Sunday 15 October 2017

De Heer richt op zijn Berg een Maaltijd aan.



“De Heer richt op zijn berg een maaltijd aan”, dat is de titel van een bekend lied van Willem Barnard naar de tekst die wij vandaag als eerste lezing gelezen hebben. Ik kan dat lied wel dromen omdat het één van de weinige communieliederen was die ik fatsoenlijk kon voorzingen als ik op het seminarie aan de beurt was. 

Elke keer als ik voorzanger was kregen mijn medeseminaristen dus “de Heer richt op zijn berg een maaltijd aan” voorgeschoteld. Of ze daar nu veel zin in hadden of niet. 

Dan is de maaltijd waar de Heer ons voor uitnodigt toch een stuk afwisselender. Over die maaltijd van de Heer vertelt Jezus ons in het Evangelie van deze zondag. Hij vertelt ons een vergelijking over een Koning die een bruiloftsmaal gaat houden – maar degenen die hij voor die maaltijd heeft uitgenodigd verschijnen niet. Ze hebben allemaal – in hun ogen – betere dingen te doen, en de dienaren die de gasten moeten uitnodigen voor het feest worden zelfs mishandeld. 

De lezing doet denken aan die van vorige week, over de slechte pachters. Zoals vorige week de wijngaard naar andere pachters gaat zo wordt nu het bruiloftsmaal aan heel andere mensen voorgezet. 

De bruiloftsmaal is een teken van de inlossing van Gods belofte. God kijkt hier vooruit, naar het einde van de geschiedenis, het einde van de tijd als iedereen zal terugkomen bij God. Dat moment wordt in de Bijbel beschreven als een feest , als een bruiloftsmaal , ook verderop, in het boek Openbaringen komen we diezelfde uitdrukking weer tegen: het bruiloftsmaal van het Lam. Wat gescheiden was, God en wereld, komt dan in eeuwige vreugde weer bij elkaar. 

Bij dat mooie uitzicht hoort wel een voorwaarde: je moet het wel willen. God dringt zich niet op aan mensen. Hij respecteert hun keuzes. Hij zal iedereen blijven uitnodigen maar dwingt niemand op die uitnodiging in te gaan. 

Er zijn ook altijd mensen die denken geen uitnodiging nodig te hebben. Ze hebben alles al. Of denken overal recht op te hebben. Dat zijn de mensen die in eerste instantie uitgenodigd worden. Zij staan voor de machthebbers van die tijd, de hogepriesters en schriftgeleerden. Door hun afkomst en door hun kwalificaties dachten zij er wel al te zijn. Dan is zo’n dienaar alleen maar lastig! Dat gastmaal dat is leuk en aardig, maar nú komt niet uit. Nú heb ik andere dingen te doen. Ik kom wel aanzitten als het mij uitkomt. Maar Gods beloften houden zich niet aan onze agenda. Gods beloften worden verwerkelijkt in Gods tijd. 

Dat kan ook frustrerend zijn als wij wáchten op gasten. Misschien, als wij in de Kerk zitten, voelen we ons misschien wel eens als de Koning uit het verhaal. Alles staat gereed voor het feest van deze zondag, maar waar is iedereen? Er zijn zoveel lege plekken… Zingt het koor soms niet mooi? Doen de vrijwilligers niet goed hun best? Zijn wij een gemeenschap waar je redelijkerwijs niet bij zou willen horen?  Is er iets mis met de Eucharistie, is daar Jezus niet meer te vinden in dat sacrament? Nu, misschien ligt het wel aan de preek, maar dat oordeel laat ik maar aan u. 

Maar dat het aan u ligt, aan onze parochie ligt, of dat God niks te bieden heeft aan mensen, dat geloof ik niet. Net als de Koning dwingen wij de uitgenodigde gasten niet om te komen. Je kunt ijzer niet met handen breken. Al voelt de teleurstelling soms wel heel scherp aan. 

Dat gevoel van teleurstelling is wel echt, dat zal de Koning ook gevoeld hebben. Hij had er wel wat meer van verwacht. En dan komen mensen niet. Dan voel je je alleen, en boos. Kennelijk kan God zich ook zo voelen, op één of andere manier. En dat is goed, want dan staan wij niet alleen met wat wij voelen. Onze teleurstelling, ook onze boosheid als dingen niet gaan zoals we hoopten, daar staan wij niet alleen in. God voelt dat met ons mee.

Maar die gevoelens hebben ook niet het laatste woord: Al die mensen die de uitnodiging afslaan houden Gods plan niet tegen. Gods belofte gaat gewoon verder. De belofte gaat verder met andere mensen, met mensen die niemand ziet staan, mensen waar niemand anders op zit te wachten. 

Díe nemen de plaats in van de prominenten, de vooraanstaanden, de gediplomeerden. Gods plan gaat door en zal een verrassende weg inslaan. Hóe verrassend het zal zijn, dat wij uiteindelijk ook mogen zien, als we samen aanzitten aan dat bruiloftsmaal van het Lam. 

Amen.


Sunday 8 October 2017

Werken in de Wijngaard



De wijngaard is een Bijbels beeld dat zowel in het Oude als het Nieuwe Testament steeds opduikt. Wijn en wijnranken staan voor het leven, en alles wat daar goed aan is. Wijn bestaat om van te genieten. De wijngaard is een symbool van welvaart, vrede, een rustig en geordend leven.

Door te zeggen: “het leven is een wijngaard” zeggen we in de eerste plaats: "het leven is goed". 

Het beeld van de wijngaard doet in de eerste plaats denken aan dat van de Tuin. De eerste mensen, Adam en Eva kregen de tuin van Eden om in te wonen. Het was hun huis, de ruimte waarbinnen zij hun leven konden leiden. Maar die tuin bleef niet voortbestaan. Adam en Eva kozen een pad dat van God wegleidde, en dan raak je ook kwijt wat God aan je gegeven heeft. 

Als de Joden het land Kanaän krijgen van God, dan wordt dat voor hen een soort tweede tuin, maar niet meer een tuin waarin alles maar groeit, maar een tuin waarin ze zelf mogen zorgen voor goede dingen: een wijngaard. Een veilige plek met muren waarbinnen goede vruchten kunnen groeien.

Maar net als de tuin van Eden is het bezit van de wijngaard voorwaardelijk. Als je misbruik maakt van al die goede gaven, als je ze niet meer ziet voor wat ze zijn: nl. gaven van God dan raak je de wijngaard onherroepelijk kwijt. Dan is het uit met het fijne leven. 

Jezus waarschuwt de machthebbers van zijn tijd, en zegt – jullie hebben je de wijngaard toegeëigend, je hebt niet geluisterd naar de profeten – de dienaren van God – en jullie gaan mij ook niet anders behandelen. Maar daarmee raken jullie ook alles kwijt waar je je voor in hebt gezet, en de belofte van God gaat verder. Maar zonder jullie. Het zijn pittige woorden en we kunnen ze alleen begrijpen als we beseffen dat de wijngaard per definitie een doel heeft: een goed leven kunnen leiden dat gericht is op God en op anderen. 

De wijngaard bestaat niet op zichzelf. Als je het doel uit het oog verliest, geen rechtvaardigheid meer doet, enkel nog aan jezelf denkt, verliest de wijngaard haar zin. De wijngaard is immers niet van jou , het is niet je privé-eigendom waar je mee kan doen en laten wat je wil. 

De wijngaard staat natuurlijk ook niet los van je inzet - je zal zelf er wel in aan de slag moeten want de Wijngaard is geen luilekkerland – maar je hebt `m niet zelf gebouwd. 

In die zin staat de wijngaard ook symbool voor ons eigen leven. De Kerkvaders zeiden: de wijngaard, dat is niet alleen het volk Israël, niet alleen het Beloofde Land, niet alleen maar de Kerk, maar dat is ook je ziel, je eigen leven. 

Je leven krijg je, daar mag je mee aan de slag om een betekenisvol leven te gaan leiden. Maar als je niet goed wilt zijn, de stem van het geweten, de stem van God tot zwijgen brengt, of zelfs buitenwerpt, dan begint die wijngaard van de ziel af te brokkelen, dan komen er gaten in de muur, valt de wachttoren om, draagt de rank geen goede vrucht meer, en uiteindelijk blijft er niets meer over. 

Dát is niet onze roeping. 

Wij hebben heel veel goede dingen gekregen in ons leven. Meer dan we denken. Natuurlijk, we werken allemaal heel hard, of hébben hard gewerkt, maar onze talenten hebben we niet zelf uitgezocht. Dat we in Nederland al zo lang in vrede, veiligheid en welvaart mogen leven? Dat had ook anders kunnen zijn. U hoeft de TV maar aan te zetten. Een goede opvoeding die we genoten hebben? Dat is ook niet onze prestatie.
 
Onze levens zijn gebouwd op gepachte grond. We mogen genieten van de oogst maar we mogen nooit denken dat wij meester zijn van de wijngaard. Zolang we ons dat beseffen kunnen we als land, als volk, als kerk, als gemeenschap, in vrede blijven leven.

Dan maken we de woorden van Psalm 128 waar: “Gelukkig die godvrezend zijt, de weg des Heren gaat. Ge zult de vrucht van eigen arbeid eten, tevreden en voorspoedig zult, ge zijn.”

Amen.