Saturday 29 August 2020

Stoere Boy of Brekebeen?

 In die tijd begon Jezus zijn leerlingen duidelijk te maken
dat Hij naar Jeruzalem moest gaan;
dat Hij daar veel zou moeten lijden van de oudsten, de hogepriesters en de Schriftgeleerden,
maar dat Hij na ter dood gebracht te zijn,
op de derde dag zou verrijzen.
Toen nam Petrus Jezus terzijde
en begon Hem ernstig daarover te onderhouden:
“Dat verhoede God, Heer!
Zo iets mag U nooit overkomen!”
Maar Hij keerde zich om en zei tot Petrus:
“Ga weg, satan, terug!
Gij zijt Mij een aanstoot,
want gij laat u leiden door menselijke overwegingen en niet door wat God wil.”
En daarna tot zijn leerlingen:
“Wie mijn volgeling wil zijn,
moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen
en zijn kruis op te nemen.
Want wie zijn leven wil redden, zal het verliezen.
Maar wie zijn leven verliest om Mijnentwil, zal het vinden.
Wat voor nut heeft het voor een mens heel de wereld te winnen
als het ten koste gaat van eigen leven?
Of wat zal een mens kunnen geven
in ruil voor zijn eigen leven?
Want de Mensenzoon zal komen
in de heerlijkheid van zijn Vader,
vergezeld van zijn engelen,
en dan zal Hij ieder vergelden naar zijn daden.”

 

Broeders en zusters in Christus

 Als u terugdenkt aan uw schooltijd had u vast wel een klasgenoot die een beetje de stoere jongen was, maar heel vaak als hij iets stoers zegt of iets stoers doet.... Gaat het mis. Zoals die ene keer dat het een leuk idee leek om de tafeltjes in het klaslokaal op elkaar te stapelen terwijl de leraar  even weg was, bijvoorbeeld.

En wie ligt er dan op de grond, onder een stapel tafeltjes? Precies. Die éne klasgenoot.

U weet wie het is, maar we noemen hem even Petrus.

Broeders en zusters. Ik heb altijd een beetje medelijden met Petrus. Elke keer als de apostel Petrus, de stoerste van de Twaalf, denkt dat hij alles zelf wel kan oplossen haalt hij een nat pak, of erger. De grens tussen 'stoere boy' en 'brekebeen' is soms erg dun.

Dat zien we ook in het Evangelie van vandaag.  

We zijn met Jezus en de leerlingen op dezelfde plek als vorige week, in Caesarea Philippi , aan de rand van het Joodse land. Petrus heeft beleden dat Jezus de Messias is, de Zoon van God die door God de Vader aan het Joodse volk en de hele mensheid is gegeven om koning te zijn.

Maar als Jezus begint uit te leggen dat dat koningschap van hem iets anders is als een beetje de baas mogen spelen over anderen, begint uit te leggen dat Messias zijn, koning zijn, betekent dat je leven moet geven voor anderen, dan begint Petrus te steigeren.

Ik denk dan dat hij zichzelf al een beetje zag als de nieuwe Minister-President onder koning Jezus. Dan mag je ook vooraan staan en vooraan lopen. En laten we wel wezen, dat is best wel leuk.

Maar zo gaat het niet gaan, want het koninkrijk van Jezus is geen alledaags koninkrijk, en Jezus is geen heerser onder de heersers, van die mensen waar we nog elke dag over kunnen lezen in de krant, mensen met partijen en legers en eventueel een geheime politie die je oppakt als je het ergens niet mee eens bent. Nee.

Het Koninkrijk van Jezus is de weg waarop wij leren leven voor anderen. Dan is het geen goed idee als je al te vaak vooraan wilt lopen. Dan kom je jezelf namelijk het snelst tegen. Het is een koninkrijk waarin je net zo leert zijn als de koning. En de koning zelf, Jezus Christus, geeft Zijn leven voor andere mensen.

Het is niet zo vreemd dat Petrus het niet begreep, want het is nogal een les. Welke heerser doet dat nou, zijn leven geven? Dat waren (en zijn?) er niet veel!  Maar als Petrus heel stoer zegt dat hij er wel eens voor gaat zorgen dat dat níet gaat gebeuren….. Is het of de leraar onverwachts binnenkomt, en de opgestapelde tafeltjes waar je zo stoer bovenop zat komen met een razende knal naar beneden.

Pijnlijk…

Maar is wel een les uit te trekken.

Altijd als wij in de verleiding komen te denken dat het in de kerk om onze eigen stoerheid draait, of om onze ambities, onze eigen kracht, of over hoe slim we wel niet zijn of hoeveel boeken we gelezen hebben, samengevat: hoe meer je denkt dat je kerk kan zijn op je eigen voorwaarden, des te meer beginnen de tafeltjes onder ons zitvlak vervaarlijk te kraken en te wiebelen.

Vanaf dat moment gaan wij als Kerk maar één kant op, en dat is naar beneden. En hard, ook nog.

Als we dat allemaal niet doen, dan leren we te leven uit geloof. Dan mag je nog steeds naar de sportschool om sterker te worden, en je mag ook veel boeken lezen, dat is heel zinnig, als je maar niet denkt dat het daar om gaat. Want als je denkt “dat gaat mij redden”, juist dán gaat het mis.

Pas als je jezelf leert loslaten komt er ruimte voor koning Jezus – dan zal blijken dat we meer kunnen dan we denken. Dan komt ons leven tot bloei. Dan leren we omgaan met moeilijkheden – omgaan met kruizen die we moeten dragen in dit leven – en krijgen we ook kracht naar kruis. Dát is geloof, dat we met die onzekerheid én met die belofte leren leven.

En we leren het, soms létterlijk met vallen en opstaan.

Ook Petrus leert die les. We zien hem weer twee dagen later terug in de klas, met zijn been in het gips. En hij laat zijn gipsverband aan iedereen zien en is trots op alle stoere tekeningen die de andere kinderen er op gemaakt hebben en droomt alweer stilletjes van het volgende avontuur – hopelijk nu één met minder kleerscheuren.

Want zo is Petrus ook, en daarom is Hij ook de Rots waarop de Kerk gebouwd is. Hij laat zích nooit uit het veld slaan.

Hij gaat altijd door, met vallen én opstaan.

Mogen wij ook iets van die moed in onze harten sluiten.

Amen.