dat grote nationale trauma van ’40-’45 slijt makkelijk weg, nu dat beter uitkomt. Nee, de zuiver historische herinnering aan een groot offer, gaat ons niet redden. Als het daarom draaide zou de deur naar God langzaam maar zeker weer dichtvallen.
Nee, de Bijbel laat ons wat anders zien: Elke keer als wij eucharistie vieren zijn wij werkelijk bij dat offer van Jezus Christus, nemen wij werkelijk deel aan dat offer. Zijn wij bij het Laatste Avondmaal, en is Jezus is in het Laatste Avondmaal werkelijk bij ons. Zoals Hij zich meedeelde aan de leerlingen, zo deelt Hij zich mee aan ons. Zoals Hij zich aan hen gaf, zo geeft Hij zich aan ons. Het volledige, eenmalige offer aan het Kruis, de unieke onherhaalbare Verrijzenis wordt zo telkens weer tegenwoordig gesteld, in het hier-en-nu-geplaatst: elke keer als wij samen eucharistie vieren, samen komen rond de tafel van de Heer, is hij bij ons, is Hij in ons.
Eerst en eenmalig door het Bloed, daarna, tot aan de jongste dag, bloedeloos hernomen, vandaag en alle dagen, in Brood en Wijn, zijn Lichaam en Bloed, ons Heilig Sacrament, onze sleutel tot het leven.
Amen.