Saturday, 11 February 2023

Zesde Zondag in Gewone Tijd (A)

 

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen:
(“Denk niet dat ik gekomen ben
om Wet of Profeten op te heffen.
Ik ben niet gekomen om op te heffen,
maar om de vervulling te brengen.
Want voorwaar, Ik zeg u:
Eerder nog zullen hemel en aarde vergaan,
dan dat één jota of haaltje vergaat uit de Wet,
voordat alles geschied is.
Wie dus een van die voorschriften,
zelfs het geringste,
opheft en zo de mensen leert,
zal de geringste geacht worden in het Rijk der hemelen,
maar wie ze onderhoudt en leert
zal groot geacht worden in het Rijk der hemelen.)
Ik zeg u: Als uw gerechtigheid
die van de schriftgeleerden en Farizeeën niet ver overtreft,
zult gij zeker niet binnengaan in het Rijk der hemelen.
Gij hebt gehoord dat tot onze voorouders is gezegd:
Gij zult niet doden.
Wie doodt zal strafbaar zijn voor het gerecht.
Maar Ik zeg u:
Al wie vertoornd is op zijn broeder,
zal strafbaar zijn voor het gerecht.
(En wie tot zijn broeder zegt: raka,
zal strafbaar zijn voor het Sanhedrin;
en wie zegt: dwaas,
zal strafbaar zijn met het vuur van de hel.
Als gij uw gave komt brengen naar het altaar
en daar schiet u te binnen,
dat uw broeder iets tegen u heeft,
laat dan uw gave voor het altaar achter,
ga u eerst met uw broeder verzoenen
en kom dan terug om uw gave aan te bieden.
Haast u het eens te worden met uw tegenpartij,
zolang ge nog met hem onderweg zijt;
anders zou uw tegenpartij
u weleens aan de rechter kunnen overleveren,
en de rechter u aan de gerechtsdienaar,
en zoudt gij in de gevangenis worden geworpen.
Voorwaar, Ik zeg u:
Ge zult daar niet uitkomen,
voordat ge tot de laatste penning hebt betaald.)
Gij hebt gehoord dat er gezegd is:
Gij zult geen echtbreuk plegen.
Maar Ik zeg u:
Al wie naar een vrouw kijkt om haar te begeren,
heeft in zijn hart al echtbreuk met haar gepleegd.
(Indien uw rechteroog u tot zonde dreigt te brengen,
ruk het uit en werp het van u weg;
want het is beter voor u,
dat één van uw lichaamsdelen verloren gaat
dan dat heel uw lichaam in de hel wordt geworpen.
En als uw rechterhand u tot zonde dreigt te brengen,
hak ze dan af en werp ze van u weg;
want het is beter voor u,
dat één van uw lichaamsdelen verloren gaat
dan dat heel uw lichaam in de hel terecht komt.
Ook is er gezegd:
Wie zijn vrouw verstoot,
moet haar een scheidingsbrief geven.
Maar Ik zeg u:
Wie zijn vrouw verstoot,
behalve in geval van ontucht,
brengt haar ertoe echtbreekster te worden;
en wie een verstoten vrouw huwt,
begaat echtbreuk.)
Eveneens hebt gij gehoord,
dat tot onze voorouders gezegd is:
Gij zult geen valse eed doen,
maar gij zult voor de Heer uw eden houden.
Maar Ik zeg u in het geheel niet te zweren;
(noch bij de hemel, want dat is de troon van God;
noch bij de aarde, want dat is zijn voetbank;
noch bij Jeruzalem, want dat is de stad van de grote Koning.
Ook bij uw hoofd moet gij niet zweren,
want gij kunt niet een haar wit of zwart maken.)
Maar uw ja moet ja zijn en uw neen, neen;
en wat daar nog bij komt is uit den boze.”

 

Beste vrienden,

We kunnen de krant niet openslaan of de computer aanzetten of we krijgen te maken met “nep-nieuws”: vervalste nieuwsberichten die mensen er toe moeten brengen vóór het ene of tegen het andere te zijn. Of erger nog, er worden allemaal rare complottheorieën gedeeld die er soms zo overtuigend uitzien dat je niet meer goed weet wat nu waarheid is en wat leugen.

Het helpt dan ook niet dat de overheid zelf ook vaak niet de waarheid wil zeggen, door bijvoorbeeld slecht nieuws niet bekend te willen maken of dossiers geheim te houden (of “kwijt te raken”) zodat de waarheid niet meer achterhaald kan worden.

 Het is misschien niet overdreven om te zeggen dat we in crisis zijn. Onze samenleving ondergaat een Crisis van de Waarheid, en die zit heel diep.

 Op de universiteiten lopen al heel lang geleerde mensen rond die zeggen dat er helemaal geen waarheid bestaat, er zijn alleen maar verhalen, en je kan niet zomaar zeggen dat het ene verhaal “beter” is dan het andere.

Tegelijkertijd beseffen we ook dat we niet zonder kunnen en ik las een tijd geleden dat de overheid wil dat mensen allerlei eden gaan afleggen. Een eed waarin je belooft dat je de waarheid zal vertellen en integer gaat zijn. En dus is er een bankierseed, misschien straks een journalisteneed en… nou ja, we zullen wel zien wat ze gaan verzinnen. En dat allemaal met de beste bedoelingen! We vinden de waarheid, en integriteit zulke belangrijke waarden dat we er als het ware een heg omheen planten, om deze te beschermen. Om dat kwetsbare plantje van de waarheid staat dan een stevige heg van een managers-eed, of een of ander protocol. 

Maar ja, een geharde leugenaar taalt er niet om, om twee vingers in de lucht te steken en met uitgestreken gezicht “dat zweer en beloof ik” te zeggen terwijl hij of zij er niets van meent. Daar sta je dan. Met je eed.  

En dan horen we de radicale woorden van Jezus, een stuk van de Bergrede dat absolute morele eisen lijkt te stellen. De context van de Bergrede is Jezus’ oproep aan het volk van God om volmaakt te zijn zoals de Vader volmaakt is. Zelfs tot op het punt dat als een lichaamsdeel ons tot zonde verleid we het zouden moeten uitrukken. Je zou als aanvulling van die passage het woord kunnen toevoegen, “als je vingers een nepnieuwsbericht willen tikken, hak ze af"

De Bergrede kan voor ons moeilijk te begrijpen zijn. Misschien ook wel omdat wij in onze huidige tijd weinig aandacht hebben voor literatuur hebben we geleerd alles heel letterlijk te nemen. Maar als we de Bergrede alleen maar letterlijk lezen dan veranderen we die prachtige boodschap in woorden die niet alleen  onbegrijpelijk maar zelfs afstotend zijn. Dan denken we dat de Bergrede gaat over zelfverminking of andere monsterlijke dingen.

We moeten dus op een ander niveau naar deze tekst kijken, en naar wat Jezus werkelijk zegt om zo tot een dieper begrip te komen van wat de waarheid voor ons betekent.

Allereerst is het belangrijk om te beseffen dat Jezus niet gekomen is om de Wet op te heffen. Hij bevestigt de Torah, de Wet van het Joodse volk volledig. Soms wordt de Bergrede op zo`n manier gelezen dat er gezegd wordt dat Jezus een soort anarchist is; maar dat kan alleen als je Mattheus 5:17-19 overslaat. De wet geldt, zegt Jezus, en daarmee gelden dus ook alle regels die voor het Joodse volk golden aangaande het publieke recht en de politieke autoriteit.

Dus als iemand zegt, (met Tolstoj in de hand), dat er volgens Jezus geen politie mag zijn, en geen rechtbank, dan mag u vriendelijk blijven kijken naar die meneer of mevrouw, maar die heeft dus geen gelijk. Dat staat er niet.

Dat inzicht brengt veel met zich mee, want de Joodse wet staat het zeker toe om een eed te zweren. Het lichtzinnige zweren wordt in het Oude Testament scherp veroordeeld (het verhaal van de rechter Jefta in het boek Rechters geldt als afschrikwekkend voorbeeld) maar nooit heeft íemand het zweren van een eed verboden. Niet in het Oude Testament, niet in het Nieuwe. Ook de vroege christenen hebben dat nooit  zo begrepen. Dat lijkt wat in tegenspraak te zijn met wat de Bergrede zo aan de oppervlakte lijkt te zeggen.   

Tegelijkertijd is de Joodse Wet duidelijk: hoewel je de waarheid mag bekrachtigen met een eed wordt dit niet direct aangemoedigd en maar zeer zelden afgedwongen.

Ik heb maar één voorbeeld gevonden van dat een eed verplicht is. In Numeri 5 en dat is een vrij raadselachtige tekst, waarin een vrouw die verdacht wordt van overspel een eed opgelegd kan worden als deel van een ritueel van waarheidsvinding. Maar dit is een zeer ambigue passage waar we helaas niet in detail op in kunnen gaan.  

Maar het is om te zeggen: te pas en te onpas zweren is niet de weg die de Joodse Wet aanwijst. Integendeel. De Joodse wet staat het zweren van een eed toe, maar zegt er meteen bij dat het niet tegen iemand aangerekend moet worden als hij niet wenst te zweren. Dat laat ook mooi zien hoe de Bergrede in het verlengde ligt van de Wet. De Bergrede breekt de wet niet af maar herstelt de morele visie die aan de Wet ten grondslag ligt.

De Joodse Wet stelt de waarheid centraal, want God zelf is de Waarheid en de waarheid is dús heilig. Een eed bekrachtigt wat je zegt door God, de Bron van alle Waarheid aan te halen. Als we dat beseffen zien we ook hoe problematisch het is om het menselijke leven dicht te kitten met eden en beloftes. Als alle waarheid voortkomt uit God voegt een eed, die zich ook op God beroept, niets essentieels toe. Elk woord dat we spreken verbindt ons met God wanneer ons spreken gegrond is in de waarheid. Wanneer het voortkomt vanuit onze liefde tot de waarheid.

In de wereld van de Bijbel is het gesproken woord levend en vervuld van kracht. Het is ook geen toeval dat God de Zoon het Woord genoemd wordt.

Dat is moeilijk voor te stellen in onze wereld waar wij zoveel gesproken en geschreven tekst genereren dat onze eigen woorden goedkoop geworden zijn, onderhevig zijn aan inflatie. Maar voor de schrijvers van de Bijbelboeken is dat onbegrijpelijk.

Het gesproken woord is levend, betrekt je hele persoon. Je bent het woord dat je geeft en een eed of belofte eenmaal gedaan is zo bepalend dat dat intrekken eigenlijk ondenkbaar is.

Je ja moet een ja zijn, en je nee een nee. Dat is het doel: dat je in je spreken en handelen de volmaaktheid van God nastreeft. Volmaakt betekent hier niet zondeloos, want dat gaan we nooit zijn in dit leven. Integendeel, volmaakt zijn betekent hier dat je op weg blijft gaan naar God: geestelijk blijft groeien. De harde absolute woorden die Jezus hier spreekt drukken uit dat je daar nooit klaar mee gaat zijn. We moeten niet letterlijk afscheid gaan nemen van lichaamsdelen.     

Net zoals de Joodse Wet het zweren toestaat en het een enkele keer verplicht, zo geldt dat ook voor ons. Wij kunnen gevraagd worden een eed of belofte af te leggen. Bijvoorbeeld als we getuige zijn in een rechtszaak, of als we een bepaald ambt aanvaarden, of als je je ja-woord geeft in het gemeentehuis of de kerk dan leg je ook plechtige beloftes af. Dat zijn unieke en plechtige momenten. Het zijn uitzonderingen, en dat moeten ze blijven. Als je elke dag een eed moet zweren voor het uitoefenen van je dagelijkse bezigheden maak je je onderliggende woorden niet sterker maar zwakker.

Alle beloftes ter wereld en alle eden die je afleggen kan, alles wat je bij elkaar kan zweren, is geen vervanging voor waarachtigheid; is geen vervanging voor de liefde tot de waarheid.

Integendeel: als regels, protocollen en eden een eigen leven gaan leiden dan nemen ze de plaats van die waarachtigheid in. We denken dan, we hebben met al die eden een heg geplant om onze tuin om het plantje van de waarheid te beschermen. Maar als je niet uitkijkt wordt die heg zelf verstikkend onkruid dat wat goed en mooi is verdringt. 

Er is geen omweg om de waarheid heen. Er is geen omweg om integriteit heen. Er is geen omweg om ons hart heen. En uiteindelijk is er geen omweg om God heen. Alles wat we niet verinnerlijkt hebben kan niet van buiten af worden gereguleerd. Als wij niet goed willen zijn, is er uiteindelijk geen wet die ons goed kan maken. Zijn wij niet integer, is er geen eed die ons integer maakt. En elke keer dat je God nog eens heil-loos aanroept maakt de situatie alleen maar erger.

Je ja moet dus een ja zijn en je nee een nee. En we moeten dit zijn omdat we van de waarheid moeten houden. Omdat de waarheid altijd goed is. Omdat God zelf de Waarheid is, en omdat Jezus Christus het Woord is dat onder ons gewoond heeft. Hij het Woord van God, niet de Slogan van God. 

Natuurlijk zijn wij ook zwakke mensen en komen in verleiding om de waarheid geweld aan te doen. Soms, heel soms, kunnen we in een tragische situatie komen waarin we alleen een keuze hebben tegen twee kwaden. Dat zijn vaak kritieke en dramatische situaties. Zoals in het buitenland, wanneer een boosaardig regime de waarachtigheid van hun burgers tegen hen wil gebruiken om hun vrienden of familie te vervolgen. In zulke situaties is liegen nog steeds niet goed, maar het alternatief is boosaardig.

Onder normale omstandigheden doen dergelijke situaties zich gelukkig niet voor.

Maar we mogen het ook niet omdraaien en triomfantelijk uitroepen: ik zeg wat ik wil, hoe kwetsend en naar het ook is, “want het ís de waarheid dat ik dat vind”. De waarheid is gegrond in God, en je kan niet van God houden zonder te geven om je medemens en hoeveel we ook zeggen, het woord is krachtig, ten goede of ten kwade.

Wat je zegt moet dus niet alleen feitelijk zijn, maar ook recht doen aan je naaste. Zoals een wijs man een zei, bij alles wat we zeggen mogen we ons afvragen:

 1. is het (feitelijk) waar?

2. is het billijk wat ik zeg?

3. bevordert het onderlinge samenleven?

4. komt wat ik zeg iedereen ten goede?

Is het antwoord op alle vragen ja? Spreek dan vrijmoedig uit en zeg wat er op je hart ligt. Zo neen, dan kun je misschien beter nog even een en ander voor je houden.

Wat (en Wie) de Waarheid voor ons is, en hoe we die Waarheid het beste kunnen voortleven is een opdracht die ons hele leven bij ons blijft. Mogen wij steeds blijven groeien in het besef van de waarheid en leren leven uit die waarheid, tot zegen van allen om ons heen.

Amen.