Sunday 7 October 2018

De Lieve Kerk


Broeders en zusters,

De eerste lezing valt vandaag gelijk met de deur in huis: de eerste lezing vertelt het verhaal over de schepping van de eerste mens, en hoe God voor hem een metgezel maakt. “Het is niet goed voor mensen om alleen te zijn”, zegt God. (Gen 2,18-24). Daar zijn wij – letterlijk – niet op gemaakt.  
Mensen kunnen op allerlei manieren samenleven in gezins- en familieverband, in gemeenschappen, in de samenleving als geheel, maar al die gemeenschappen hebben iets met elkaar gemeen. Ze bestaan uit mensen die bij elkaar horen.  Je hebt elkaar misschien niet altijd uitgezocht, maar je bent wel bij elkaar geroepen met de opdracht om er samen wat van te maken. 

Wat dat betreft is het niet heel veel anders of je een familie bent, een kloostergemeenschap, een parochie, een dorp of de Kerk als geheel. Ze bestaan uit unieke mensen die worden wie ze zijn door deel te nemen aan de groepen waar ze bij horen.

Dat gaat niet altijd even makkelijk. Samenleven is altijd een opdracht. Je kan jezelf niet altijd op de eerste plaats zetten, je kan niet altijd krijgen wat je wil. Je moet concessies doen. Samenleven is iets wat we moeten leren. Als we het niet kunnen, of als ons samenleven mislukt dan merken we dat ook dan worden we ongelukkig. Het is belangrijk voor ons om te blijven leren hoe het wel moet.  

Vaak gaat het ook goed, dan mogen we gelukkig zijn om wie we samen mogen zijn. Dan ben je daar trots op. We doen het hier goed, we zijn blij met elkaar en samen doen we de dingen die ons leven zinvol maken. Dat gaat soms heel diep.

Wat het betekent als je als gemeenschap bij elkaar hoort, is denk ik goed uitgelegd door een bekend persoon, die een tijdje geleden is overleden: de vorige burgemeester van Amsterdam, Eberhard van der Laan.

Toen hij afscheid moest nemen van zijn functie omdat hij al ernstig ziek was had hij het over Amsterdam als een “lieve stad”. Zijn woorden hebben destijds heel veel indruk gemaakt en ik moest er ook aan terugdenken aan dat interview toen ik deze preek voorbereidde.

Wat betekent het om een lieve stad te zijn? Een lieve familie, een lieve gemeenschap? Een lieve parochie?

Waarschijnlijk niet dat er nooit wat gebeurt, of dat er men nooit woorden heeft met elkaar, of dat er nooit spanningen zijn, of geen wrijving, of dat dingen nooit ontzettend mis gaan. Families waarin niet gekibbeld wordt bestaan niet, en steden en landen waarin alles alleen maar goed gaat noemen we niet voor niets een utopie – een nergensland.

Wat het wel betekent is denk ik het volgende:
Dat je een familie, gemeenschap, kerk of stad bent waar de mensen niet als los zand aan elkaar hangen, waar mensen niets bijzonders voelen bij de gemeenschap waar ze bij horen; als ze zouden zeggen – het maakt mij niet uit, ik zou ook net zo makkelijk bij een andere gemeenschap horen, een andere kerk, een andere familie.

U hoort het al, zo makkelijk gaat dat niet. Als dat zo maar zou gaan, als je een gemeenschap zo maar in kon ruilen tegen een ander, dan was er iets mis. Dan is het je om het even. Maar als dingen je om het even zijn, dan zit de liefde niet diep.

Dus misschien is dat wat het betekent, als je in een lieve stad woont, misschien wel in Amsterdam, of hier in Heemstede, of waar dan ook, zeg je eigenlijk: deze plek is me dierbaar, ik zou hem voor geen goud willen inruilen voor een andere plek – en zelfs als ik ergens anders zou moeten wonen is dat nog steeds de plaats waar mijn hart naar uitgaat.

Zo mag het ook voor ons zijn, hoeveel er ook verandert, wij horen als parochie en als kerk bij elkaar. Deze plek, deze groep is ons dierbaar – het is de plek waar ons hart naar uitgaat en waar we verantwoordelijkheid nemen voor elkaar.

De taak om van onze kerk een lieve kerk te maken is het werk van alledag, elke dag opnieuw moeten we die opdracht proberen waar te maken. Als we ons daarvoor inzetten geven we inhoud aan onze roeping.

Amen.