Sunday 30 April 2017

Naar Emmaus en Terug



Broeders en zusters in Christus,

Het is soms moeilijk om te preken over een bekende lezing, en misschien is het ook extra moeilijk om naar zo`n preek te luisteren. We kunnen heel makkelijk denken dat het evangelie dat we vandaag lezen voor zichzelf spreekt, dat de symboliek ons volledig duidelijk is. Wat voegt een preek dan nog toe? 

Toch, en dat is het mooie van het voorbereiden van een preek, zie je altijd dingen in een tekst die je eerder niet zag. Laten we dus meegaan met de twee leerlingen, op weg naar Emmaus. 

Ze gaan naar huis. Weg van Jeruzalem. Dáár hebben ze niks meer te zoeken. Ze waren nog bij de nasleep van de kruisiging, en ze waren er bij toen de vrouwen op de ochtend van de derde dag van het graf kwamen en vertelden dat ze de verrezen Heer hadden ontmoet. 

Maar hier zijn ze nu, weg van Jeruzalem, weg van de andere leerlingen en de vrouwen, op weg naar Emmaus. Ze kunnen niet geloven dat wat de vrouwen hebben gezegd waar is. Integendeel: ze zeggen zelfs dat ze door de vrouwen “in de war gebracht zijn”. Zelfs als er andere leerlingen bevestigen dat het graf leeg is geloven ze de vrouwen nóg niet. Ze lopen zelfs weg. Ze zeggen hun lidmaatschap van de groep van Leerlingen van Jezus op. Zoals zij het voelen is het spel voor hen klaar. Ze pakken hun tas, en gaan op weg. 

Er wordt wel gezegd, de leerlingen lopen naar Emmaus, en dat komt omdat ze zo teleurgesteld zijn, maar er is veel meer aan de hand, dat is maar de helft van het verhaal. Ze lopen weg omdat ze niet geloven wat de vrouwen te zeggen is, zij wijzen hun ervaring af. Natuurlijk zijn ze teleurgesteld, maar ze geven alle aanwijzingen dat dit het einde niet is geen kans. Dát is het echte probleem. Ze hebben zich afgesloten voor wat het getuigenis van de vrouwen en daarmee loopt voor hen de weg dus dood. De weg naar Emmaus is geen opening naar de wereld toe, het is een impasse.

Nu was dit ongeloof op zich niet helemaal onverklaarbaar. Volgens de Joodse wet was het getuigenis van een vrouw niet rechtsgeldig. In een rechtszaak kan een vrouw niet als getuige worden opgeroepen. In het orthodoxe jodendom is dat nog steeds zo. 

We kunnen dus zien hoe radicaal de keuze van Jezus was om de vrouwen aan te stellen als de eerste verkondigers van de verrijzenis het is de wereld op zijn kop. 

Het is een radicale keuze die ook laat zien dat het in de nieuwe bedeling, in het christelijke leven, christenen gevraagd worden anders met elkaar om te gaan. En Jezus had die verwachting al, want in het Markusevangelie kunnen we lezen dat de leerlingen flink op hun kop kregen omdat ze de vrouwen niet hadden geloofd. Jezus rekent ze dat aan!

Maar de tekortkomingen van de leerlingen zijn niet het einde van het verhaal. Waar ze ook naar toe gaan, Jezus blijft bij ze. Ze herkennen hem niet, op dezelfde manier waarop ze de waarheid van wat de vrouwen hen vertelden niet erkenden, maar de waarheid breekt toch door!

De waarheid breekt door, op de manier waarop Jezus de schriften ontsluit, de waarheid breekt door in het breken van het brood. En als de waarheid erkend is dan volgt daar ook uit wat nodig is. De leerlingen keren spoorslags terug naar Jeruzalem om zich weer bij hun vrienden aan te sluiten en het verhaal dat zij zelf eerst weigerden te geloven door te vertellen.

De les voor ons is dat we niet te makkelijk moeten denken dat we het hele verhaal wel kennen, dat alles in kannen en kruiken is. Het leven is verrassender, en ingewikkelder dan dat. De waarheid die zich aan ons wil tonen komt soms uit onverwachte hoek – en we zien soms niet wat er recht voor ons staat. 

Tegelijkertijd hebben wij een God die zichzelf wil openbaren, die zich niet laat intimideren door ons ongeloof, door onze eigen betweterij. Een God die ons geeft wat wij nodig hebben, een God die zich laat zien aan de vrouwen bij het Graf, aan de Ongelovige Thomas in zijn wonden, en in de leerlingen in Emmaus door het breken van het brood.

Ook wij mogen Hem ontmoeten, in het breken van het brood, en op de manier waarop hij zichzelf aan ons uitdeelt. Dat mogen we elke zondag doen, en elke zondag weer mogen we ons geloof dan ook handen en voeten geven, en op pad gaan naar de plek waar we nodig zijn.
 
Amen.

Sunday 23 April 2017

Gelovige Thomas



Broeders en zusters in Christus,

We maken vandaag opnieuw kennis met een ons bekend figuur uit de Bijbel. De zgn. “Ongelovige Thomas”. Dat is een uitdrukking die ook in de Nederlandse taal is doorgedrongen. Iemand die iets niet wil geloven – ondanks dat er toch echt veel bewijs voor is, díe noemen we een ongelovige Thomas. 

Het mooie aan de leerlingen zoals ze beschreven worden in de Bijbel: het zijn allemaal mensen met heel eigen karakters en persoonlijkheden, er zijn soms maar een paar woorden nodig om ze te schilderen. Petrus is een heethoofd, Maria Magdalena is heel liefdevol, iemand met veel behoefte aan genegenheid, en Thomas is … ja, Thomas is wat zwaarmoedig.
We kunnen hem beter zwaarmoedige Thomas noemen. Thomas is één van de weinige leerlingen die begrijpt waar het bij de Passie om gaat. Hij is de énige die werkelijk doorheeft wat Jezus zegt als Hij en de leerlingen op weg zijn naar Jeruzalem. 

Jezus vertelt hen dat de Mensenzoon moet lijden en sterven, en de meesten lijken toch te denken dat het zo`n vaart niet lopen zal. Ze praten wat langs Jezus heen, of stribbelen tegen, maar Thomas niet. Thomas zegt: laten wij met Hem meegaan om met Hem te sterven. Hij omarmt het lijden van de Heer. Hij loopt zelfs niet weg voor de dood. 

Thomas heeft het ook niet echt begrepen, maar hij kijkt niet weg. Hij accepteert het Lijden, maar begrijpt het Paasmysterie niet. Het Lijden is niet het einde maar een begin. Maar zwaarmoedige Thomas kan die bocht nog niet maken…

Dat verklaart ook waarom hij niet zomaar kan aanvaarden dat als anderen zeggen de verrezen Heer te hebben gezien, dat dat ook zo is. Hij is er niet toe in staat. Hij spreekt niet uit onwil maar uit onmacht. 

Wat zijn leven waarde gaf is weg, hoe zou het terug kunnen komen? Thomas kan ze niet geloven. Tegelijkertijd went hij zich ook niet van hen af. De volgende zondag, de “eerste dag van de week” is hij bij hen, in afwachting van wat er gaat gebeuren: hij heeft zich niet van hen afgewend. Hij blijft er bij. Hij gelooft het nog niet, maar hij heeft toch hoop op iets.
Ongeloof in de Bijbel betekent niet zozeer dat iemand het geloof nog niet heeft , maar dat iemand het geloof actief afwijst. En daar ook in zijn leven conclusies uittrekt. Ongeloof in de Bijbel dat is de dwaas die zegt “er is geen God” en dan de vrijheid voelt om zijn naasten kwaad te doen, en als het ware zegt: “niemand die het ziet”, daarom wil ik Thomas ook niet “ongelovige Thomas” noemen. Hij is in afwachting van geloof. 

Ieder krijgt iets waaraan hij of zij de Heer herkennen kan. De leerlingen die naar Emmaus gaan, herkennen Hem in het breken van het Brood. Maria Magdalena in de eenvoudige ontmoeting in de Tuin en Thomas mag de Heer ontmoeten als de Gekruisigde, door zijn Wonden. En als Hij hem ontmoet - op de manier die hij nodig heeft - dan legt hij een echte geloofsbelijdenis af: mijn Heer en mijn God. Hij is niet de ongelovige Thomas - hij is een gelovige Thomas.

Thomas ontmoet de Heer door zijn wonden, die worden expres genoemd. Dat is opvallend: we weten dat het Verrijzenislichaam een heel bijzonder lichaam is, een lichaam waarvoor geen deuren of muren meer bestaan. Maar toch is zijn lichaam nog getekend met de kruiswonden. 

Dat is iets bijzonders. De Kerk heeft altijd geleerd dat het verrijzenislichaam ons lichaam is, zonder dat het enige gebreken omvat. Maar de kruiswonden, blijven dus zichtbaar, dat is geen tijdelijk ongeluk, geen losse verwonding of imperfectie die genezen kan, maar iets dat wezenlijk bij Jezus Christus hoort. 

Jezus is van allen tijde het Lam Gods dat ook in de Apocalyps, als Hij zich openbaart in zijn Glorie staat als geslacht. Zijn Zelfoffer is wat Hem het meest definieert en wat dus ook in zijn verrijzenislichaam zichtbaar blijft.  Want dat is ook de traditie van de Kerk: we blijven na de verrijzenis ook altijd onszelf, we blijven herkenbaar voor anderen, wie het was, dat wij waren. Onze kenmerken gaan mee de eeuwigheid in. Wij worden geen deel van de al-eenheid of een soort goddelijke brei. 

Wat Jezus kenmerkt, is zijn offer, zijn zijn wonden. Het Paasverhaal gaat niet alleen maar om zichzelf, maar wijst al vooruit, het wijst vooruit naar de Hemelvaart, als wij de Heer niet meer zien, en het wijst vooruit naar Pinksteren, als de gave van de Heilige Geest volledig gegeven wordt.
En de Heilige Geest maakt mogelijk wat Jezus tegen Thomas zegt: Zalig zij die niet zien en toch geloven. Het geloof wat hij krijgt moet hij niet insluiten in de schatkamer van zijn hart, of achter de voordeur houden: zijn geloof is een opdracht. Hij moet het delen, er van getuigen. Het geloof houdt altijd een zending in. 

Als je gelooft, dan doe je wat daar bij hoort, dan laat je dat zien in waar je voor staat. Ons geloof is geen geloof van gesloten deuren, omdat je bang bent voor wat er zich buiten die deur bevindt. Ons geloof kan ook heel zoekende zijn, niet alle dagen een geloof van zeker weten. Maar sterk of tastend, ons geloof moet getekend zijn door een openheid hebben naar God toe, een grondvertrouwen dat hij door zijn Kerk spreekt, met de hulp van de Heilige Geest ons doet samenkomen, ons sterkt door zijn Woord en Sacrament, zodat wij weer kunnen beginnen aan het volgende hoofdstuk van ons spannende avontuur met God.  Een avontuur dat al de moeite waard is op Aarde, en uitloopt op een eeuwig avontuur bij God. 

Dan maken wij tenslotte waar wat Petrus schreef in zijn brief, die wij vandaag gelezen hebben:Hem hebt gij lief zonder Hem ooit gezien te hebben. In Hem gelooft gij, ofschoon gij Hem ook nu niet ziet. Hoe onuitsprekelijk, hoe hemels zal uw vreugde zijn, als gij het einddoel van uw geloof, de redding van uw ziel, bereikt.

Alles wat ons bedrukt, alle zwaarmoedigheid, alle lasten die onze ziel bedekken zijn dan opgeheven, verdampt. We leven dan niet meer in de verwachting van iets, maar we mogen het met eigen ogen aanschouwen. Nog helderder dan de zwaarmoedige Thomas het ooit kon. 

Amen.

Tuesday 18 April 2017

De Schaduw Verdwijnt in het Licht van Zijn Gelaat



 Broeders en zusters in Christus,

Ik schrijf meestal geen preken uit voor doordeweekse missen. Meestal is het zoals u weet, een kort woordje aan de hand van de lezingen. Dit is echter een beetje een bijzondere mis. Het is een mis in het Paasoctaaf – die zijn al anders dan anders – en het is een Mis van Eerherstel. Misschien kent u die van vroeger, dat als er iets heiligschennends was gebeurd dat er een Mis van Eerherstel gelezen werd voor de bijzondere en enige intentie voor genoegdoening aan het adres van de Heer, die in zijn Goddelijke Majesteit, zijn Heiligheid gewond was.

Meestal zijn dat boetevieringen, maar in het Paasoctaaf is dat niet passend, dus doen we het anders. Misschien heeft u gehoord dat er een reclame op TV is gekomen waarin mensen afbeeldingen van Jezus Christus verscheurd hebben. Ik wil er zo kort mogelijk over hebben want het kwaad heeft al genoeg aandacht gehad in de Vastentijd. Daar bedoelden ze mee te zeggen dat Jezus zichzelf deelt met anderen. Het was vast niet slecht bedoeld, maar het Gelaat van Christus is heilig, de iconen waar onze Oosterse broeders met zoveel devotie het aangezicht van de Heer in tegenwoordig stellen, die zijn heilig. Een afbeelding van het Gelaat van Christus mag nooit zomaar worden verscheurd.

De heiligheid van God is objectief, Jezus Christus kan niet anders dan Heilig zijn, en de iconen en afbeeldingen die wij vereren, dat zijn geen totempalen, maar hebben een eigen, maar afgeleide  heiligheid, omdat zij in verband staan met de Heer die zij willen laten zien. 

Hoe heilig het aangezicht van de Heer is lezen we vandaag, als we Maria Magdalena bij het graf zien, en ze ontmoet Jezus, en ze herkent zijn gezicht omdat zij van Hem houdt. Zij heeft een diepe liefde tot de Heer die haar bevrijd heeft van de “zeven duivels”, wat die ook mogen zijn. Door die liefde herkent ze Hem voor wie Hij is. En zij wil Hem vasthouden, voor altijd bij haar houden. Zo diep is haar liefde voor Hem. 

Maria Magdalena is dé maatstaf bij uitstek voor liefde voor de Heer, wat zou zij er van vinden als de foto van Jezus, we praten even over de moderne tijd, zomaar verscheurd zou worden? Wat een pijn zou haar dat doen! Dat is wat heiligschennis is. En de heiligheid schenden, dat is zoiets als onschuld schenden. Het is een groot kwaad. Hoe schuldig mensen daar dan aan zijn hangt van de situatie af. Maar het is hoe dan ook een kwaad.

Maar de tijd van scheuren en lijden en kwaad is voorbij. We leven in de Paastijd en mogen het glorieuze verrijzenisgelaat van de Heer aanschouwen. Zijn Godmenselijkheid.  We weten dat hoeveel domme dingen mensen ook doen, dat houdt geen stand tegen Gods overwinning op Dood en Zonde, díe liggen nu begraven, die zijn weggespoeld in het water van de zee. 

We mogen uitzien naar die  werkelijke ontmoeting met de Heer, met het moment dat we Hem met de ogen van Maria Magdalena en van de Geliefde Leerling – die zag en geloofde – het Gelaat van Christus mogen zien. Dan zal het zijn als op de Berg Tabor, waar zijn gelaat vscheen in Goddelijk Licht. Niet voor even maar voor eeuwig. Wij hoeven dan geen tenten neer te zetten om bij Hem te kunnen zijn, Hij heeft een huis voor ons bereid met vele kamers. 

Wij mogen dan in de vrijheid van de kinderen Gods deze Mis dan ook opdragen met de intentie dat alle kwaad die zo`n heiligschennis met zich mee brengt verdwijnt in dat Goddelijk Licht.  En wat een voorrecht dat we dan de Eucharistie mogen vieren. En in de Eucharistie bidden we dan bij de Vredeswens die mooie zin: Let niet op onze zonden maar op het geloof van uw Kerk. Door ons geloof, door ons vertrouwen in ons vrije antwoord op de Genade, kunnen wij heel veel kwaad in de wereld uitdelgen. 

Door dat geloof spreken we diep in de stilte van ons hart de geloofsbelijdenis van Maria Magdalena uit: Rabboeni! Meester! en weten we ook dat we welkom zijn op de plaats waar hij heen gaat, naar Zijn Vader en Onze Vader, Zijn God en Onze God. 

Amen.