Uit de Handelingen der Apostelen.
In die tijd deed Paulus,
in Jeruzalem aangekomen,
pogingen zich bij de leerlingen aan te sluiten,
maar allen waren bang van hem,
omdat zij niet konden geloven, dat hij een leerling was.
Barnabas trok zich zijn lot aan,
bracht hem bij de apostelen
en verhaalde hun, hoe hij onderweg de Heer gezien had
en dat Deze tot hem had gesproken,
en hoe hij in Damascus vrijmoedig opgetreden was
in de Naam van Jezus.
Voortaan ging hij in Jeruzalem geregeld met hen om,
terwijl hij onverschrokken optrad in de Naam van de Heer.
Hij sprak en disputeerde met de Hellenisten.
Dezen probeerden hem te vermoorden.
Toen de broeders dit te weten kwamen,
brachten ze hem weg naar Caesarea
en lieten hem naar Tarsus vertrekken.
Nu genoot de Kerk in heel Judea, Galilea en Samaria vrede;
zij werd steeds meer bevestigd in de vreze des Heren
en nam gestadig in aantal toe
door vertroosting van de heilige Geest.
Broeders en zusters,
U heeft vast wel eens meegemaakt dat u iemand tegenkwam van lang geleden. En dat is iemand met wie u niet zulke goede ervaringen had. Misschien had u ruzie of beeldde u zich in dat die persoon het op u voorzien had. En terwijl u u best doet om ijselijk beleefd te blijven tijdens deze onverwachtse en ongewenste ontmoeting valt u op dat het wel lijkt alsof degene met wie u praat niet helemaal dezelfde meer is. Hij of zij lijkt wel .... veranderd. En als het gesprek voorbij is blijf je in verwarring achter. Had ik het misschien al die jaren fout of (hoe ondenkbaar dat ook is!!) is het toch mogelijk dat iemand na tien jaar of twintig jaar wellicht een heel klein beetje veranderd is.
Als we mensen in een nieuw licht leren zien levert dat wel eens verrassingen op. En dat nieuwe licht, dat vertellen de lezingen van deze zondag ons, dat is het licht van Pasen.
De lezingen van de eerste weken van Pasen gaan over de Verrijzenis - over de opstanding uit de dood van Jezus en hoe de leerlingen daar op reageren.
Nu zien we
andere lezingen komen. Deze zondag horen we een stuk uit de redevoering van
Jezus, de afscheidsrede heet die, en die rede vertelt ons wat het
betekent om na Pasen te leven. Hoe wij als christenen in de wereld kunnen zijn,
vanuit onze relatie met de levende Heer: Jezus Christus. Hoe je anders naar mensen kunt kijken als je in dat licht van Pasen staat.
We hebben de woorden gehoord over de rank en de vrucht – en dat is het beeld waarin deze verhouding tussen onszelf en Jezus begrepen wordt.
Het is geen relatie van Heer en dienaar, van Koning en onderdaan. Het is ook niet alleen maar een relatie van leraar en leerling, het is ook niet zomaar een relatie tussen broeders of tussen vrienden. Het is een relatie die tot in het diepst van ons innerlijk gaat, tot in de bronnen van ons leven.
De relatie tussen Jezus en alle mensen die in de Kerk met hem verbonden zijn is als de relatie tussen de wijnrank en de vruchten. Of misschien staat dat iets dichter bij ons: zoals de boom en de appel. Alles wat de vrucht levend maakt komt niet uit de vrucht zelf, uit een soort eigen wil, alsof onze geestelijke vruchten een soort spierballen zijn die je zelf trainen kan. Dat leven van de vrucht dat komt uit de boom, uit de rank. En onze taak is het om ons open te stellen voor die ontmoeting, voor die kracht zodat wij kunnen delen in dat leven.
Als je gaat delen in dat leven gebeuren er bijzondere dingen. Dat horen we bijvoorbeeld in de eerste lezing. De leerlingen van Jezus hebben grote schrik omdat hun gezworen vijand – Saulus bij hen probeert te komen. Alle oude angst komt weer naar boven zo gauw ze die verschrikkelijke man die hen zoveel pijn heeft gedaan zien rondlopen.
Maar hij is niet meer dezelfde. Zijn hart was ooit dood, in dat hart leefde negativiteit en haat en de wil om andere mensen pijn te doen. Maar door Jezus aangeraakt is hij tot leven gekomen. Hij is een nieuw, levend mens geworden en levende mensen zoeken contact met andere levende mensen.
Dat begrijpen de leerlingen nog even niet, maar dat is niet onbegrijpelijk. Mensen die gewond zijn, getraumatiseerd zijn, verliezen vaak een tijdje hun zicht. Daar kun je een tunnelvisie van krijgen die alle andere dingen wegdrukt. Paulus was verblind door haat en woede, en de leerlingen waren blind van pijn, van slachtofferschap.
Gelukkig heeft Paulus, zoals hij nu heet, een goede vriend Barnabas die de leerlingen vertelt dat hij echt veranderd is. Hij staat voor hem in. Hij schenkt hem vertrouwen. Paulus heeft moeten leren zien, nu moeten de leerlingen leren zien. Er zit een mooie parallel in dit verhaal.
Jezus de levende, die de doden tot leven wekt blijft doorwerken en bij begint bij de leerlingen. Hij geeft Paulus een nieuw en levend hart. Hij geeft Barnabas het vertrouwen om deze nieuwe mens te leren zien, te leren vertrouwen, en Hij geeft de leerlingen moed om het wonder van de Opstanding uit de doden ook op deze manier te herkennen. Te leren dat mensen niet altijd hetzelfde blijven.
En wat er dan gebeurt is heel bijzonder – niet alleen erkennen ze Paulus als een nieuw mens, niet alleen aanvaarden ze hem als leerling van Jezus die getuigen mag over Jezus die hij ontmoet heeft maar als hij in gevaar komt redden ze zijn leven.
De man die eerst geweld en dood bracht wordt gered door de mensen die hem hebben vergeven en als een nieuw mens hebben aanvaard. Zo krijgt Paulus in zijn leven deel aan het Paasmysterie, dat geheim van dood dat leven wordt.
Ook in ons leven mogen we dit mysterie terugvinden. In de Kerk ontmoeten we de Heer in zijn woord, in de sacramenten.
Elke keer opnieuw mogen wij ons leren openstellen. Mag de deur van ons hart iets verder open. Mogen wij onszelf en anderen leren kennen als mensen die kunnen veranderen, tot nieuw leven kunnen komen. Niemand van ons moet levenslang vastzitten in oude patronen – als je denkt.
Ik ben altijd zo, en zal altijd zo blijven
Of erger nog:
Hij of zij is áltijd zo en zal altijd zo blijven.
Dan moet er dringend wat gebeuren.
Want als we dat denken, als vruchtjes aan de christelijke boom, dan moeten we dringend de deuren en ramen openzetten: zodat er wat licht en leven naar binnen kan!
Zo kunnen wij veranderen, zo kunnen wij de verandering van anderen, de mensen die tot leven gekomen zijn zien, herkennen en in vreugde daar van getuigen.
Zo mogen wij leven, steeds groeien. Mag ons leven vrucht dragen totdat wij met Paulus zeggen: niet ik leef, maar Christus leeft in mij.
Hij die alles nieuw maakt.
Amen.