Friday 25 November 2016

Homilie Eerste zondag van de Advent, jaar A

Broeders en zusters in Christus

We zijn begonnen aan de Advent. Aan een nieuw kerkelijk jaar. We staan op de startbaan om te vertrekken. Om de reis naar het nieuwe jaar aan te gaan.
Op reis zijn betekent: nieuwe kansen krijgen op nieuwe ontmoetingen. Nieuwe mogelijkheden om God te leren kennen in onszelf en onze naasten. Wij blijven nooit stilstaan. Wij zijn nooit af. We mogen altijd nog een stap verder gaan en nieuwsgierig zijn naar wat er deze keer weer achter de horizon van het nieuwe jaar ligt. 

Maar onze reis gaat wel ergens heen. Zo was het ook in de tijd van de Bijbel. De joden waren vaak op reis. Waar ter wereld ze ook woonden – en in de hele toen bekende wereld waren joodse gemeenschappen te vinden – iedere jood maakte graag de reis naar Jeruzalem om op bedevaart te gaan naar de Tempel van God. 

Daar kunnen we over lezen in de bedevaartspsalmen , zoals psalm 122:

“Hoe blij was ik toen men mij riep:
Wij trekken naar Gods huis!
En nu mag mijn voet, Jeruzalem
uw poorten binnentreden.
Naar u trekken de stammen op,
de stammen van God volk.”
 
De Tempel in Jeruzalem was het centrum van de wereld. De plaats waar God aanwezig was. De God van heel de wereld had dáár zijn thuis. Daar en nergens anders. En God is niet alleen maar de God van het Joodse volk. Hij is De Enige. Hij is de God van alles wat op Aarde leeft en bestaat. Alle dingen, alle dieren, alle landen, alle mensen horen bij Hem. 
 
Dan zie je ook bij Jesaja dat hij profeteert over de toekomst en zegt: alle volkeren gaan net als wij op reis naar die Tempel, naar de Berg Sion. Om de God te ontmoeten die ook hún vader is. En zo is het ook gegaan. Of: méér dan zo gegaan. Want God geeft zichzelf. 

De Tempel, hoe heilig ook, is uiteindelijk alleen maar stenen. God is veel groter dan de Tempel. Jezus Christus, waarin God zichzelf laat zien, is veel meer dan de Tempel. 

Jezus Christus spreekt over zichzelf als over de Tempel, in het evangelie van Johannes. “Breek deze Tempel af, en ik zal hem in drie dagen herbouwen”. Dat zei hij over zichzelf, over de Tempel van zijn lichaam. Als we op weg gaan naar Kerst, gaan we op weg, op bedevaart, naar díe Tempel, gaan we op bedevaart samen met alle mensen die ons voorgegaan zijn. 

Maar zoals dat gaat als je op reis gaat, je moet er wel altijd voor zorgen dat je reisgids bij de tijd is. Soms veranderen er adressen, of belangrijke tips. Of de wetgeving in het land waar u naartoe gaat veranderd, en dat moet u dan wel weten! 

Ook in onze reisgids van deze zondag, in uw boekje, is een belangrijke verandering opgetreden. U heeft er vast al van gehoord, van het nieuwe Onze Vader. 

U mag van het nieuwe Onze Vader vinden wat u wilt, als u het straks maar meebidt in de liturgie! Ik wil u dan ook vragen om straks na het Eucharistisch Gebed zorgvuldig mee te lezen in uw boekje. Dan gaan we met zijn allen gelijk op. 

De reis van vandaag, de reis van de Eucharistie, is namelijk een groepsreis. En zoals dat gaat met groepsreizen is het altijd jammer als een deel van de groep verdwaalt, en de anderen op hen moeten wachten. En de buschauffeur maar mopperen! Dus: samen uit, samen thuis, ook als we het Onze Vader bidden!  
En dan moeten we ook aandachtig zijn, even goed opletten, dan weten we welke wegen we moeten gaan

Ook het Evangelie van deze zondag roept ons op om aandachtig en alert te zijn. De komt van het nieuwe Onze Vader is aangekondigd, we hebben er over kunnen lezen en er is zelfs iets over op radio en televisie geweest. De definitieve terugkomst van de Heer, daar van weten we niet wanneer dat zal zijn.

De houding die we moeten aannemen wordt met verschillende woorden omschreven: wakker blijven, waken, waakzaam zijn. Maar misschien is het toch beter te spreken over aandachtig zijn. Want altijd wakker zijn, dat kunnen we niet. Maar aandachtig zijn wanneer we wakker zijn, dat ligt wel degelijk binnen onze mogelijkheden! Aandachtig zijn is een houding die iedereen gegeven is, die iedereen kan leren, waar je altijd wat beter in kan worden.

Als je aandachtig bent, dan ben je betrokken bij wat er om je heen gebeurt. Dan draait je leven niet op de automatische piloot. Dan is elke dag zwanger van mogelijkheden om nieuwe dingen te doen en te ontdekken. Dat betekent niet dat we elke dag andere dingen zullen doen, maar de houding waarmee we die dingen doen maakt ze fris en nieuw.  

Je dagelijkse werkzaamheden lijken dan nog steeds niet anders te zijn dan degene met wie je op het veld bent, of degene met wie je aan de molensteen staat, maar als het er op aankomt heb jíj iets gehoord en gezien waar de ander blind voor is. Iets waar je “weg van bent”.

Maar let op: aandachtig zijn is kost ook moeite. Al is het met alles zo dat het makkelijker wordt naar mate je het vaker doet slijt het in, en wordt het makkelijker.

Simone Weil, een Franse filosofe die veel heeft nagedacht over het christendom zei eens: “aandachtig zijn is de hoogste vorm van gulheid” , dat zegt ze omdat attent zijn, aandacht hebben voor iets of iemand wat buiten je ligt, een gave van jezelf is. Als er iemand voor mijn deur staat met een collectebus, dan pak ik natuurlijk mijn portemonnee, en ik geef wat kleingeld voor dat goede doel, voor het Rode Kruis of de Hartstichting, of het Wilhelminafonds, maar dat kleingeld – dat komt niet uit jezelf – dat is hooguit van jou – maar je geeft niks van je eigen ziel, van jezelf, weg.

Maar je aandacht, die komt uit jezelf voort, en die mag je met iedereen delen. Met de hele wereld, en met God. En zoals dat gaat: alles wat je weggeeft en deelt, krijg je veelvoudig terug.

Uiteindelijk mogen we ook uitkijken naar de tijd waarin we alle liefde en aandacht die we in dit leven hebben mogen geven terug zullen zien en we zullen die aandacht dan leren kennen voor wat het was, als de weerspiegeling van God’s onuitputtelijke liefde en aandacht die hij over ons heeft doen neerdalen.

Amen.