Sunday 18 February 2018

Naar de Woestijn



Eerste Zondag van de Vastentijd, Jaar B
17-18 februari ’18

Evangelie: Marcus 1,12-15.

In die tijd dreef de Geest Jezus naar de woestijn.
Veertig dagen bracht Hij in de woestijn door, terwijl Hij door de satan op de proef werd gesteld. Hij verbleef bij de wilde dieren en de engelen bewezen Hem hun diensten.
Nadat Johannes was gevangen genomen, ging Jezus naar Galilea en verkondigde er Gods Blijde Boodschap.
Hij zeide: 'De tijd is vervuld en het Rijk Gods is nabij; bekeert u en gelooft in de Blijde Boodschap.'


Broeders en zusters in Christus

De lezingen van deze zondag nemen ons mee door een heel groot deel van de Heilsgeschiedenis – de geschiedenis van Gods omgang met de mensen. Het begint vele duizenden jaren geleden met Noach en zijn familie in de Ark, met van alle dieren een paar. Hij gaat een nieuw begin maken. De oude wereld vol zonde en slechtheid is verzwolgen door de golven – en met degenen die een nieuw begin gaan maken sluit God een verbond.  

Wat er ook gebeurt, zegt God, van nu af aan laat ik jullie niet meer los. Er zal altijd ruimte blijven om je te vernieuwen om het slechte af te leggen en tot inkeer te komen.

In de tweede lezing zien hoe de eerste christenen dit beeld, van Noach en zijn familie in de ark lazen en begrepen. In de oude Kerk, de Kerk van de eerste eeuwen las men de verhalen uit het Oude Testament op een – als het ware – symbolische manier. Personen en gebeurtenissen uit het Oude Testament werden gezien als symbolen of voorafkondigingen van de nieuwe christelijke waarheid.

De Zondvloed en de Ark werden gezien als een teken van het doopsel. De oude wereld die ten onder gaat, dat zijn onze zonden die worden weggewassen door het doopwater, en de Ark, dat is de gemeenschap van mensen die door God worden gered: de christelijke Kerk.

Met de doop maken wij mensen een nieuw begin, kunnen we werken aan een nieuwe wereld waarin het kwaad geen plaats meer heeft

In het Evangelie zien we een ander doopsel, en een ander begin. Het evangelie vertelt over Jezus die na zijn doop door Johannes in de Jordaan de woestijn ingaat. In de Joodse wereld van die tijd betekende het woord woestijn eerder: de wildernis, een plaats waar geen mensen komen. Dit zien we vaak in het Evangelie Jezus die zichzelf afzondert, bijvoorbeeld om God te ontmoeten maar ook om jezelf tegen te komen.

In de wildernis kun je iedereen ontlopen, maar jezelf niet. Het is een plaats van confrontatie met goed en kwaad. Dat is ook de reden dat al in de eerste eeuwen van de Kerk mannen en vrouwen de wildernis introkken om een nieuw begin te maken, om met elkaar die confrontatie aan te gaan: dat werden de eerste religieuze gemeenschappen, de eerste kloosters.

Nu weet u misschien dat ik komende week op retraite ga, dat is verplicht voor priesters: elk jaar een paar dagen de wildernis in. Om God en jezelf weer eens tegen te komen.

En die confrontatie begint dit jaar vroeg. Ik was gisteren al wat aan het inpakken en wat boeken opzij leggen en die stapel van dingen om mee te nemen werd groter en groter. En elke keer als je er wat tussenuit haalt lijken er binnen een paar minuten weer twee dingen bij te komen. “Ik ga naar de wildernis en ik neem mee…. En dit en dat en zus en zo” En voordat je het weet ga je niet de wildernis in maar maak je een soort volledig verzorgde rondleiding er doorheen in een compleet uitgeruste tourbus met alles er op en er aan. 

We lezen in het evangelie niet dat Jezus heel veel meenam, integendeel denk ik. 

Nu hoeven we niet allemaal de wildernis van de woestijn ingaan, en naar een klooster gaan is ook niet verplicht, maar we mogen wel als gelovige mensen in navolging van de Heer, in navolging van de Godzoekers door de eeuwen heen de “wildernis” ingaan, die innerlijke plaats waar wij God mogen ontmoeten in de stilte van ons hart. 

In ons hart kunnen ook krachten en machten schuilgaan die het slechtste in ons naar boven halen – die moeten we leren kennen en uiteindelijk de wacht aanzeggen. 

Waar in ons leven bouwen zich grote stapels op, stapels met dingen die ons afleiden, die ons het zicht doen verliezen op God en de medemens?
We hoeven dit gelukkig niet in ons eentje te doen, het is geen ‘triomf van de wil’. 

De Heer heeft het ons voorgedaan en wij mogen Hem daarin navolgen, in de zekerheid dat wij daarin kunnen slagen als wij op Hem vertrouwen.
Mogen wij in deze vastentijd dan ook de strijd aangaan met alles wat ons bedrukt en zo de weg openen naar een nieuw begin met God, amen.

Amen.