Evangelie (Joh. 14,1-12)
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen:
“Laat uw hart niet verontrust worden.
Gij gelooft in God,
gelooft ook in Mij.
In het huis van mijn Vader is ruimte voor velen.
Ware dit niet zo, dan zou Ik het u hebben gezegd,
want Ik ga heen om een plaats voor u te bereiden.
En als Ik ben heengegaan en een plaats voor u heb bereid,
kom Ik terug om u op te nemen bij Mij,
opdat ook gij zult zijn waar Ik ben.
Gij weet waar Ik heenga
en ook de weg daarheen is u bekend.”
Tomas zei tot Hem:
“Heer, wij weten niet waar Gij heengaat:
hoe moeten wij dan de weg kennen?”
Jezus antwoordde hem:
“Ik ben de weg, de waarheid en het leven.
Niemand komt tot de Vader tenzij door Mij.
Als gij Mij zoudt kennen,
zoudt gij ook mijn Vader kennen.
Nu reeds kent gij Hem en ziet gij Hem.”
Hierop zei Filippus:
“Heer, toon ons de Vader; dat is ons genoeg.”
En Jezus weer:
“Ik ben al zo lang bij u
en gij kent Mij nog niet, Filippus?
Wie Mij ziet, ziet de Vader.
Hoe kunt ge dan zeggen: Toon ons de Vader?
Gelooft ge niet dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is?
De woorden die Ik u zeg, spreek Ik niet uit Mijzelf,
maar het is de Vader die, blijvend in Mij, zijn werk verricht.
Gelooft Mij:
Ik ben in de Vader en de Vader is in Mij.
Of gelooft het anders omwille van de werken.
Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u:
Wie in Mij gelooft,
zal ook zelf de werken doen die Ik doe.
Ja, grotere dan die zal hij doen, omdat Ik naar de Vader ga.”
“Laat uw hart niet verontrust worden.
Gij gelooft in God,
gelooft ook in Mij.
In het huis van mijn Vader is ruimte voor velen.
Ware dit niet zo, dan zou Ik het u hebben gezegd,
want Ik ga heen om een plaats voor u te bereiden.
En als Ik ben heengegaan en een plaats voor u heb bereid,
kom Ik terug om u op te nemen bij Mij,
opdat ook gij zult zijn waar Ik ben.
Gij weet waar Ik heenga
en ook de weg daarheen is u bekend.”
Tomas zei tot Hem:
“Heer, wij weten niet waar Gij heengaat:
hoe moeten wij dan de weg kennen?”
Jezus antwoordde hem:
“Ik ben de weg, de waarheid en het leven.
Niemand komt tot de Vader tenzij door Mij.
Als gij Mij zoudt kennen,
zoudt gij ook mijn Vader kennen.
Nu reeds kent gij Hem en ziet gij Hem.”
Hierop zei Filippus:
“Heer, toon ons de Vader; dat is ons genoeg.”
En Jezus weer:
“Ik ben al zo lang bij u
en gij kent Mij nog niet, Filippus?
Wie Mij ziet, ziet de Vader.
Hoe kunt ge dan zeggen: Toon ons de Vader?
Gelooft ge niet dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is?
De woorden die Ik u zeg, spreek Ik niet uit Mijzelf,
maar het is de Vader die, blijvend in Mij, zijn werk verricht.
Gelooft Mij:
Ik ben in de Vader en de Vader is in Mij.
Of gelooft het anders omwille van de werken.
Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u:
Wie in Mij gelooft,
zal ook zelf de werken doen die Ik doe.
Ja, grotere dan die zal hij doen, omdat Ik naar de Vader ga.”
Broeders en zusters, beste parochianen, beste kijkers.
We hebben deze zondag het Evangelie lezen over de verrezen
Jezus die zijn leerlingen voorbereid op zijn Hemelvaart. Jezus Christus zal als
eerstgeborene uit de doden de weg vrijmaken naar het “Huis van de Vader” waar
plaats is voor velen.
De leerlingen begrijpen het niet helemaal, we zeten niet
wat ze zich daarbij moeten voorstellen, of hoe zij bij dat huis zouden moeten
komen. Het klinkt ver weg, alsof het niet echt voor hen is.
Ik stel het me een beetje voor alsof het ons leven in deze
dagen is. De grenzen zijn dicht, vakantieplannen moeten we even niet maken. En
als dan onze beste vriend vertelt: “kom op, we gaan een verre reis maken!” dat
we dan een beetje verward om ons heen kijken en denken “hoe dan Jezus? Je mag
België niet eens in” En als je België niet eens in mag, hoe ver weg is het Huis
van de Vader dan wel niet?
Maar Jezus vertelt ons toch hoe dat allemaal kan. Jezus is
namelijk niet zomaar iemand met goed advies, niet alleen maar een wijze man met
goede lessen voor het leven. Hij doet niet alleen maar bijzondere
dingen. Hij is ook heel bijzonder.
Hij is sprekend Zijn Vader. En dat maakt heel veel mogelijk!
“Wie mij ziet, ziet de Vader” zegt Jezus en versterkt dat
door te zeggen “niemand komt tot de Vader tenzij door mij”. Dat is geen woord
dat bedoeld is om iemand uit te sluiten, maar juist bedoeld om de hele wereld te
omarmen.
God de Vader, de Schepper van Hemel en Aarde en de Bron van
alles wat bestaat wordt door miljarden mensen vermoed en uitgesproken, joden, christenen,
moslims en vele anderen. Oude Griekse filosofen vermoedden Hem al, en ook veel Oosterse
denkers zochten tastend naar die Eenheid , dat Beginsel wat aan
alle leven ten grondslag ligt. Omdat we zijn sporen vinden in de Schepping en
in onze eigen ziel – die naar eenheid en waarheid zoekt kunnen we vermoeden dat
Hij bestaat.
Maar die éne Bron van alle leven, kunnen wij niet uit
onszelf ontmoeten. Van gezicht tot gezicht. Hij moet zich aan ons tonen.
Andersom gaat het niet. Een God die je zomaar vatten kan, die je als je eigen
broekzak kent. Dát is geen God. Dat wordt hooguit een afgodje, een stukje klei
van eigen makelei.
Jezus laat zien wie de Vader is, geen God ver weg – geen onbereikbaar
eerste beginsel waar alleen de allerslimste filosofen héle moeilijke boeken
over kunnen schrijven, maar een persoon die ons heel nabij is, die in zijn Zoon
laat zien dat Hij van ons houdt, alles voor ons over heeft en zijn bestaan
volledig met ons wil delen.
Wij mogen door het leven en het voorbeeld van Jezus Christus
mee op tocht gaan, want de reis van ons leven leidt hoe dan ook naar God. Wij
mogen Hem ontmoeten, van aangezicht tot aangezicht. En niemand kan die reis
tegenhouden, geen grenshek, geen epidemie, geen enkel kwaad heeft daar macht
over.
Ook als we thuis zijn, thuis moeten blijven, ligt die weg
altijd voor ons open. De weg naar liefde, harmonie, een zinvol leven.
En
uiteindelijk de weg naar Gods huis, waar plaats is voor velen.
Amen.