Saturday, 9 August 2025

Zondag 19 door het jaar C

 

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen:
(“Weest niet bevreesd, kleine kudde;
het heeft uw Vader behaagd u het Koninkrijk te schenken.
Verkoopt uw bezittingen en geeft aalmoezen;
verschaft u beurzen, die niet verslijten,
en verwerft een onuitputtelijke schat in de hemel,
waar geen dief komt en geen mot hem bederft.
Waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.)
Houdt uw lendenen omgord en de lampen brandend!
Gedraagt u als mensen,
die wachten op de terugkomst van hun heer,
die naar de bruiloft is
om, als hij aankomt en klopt, hem aanstonds open te doen.
Gelukkig de dienaars,
die de heer bij zijn komst wakende zal vinden.
Voorwaar, Ik zeg u:
Hij zal zich omgorden
en hij zal hen aan tafel nodigen
en langs hen gaan om te bedienen.
Al komt hij ook in de tweede of de derde nachtwake,
gelukkig die dienaars, die hij zo aantreft.
Begrijpt dit wel:
als de eigenaar van het huis wist
op welk uur de dief zou komen,
zou hij niet laten inbreken in zijn huis.
Weest ook gij bereid,
omdat de Mensenzoon komt
op het uur waarop gij het niet verwacht.”
(Petrus vroeg Hem nu:
“Heer, bedoelt Gij deze gelijkenis voor ons of voor iedereen?”
De Heer sprak:
“Wie zou die trouwe en verstandige beheerder wel zijn,
die de heer over zijn dienstvolk zal aanstellen
om hun op de gestelde tijd hun rantsoen koren te geven?
Gelukkig de knecht,
die de heer bij zijn aankomst daarmee bezig vindt.
Waarlijk, Ik zeg u:
Hij zal hem aanstellen over alles wat hij bezit.
Maar zegt die knecht bij zichzelf:
Mijn heer blijft nog wel een poosje weg,
en begint hij de knechten en dienstmeisjes te slaan,
en gaat hij zich te buiten aan spijs en drank,
dan zal de heer van die knecht komen
op een dag, dat hij hem niet verwacht
en op een uur, dat hij niet kent;
en hij zal hem met het zwaard straffen
en hij zal hem zo het lot doen ondergaan van de ontrouwen.
De knecht, die de wil van zijn heer kende,
maar geen beschikkingen trof noch handelde volgens diens wil,
zal zwaar getuchtigd worden.
Wie echter in onwetendheid
dingen heeft gedaan, die tuchtiging verdienen,
zal slechts licht gestraft worden.
Van ieder aan wie veel is gegeven, zal veel worden geëist;
en van hem aan wie veel is toevertrouwd,
zal des te meer worden gevraagd.”)

Beste vrienden,

Om de zoveel tijd vertelt iemand ons dat we wel met wat minder toekunnen in het leven. Vaker dan niet wordt ons dit gezegd door jonge, welvarende vrouwen en mannen die ons daar via Instagram kond van doen. Al dan niet vanaf een Balinese berg waar ze zojuist dat diepe inzicht ontvingen.

En zoals zo vaak glijdt dergelijk advies als water van de consumentistische eend. Ergens horen we een klok, maar de klepel blijft zoek.

Als we niet uitkijken eindigt het op eenzelfde manier met de boodschap van Jezus. Hij spreekt ons niet toe vanuit het tropische Indonesië, maar heel dichtbij: in de ruimte van ons hart, door de woorden van het Evangelie. Altijd weer spreekt altijd in verhalen en beelden om ons zo iets duidelijk te maken. Waar staan we deze keer? We beginnen met een sterke oproep.  

Verkoop je bezittingen en geeft almoezen. Zo verwerf je een schat in de hemel! Wat is er aan de hand, Jezus? Moeten we allemaal het klooster in? Onder een brug gaan wonen? Dat zou wat zijn! We geloven dat de Bijbel altijd zichzelf het beste uitlegt, we lezen verzen nooit in isolement! Paulus vertelt ons (1 Kor. 7:31) hoe we dat moeten vatten, niet op een naïeve manier, alsof de dingen van deze wereld slecht zijn, dat is niet wat we geloven, maar dat het moet gaan over onze houding t.o.v. de dingen die we hebben.

Paulus schrijft aan de Korinthen, samengevat met betrekking tot alles wat je hebt, heb er een houding tegen alsof jij het niet hebt. Alsof je niet de eigenaar ervan bent, met alles wat je doen en laten kan. Maar dat jij er een tijd zorg voor mag dragen. We kennen dit idee als rentmeesterschap. Dat gebruiken we soms om over het milieu te praten, maar eigenlijk beslaat dit idee het hele menselijke domein.

Vorige week hoorden we een verhaal over een rijk man die volledig naar binnengekeerd was, en dat liep slecht af. Vandaag horen we de oproep om het anders te doen. Maar enkel vaak het woord rentmeesterschap herhalen, of erkennen dat je een dienaar bent en geen heer maakt ons nog niet moreel zuiver. Integendeel.

Onzuivere intenties kunnen in elke relatie binnensluipen: daartoe het verhaal van vandaag. Het is gericht op de leerlingen, de mensen die zijn uitgezocht door Jezus om verantwoordelijkheid te dragen in de gemeenschap. Geen van hen heeft de illusie dat zij eigenaar zijn van die gemeenschap. Maar als je het contact met de Heer verliest ontstaat een dynamiek die erg ongezond is.

Zegt die knecht bij zichzelf: mijn heer blijft nog wel een poosje weg, begint hij de knechten en de dienstmeisjes te slaan en gaat zich te buiten aan spijs en drank.

Dit alles is natuurlijk symbolisch, het gaat niet letterlijk om slaan of eten of drinken. Het symboliseert dat je alles om jezelf laat draaien. Slaan was het voorrecht van de meester. Het recht om te bestraffen. Door zelf te slaan eigen je je dat recht toe. Te buiten gaan aan spijs en drank betekent hetzelfde – volledig op jezelf gericht zijn. De geestelijke en materiële band met anderen verbreken. Je kan nog zo rentmeester zijn, als je niet de houding van een rentmeester hebt, dan loopt het stuk.

Achter nederige taal, nederige rollen, kan zich soms iets anders verschuilen. Je noemt jezelf een dienaar, leraar of voorganger – maar je houding en gedrag zeggen iets anders. Hoe je naar andere mensen kijkt, hoe je andere mensen ervaart, hoe je je tegen anderen gedraagt wordt altijd zichtbaar. Dat kan langer of korter duren, maar als je houding  verkeerd is, je niet werkelijk je rol beleeft. De taak die je hebt niet geïntegreerd is in je leven dan blijft dat niet verborgen. Je kan niet blijvend in de spiegel kijken en zeggen: niemand zal het zien, niemand komt het te weten.

Met jezelf geconfronteerd worden is pijnlijk, het kan voelen als een straf. Maar straffen zijn er als het goed is, niet om je pijn te doen. Een straf heeft in de eerste plaats tot doel om je verder te helpen. Als je door onoplettendheid slordig autorijdt, doet de boete pijn. Maar de boete is er (hopelijk!) om te voorkomen dat wij in de toekomst nog grotere ongelukken maken, omdat we bijvoorbeeld zo verhard zijn in onkunde dat de veiligheid van anderen ons niet meer raakt.

Zoals de Bijbel spreekt over straffen is dus ook niet uit dreigement. Net zo min als een verkeersbord of stoplicht in de eerste plaats dreigementen zijn (al impliceert het bord of stoplicht wel degelijk serieuze consequenties als je er niet aan houdt!) . Het zijn geen vrijblijvende suggesties.

Gelukkig, ookal krijgen we nog wel eens iets op ons bord in ons leven: Er is een groot verschil, zo lezen we ook, tussen opzichtige kwaadwillendheid : weten wat je moet doen, maar dat naast je neer leggen. Als je op dat punt bent eindigt dat in ellende. Niet omdat God van ellende houdt, maar omdat je niet meer van het pad afkan, om dat dat uiteindelijk je eigen wil is. Dat eindigt slecht, omdat het niet anders kan eindigen.

Gelukkig in de meeste gevallen is het gewoon zwakheid, of zoals de Bijbel zegt, onwetendheid, je overziet eenvoudigweg niet de ernst der dingen niet. Ons kennen is niet perfect. Onze zelfkennis is niet perfect. We dragen pijn met ons mee waar we de diepten zelf niet altijd van kennen. Niemand eist van ons dat we perfect zijn, maar wel dat we elke keer opnieuw ons inzicht verdiepen, en leren van onze fouten.

Wanneer weten we of we onwetend of kwaadwillend zijn? Dat is een gezegdende vraag, want kwaadwillenden vragen zich dat niet af!

Als we nog kunnen leren van de pijnlijke dingen die we meemaken, als we pijn voelen om onze keuzes, onze zwakheden, terug kunnen kijken en zeggen, ja: hier misplaatste ik mijn vertrouwen, hier maakte ik mezelf wijs dat mijn zwakte een kracht was – of mijn kracht een zwakte. Daar liet ik me koeioneren, hier had ik geen oog voor de werkelijke situatie, daar zag ik niet wij mie écht nodig had. Als je dat zeggen kan, dan ben je gezegd. Accepteer de blauwe plek. Leer ervan, en ga door met je leven.

Uiteindelijk komt de vervulling, de Bijbel zegt in de tweede of derde wake, dat wil zeggen: niet te vroeg en niet te laat. Hij overvalt je niet (als het goed is!), iedere dienaar krijgt genoeg tijd! Niet in de eerste wake, dus. Maar hij laat ook niet zo lang op zich wachten dat je de moed opgeeft en alles laat inzakken, de vierde wake.

Houd dus moed beste dienaren! De Heer is nabij. Hij wil je de goede dingen geven, je doen leven in vreugde en waarheid. Hij is geen slavendrijver, hij wil jou op je beurt bedienen als de tijd gekomen is.

Amen.

Friday, 1 August 2025

18e zondag door het jaar C

 

In die tijd zei iemand uit het volk tegen Jezus:
“Meester, zeg aan mijn broer dat hij de erfenis met mij deelt.”
Maar Jezus antwoordde hem:
“Man, wie heeft Mij tot rechter of verdeler over u aangesteld?”
En Hij sprak tot hem:
“Pas op en wacht u voor alle hebzucht!
Want geen enkel bezit, – al is dit nog zo overvloedig –
kan uw leven veilig stellen.”
Hij vertelde hun de volgende gelijkenis:
“Het land van een rijk man had een grote oogst opgeleverd.
Daarom overlegde deze bij zichzelf:
Wat moet ik doen?
Ik heb geen ruimte om mijn oogst te bergen.
En hij zei:
Dit ga ik doen:
ik breek mijn schuren af en bouw grotere:
daarin zal ik dan heel mijn rijkdom aan koren opbergen.
Dan zal ik tot mijzelf zeggen:
Man, je hebt een grote rijkdom liggen, voor lange jaren;
rust nu uit,
eet en drink en geniet ervan!
Maar God sprak tot hem:
Dwaas!
Nog deze nacht komt men je leven van je opeisen;
en al die voorzieningen, die je getroffen hebt,
voor wie zijn die dan?
Zo gaat het met iemand die schatten vergaart voor zichzelf,
maar niet rijk is bij God.”

Beste vrienden,

Twee weken geleden hoorden we het verhaal van Marta en Maria. Jezus komt op bezoek bij de twee zussen, en terwijl Maria zich neerzet aan de voeten van de Heer laat ze Marta zitten met het bedienen. Marta vindt dat oneerlijk en zegt Jezus, zeg er wat van!

Maar dat doet Jezus dus niet.

Het verhaal van vandaag is een andere maar hangt rond hetzelfde thema: Jezus wordt gevraagd om in te grijpen in een conflict. De een gedraagt zich oneerlijk tegen de ander! Er is strijd over de erfenis. Dat zijn serieuze zaken. Want de erfenis is natuurlijk niet zomaar een extraatje of een douceurtje, het is ook vaker dan niet de toegang tot je levensonderhoud. Het verschil tussen een landarbeider zijn, behorend tot de onderlaag, of je zelfstandigheid en je waardigheid kunnen bewaren.

We kennen de context niet, maar we kunnen het ons voorstellen hoe het gegaan is. Eigendom moest worden verdeeld onder de zoons (en soms de dochters), maar de oudste zoon kreeg een groter deel.  Je kan je dan voorstellen hoe zoiets verloopt, hoe de oudste zoon ook het deel van de jongste naast. En als de oudste het geheel eenmaal in zijn bezit heeft, zie dan je recht maar eens te krijgen. Wij leven in een opgeruimde wereld, met landmeters, kadasters, notarissen en rechters en deurwaarders. Maar in de eerste eeuw in het land van Israël? Kom er maar uit, uit zo`n probleem. Ik denk dat dat waarschijnlijk is: een eerstgeborene en een jongere broer. Daar werk ik even mee.

Wat in de tijd van Jezus veel gebeurde is dat mensen zich wenden tot de Schriftgeleerden, mensen die verstand hadden van de wet. Die hadden niet per se veel macht (ze konden niet tegen de politie zeggen, roep die oudste broer tot de orde) maar ze hadden wel gezag. Een beetje als een soort mediator. En dat gezag zetten ze ook in. Om recht te doen. Het waren niet per se slechte mensen hé, de Schriftgeleerden! Ze hadden een belangrijke maatschappelijke taak.

En Jezus wordt nu aangesproken. Hij wordt ook gezien als zo iemand die het recht kent. Dat is een belangrijke erkenning. Jezus is niet zomaar iemand. Jezus is iemand aan wie je om recht kunt vragen.

Maar dan lijkt Jezus zich afzijdig te houden. “Wie heeft mij tot rechter aangesteld?”. Dat schuurt nogal die woorden. Je komt bij Jezus bij je ernstige probleem, en hij stuurt je met een kluitje in het riet. En een vroom verhaaltje. Zo lijkt het.

Want we kennen dit soort situaties. We zien ze overal. Geestelijken en christelijke leiders die als het er op aankomt geen thuis geven. Zelf verantwoordelijk zijn voor organisaties waar weinig goed gaat en als het er op aankomt beginnen over dat God het fijn vindt dat je stil en gehoorzaam bent, of vragen hoe het met je gebedsleven zit. Je zal wel niet genoeg geloven, of niet enthousiast genoeg zijn over het lijden. Voor het lijden van anderen hebben ze verklaringen te over. Zèlf lijken ze echter nergens aan te lijden: integendeel, ze zijn meer sfinx dan lijdende dienaar! Ze letten er goed op of jij wel de tienden geeft van de munt, de dille en de komijn. (Mt. 23:23) maar als er wat belangrijks moet gebeuren? Nee, dan krijg je bij hen niks gedaan. 

Nee, dat soort woorden als die zij spreken, klinken natuurlijk heel erg spiritueel, maar je bloed zou er van gaan koken.

Suggereren dat je onrecht maar onrecht moet laten is advies dat een vieze smaak in de mond achterlaat. Woorden van geloof, heiligheid en barmhartigheid kunnen zo makkelijk worden gebruikt om het slachtoffer nog eens een trap na te geven. Je voelt dat er iets niet klopt! .

Nee, wie dat doet legt anderen ondraaglijke lasten op, maar zelf blijven ze buiten schot. Of erger nog: ze laten zich op de koop toe nog eens fêteren door het Informatiecentrum Eerstgeborenen. Daar wordt je precies eens verteld dat het beter is zo. Met statistieken erbij. 

We snappen dan ook wel de verleiding om uit woedende machteloosheid de rechterstaak naar je toe te trekken, als de ander niks doet. De verleiding om te zeggen ik gebied en vermaan in naam van Jezus Christus de Heer! En dan eens de geestelijke klewang er over heen halen! Het liefst met een spandoek en een luidspreker erbij. Hoe luider hoe beter! Dan heb je minstens het gevoel dat je wat gedaan hebt!

Maar ook dat doet Jezus niet. We gaan het verhaal eens uitpakken. Want niet alles is wat het lijkt. Er zit veel in en onder.

Er was eens een rijk man… Hij is het voorbeeld van hebzucht. Hij is niet zomaar rijk omdat hij een slim idee had. Zijn rijkdom is gebouwd op egoïsme. Hij zal niet te scrupuleus geweest zijn met hoe hij aan die landerijen gekomen is. En zijn hebzucht heeft vrucht gedragen, zoveel oogst dat hij niet meer weet wat hij er mee aan moet, anders dan dat hij vastbesloten is dat anderen er niet aan mogen komen.

Sterker nog: de ander bestaat niet eens meer in het hoofd van de rijke. Hij praat niet eens meer met anderen. Nee, hij overlegt bij zichzelf… en daarna lezen we één grote litanie van geslotenheid.  

Wat moet ik doen?
Ik heb geen ruimte om mijn oogst te bergen.
En hij zei:
Dit ga ik doen:
ik breek mijn schuren af en bouw grotere:
daarin zal ik dan heel mijn rijkdom aan koren opbergen.
Dan zal ik tot mijzelf zeggen

…. Eet en drink en geniet ervan.

Samengevat: Hij zei tot zichzelf: Ik, ik, mijn, ik, ik, mijn, ik mijn, ik, mezelf.  

Één lange kreet van machteloosheid en impotentie. Zijn bezit raakt hij die nacht nog kwijt. En naar wie gaat het dan? We horen niks over de zoons van de Rijke Man die hij op een hoge plaats wil zetten, alleen maar eten en drinken. Die broke, zouden we tegenwoordig zeggen. Het is een beetje speculatie van mijn kant, maar tussen de regels: er zijn geen kinderen voor de rijke man. Hij wil alles opmaken aan vertier. Een volledig on-Bijbelse houding. Hij verbreekt de band met de familie en de generaties. Hij wil niet delen, en hij geeft niks door. Maar als je sterft zonder kinderen, wie erft er dan? Juist! Je broer(s)! Geen toeval dat ook de Rijke Man in het verhaal van Lazarus (Lucas 16:19-31)  geen kinderen had, zijn broers erfden zijn geld en goed. Maar die broers waren niets beter dan hijzelf![1]

Jezus woorden zijn dus niet zomaar een vroom, generiek verhaaltje. Het is ook een oordeel, naar de broer van de man. En wellicht ook wel een belofte naar de jongere broer (de man zelf). Het past ook wel in het Bijbelse stramien: de machtige landrover die op een luizige manier  omkomt, bestraft voor zijn zonde, en de jongere, de onterfde die in zijn recht wordt hersteld.

Maar dat is slechts deel van het verhaal. Het is niet waar het uiteindelijk om gaat. Het is ook een waarschuwing. Er is méér dan recht. Ook wanneer je krijgt waar je recht op hebt – en ik geloof dat de man gaat krijgen waar hij recht op heeft – gaat dat hem niet redden. Als hij net zo wordt als zijn broer, gevangen in de draaikolk van het ik , dan eindigt het evenzo slecht voor hem.

Jezus is geen mediator, waarom niet? Zelfs de beste mediator moet de medewerking hebben van de partijen. En we horen waarom dat niet kan. De Rijke man hoort niemand meer. Ik ik ik mijn mijn mijn. Dat klinkt boven elke stemverheffing uit. Wie niet luistert naar Mozes  en de profeten, gaat ook niet luisteren naar iemand anders, zelfs niet al zou hij zijn opgestaan uit de dood.

Nee, er zijn ergere dingen dan je recht niet krijgen. Niet omdat het recht onbelangrijk is! Wie het recht verwerpt staat onder het oordeel. Hij zal het land kwijtraken. Maar als je je recht krijgt, en je bent even erg als degene die je onrecht deed, wat heb je dan gewonnen? Je bent even goed aan de ondergang gewijd. Zoek liever het Koninkrijk!  Dat is wat Hij je vandaag komt zeggen.  

Jezus is dus geen rechter, althans niet zoals wij het zouden willen: iemand die onze problemen voor ons oplost zodat wij het moeilijke werk niet hebben te doen. God is er niet om elk conflict in deze gevallen wereld te beslechten. God is wel almachtig, maar hij heeft geen toverstaf op zak. Was dat wèl zo, dan zou dat ons ontmenselijken. Jij kan nooit je waardigheid bewaren jegens iemand die je in een vingerknip in een kikker kan veranderen.

God, de bron van alle heil bestaat voor ons enkel in verbondenheid. Waar mensen zich opsluiten in zichzelf komt ook God buiten in de kou te staan. Een gevaarlijke situatie! Als je het goed hebt loop je hier juist meer risico op. Rijke mensen hebben nu eenmaal meer om kwijt te raken.

Laten we daar dus voor uitkijken, elke keer als we bang zijn dat we wat te kort gaan komen, of erger nog, als we vrezen dat een ander iets meer krijgt dan wij willen. Kijk dan uit, kijk in de spiegel en praat niet teveel met jezelf.

Amen.

 



[1] Ze zijn met zijn zessen, zes is het Bijbelse getal van imperfectie (zeven (voltooiing) – min één. De hele familie is doorkankerd met het kwaad.