Sunday, 28 December 2025

Heilige Familie A

 

Lezing uit het heilig Evangelie
volgens Matteüs     2, 13-15. 19-23

Toen de wijzen waren vertrokken,
verscheen een engel van de Heer
in een droom aan Jozef
en zei:
“Sta op, neem het Kind en zijn moeder,
vlucht naar Egypte
en blijf daar tot ik het u zeg,
want Herodes zal het Kind gaan zoeken
om het te doden.”
Hij stond op,
nam het Kind en zijn moeder ’s nachts mee,
vertrok naar Egypte
en bleef daar tot de dood van Herodes,
opdat vervuld zou worden
wat de Heer gesproken had door de profeet:
“Uit Egypte heb Ik mijn zoon geroepen.”

Nadat Herodes gestorven was,
verscheen een engel van de Heer
in een droom aan Jozef in Egypte
en zei:
“Sta op, neem het Kind en zijn moeder
en ga naar het land Israël,
want zij die het Kind naar het leven stonden,
zijn gestorven.”
Hij stond op, nam het Kind en zijn moeder
en kwam naar het land Israël.
Maar toen hij hoorde
dat Archelaüs koning was van Judea
in plaats van zijn vader Herodes,
vreesde hij daarheen te gaan;
door een godsspraak gewaarschuwd in een droom,
vertrok hij naar het gebied van Galilea.
Bij aankomst
vestigde hij zich in een stad, Nazaret geheten,
opdat vervuld zou worden
wat door de profeten gezegd was:
“Hij zal een Nazoreeër genoemd worden.”

Woord van de Heer.


Beste vrienden,

Als we het hebben over Jezus hebben we het over een thuisloze. Van af het moment van zijn geboorte is het onduidelijk waar hij thuishoort. Hij wordt geboren in Bethlehem, een prachtige plek – de koningsstad van David. Maar in Bethlehem is geen plek voor hem. Zelfs niet in de herberg.

Hij wordt geboren in een stal. En zelfs daar kan hij niet blijven. Hij moet vluchten voor de troepen van Herodes en net als het Joodse volk zelf ooit deed gaat hij naar Egypte.

Maar ook daar blijven ze niet.

Ze keren terug naar Nazareth. Daar groeit hij op, en voor zo ver hij iets genoemd wordt is het de man van Nazareth.

Maar ook daar is hij niet echt thuis. Wanneer hij terugkomt in zijn openbare leven, kan hij daar geen wonderen doen en zijn dorpsgenoten stoten hem uit.

Zo zwerft hij door stad en land, zelfs door de heidense gebieden wanneer hij niet welkom is in het land van Israël.

De climax van zijn leven, is de opgang naar Jeruzalem – waar hij wordt verraden, veroordeeld en gedood aan het kruis. Opgehangen, buitengeworpen uit de stad – de vrije ruimte in.

Hij is niet zomaar “dakloos”, hij is niet eens alleen maar “vluchteling”, hoewel voor beide woorden op zekere momenten van zijn leven daar wat van te zien is.

De werkelijkheid gaat dieper dan dat.

Vanaf de kribbe tot de kruis is het eventuele dak boven zijn hoofd onzeker. Zelfs wat er onder zijn hoofd ligt, wordt niet altijd duidelijk. Vogels hebben nesten, en vossen hebben holen, zegt Jezus, maar de mensenzoon heeft geen steen om zijn hoofd op te leggen. En zoals hij het zegt, klinkt het als een verzuchting. Het is niet zoals het moet zijn.

Het Licht kwam in de wereld, maar de duisternis nam het niet aan, dat lazen we op eerste kerstdag. En Hij kwam in het Zijne, en het Zijne nam hem niet aan. En in de tussentijd is hij nu eens hier, en dan weer daar.

Het begint al in de stal, en het wordt vervolgd op weg naar Egypte toe, en de weg naar Nazaret die daarop volgt. Huizen die maar geen thuis willen worden. Onooglijke plekken, doorgangshavens. Ontdaan van alle prestige.

Maar als voor Jezus dat de plekken zijn die er – tijdelijk – toe doen, dan mogen wij ook oog hebben voor de onooglijke plekken die door anderen worden overgeslagen. Te vaak zijn die voor ons een blinde plek. De geleerden uit de tijd van Jezus namen hem niet serieus omdat hij uit Nazareth kwam. Kan daar wat goeds vandaan komen? – zo stoten ze elkaar aan. Zelf weten ze hun antwoord wel. Daar hoeven ze niet over na te denken. Ze zijn totaal niet nieuwsgierig. Als er iemand bijzonder voorbijkomt kijken ze alleen even naar welke burgemeester het paspoort heeft afgestempeld. “Oh, Nazaret, nee, deze kan het niet wezen”. En ze gaan verder tot de orde van de dag.

Beter waren ze nieuwsgierig geweest, en even dieper nagedacht. Doordat je je blindstaart op de as van het wiel, zie je niet meer waar de wagen naar toe rijdt! Beter maak je dan je blik wat wijder.

En dat is tegelijk de uitdaging van het hebben van een blinde vlek. Die zie je niet. Als je zelfvoldaan op je vanzelfsprekende positie zit, heb je geen reden om vragen aan jezelf te stellen. Zonder houding van nieuwsgierigheid is de kans klein dat je een blinde vlek ontdekt!

Dus misschien is dat een goede oefening voor het komend jaar. Dat we leren zien wat niet direct aan de oppervlakte zit. Waar zit er een gat in het verhaal? Welke hond blaft er niet ? Wat missen we omdat we vinden dat we het zo goed getroffen hebben met ons zelf. Waar hebben we onze nieuwsgierigheid het zwijgen opgelegd? Wat merken we misschien wel niet op, door ons vaste menu van informatievoorziening?

Zijn we wel nieuwsgierig genoeg om op te merken dat er misschien wat mist aan ons verhaal?

En zoals nieuwsgierigheid de moed is om toe te geven dat ons wereldbeeld misschien wel onaf is, hebben we dan ook de moed om naar andere mensen en nieuwe zienswijzen te luisteren, of zelfs eens te kijken wat er waar van is? Misschien moeten we zelfs toegeven dat we Jezus niet zo goed kennen als we denken. Een dof gebrek aan nieuwsgierigheid is één manier om het licht in de wereld niet door te laten breken. 

In een onvermoed mens gaat een diepe waarheid schuil. Het woord is vlees geworden, het heeft onder ons gewoond. Wij mogen Hem, en door Hem, alle mensen leren kennen. Laten we dan steeds dieper ingroeien, in dat geheim van de Mens, dat geheim van alle mensen.


Amen.