Toen Jezus zich weer op weg begaf
kwam er iemand aanlopen,
die zich voor Hem op de knieën wierp en vroeg: “Goede Meester,
wat moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven?”
Jezus antwoordde:
“Waarom noemt ge Mij goed?
Niemand is goed dan God alleen.
Ge kent de geboden:
Gij zult niet doden,
gij zult geen echtbreuk plegen,
gij zult niet stelen,
gij zult niet vals getuigen,
gij zult niemand te kort doen,
eer uw vader en uw moeder.”
Hij gaf Hem ten antwoord:
“Dit alles heb ik onderhouden van mijn jeugd af.”
Toen keek Jezus hem liefdevol aan en sprak:
“Eén ding ontbreekt u;
ga verkopen wat ge bezit en geef het aan de armen,
daarmee zult ge een schat bezitten in de hemel,
en kom dan terug om Mij te volgen.”
Dit woord ontstelde hem en ontdaan ging hij heen,
omdat hij vele goederen bezat.
Toen liet Jezus zijn blik gaan over zijn leerlingen en zei tot hen:
“Hoe moeilijk is het voor degenen die geld hebben
het Koninkrijk Gods binnen te gaan!”
De leerlingen stonden verbaasd over wat Jezus zei.
Daarom herhaalde Hij:
“Kinderen,
wat is het moeilijk het Koninkrijk Gods binnen te gaan.
Voor een kameel is het gemakkelijker
door het oog van een naald te gaan
dan voor een rijke in het Koninkrijk Gods te komen.”
Toen waren ze nog meer verbijsterd en ze zeiden tot elkaar:
“Wie kan dan nog gered worden?”
Jezus keek hen aan en zei:
“Dit ligt niet in de macht der mensen, maar wel in die van God:
want voor God is alles mogelijk.”
Daarop nam Petrus het woord en zei:
“Zie, wij hebben alles prijsgegeven om U te volgen.”
Jezus antwoordde:
“Voorwaar, Ik zeg u:
“Er is niemand die huis, broers, zusters,
moeder, vader, kinderen of akkers
om Mij en om de Blijde Boodschap heeft prijsgegeven,
of hij ontvangt nu, in deze tijd, het honderdvoud
aan huizen, broers, moeders, kinderen en akkers,
zij het ook gepaard met vervolgingen,
en in de toekomstige wereld het eeuwige leven.”
Beste vrienden,
We hoeven de krant maar open te slaan en de verhalen over geld en goed springen tevoorschijn. De huizenprijzen zijn gestegen – en dat is goed of slecht nieuws afhankelijk van of u een huis heeft of juist niet, en de energieprijzen rijzen de pan uit. Dat lijkt mij eerder slecht nieuws dan goed – tenzij u aandelen van het gasbedrijf op de plank hebt liggen.
Om ons heen zien we zowel puissante rijkdom als schrijnende armoede. En het nieuws van de dag suggereert dat die tweedeling alleen maar groter zal worden. Als dit gebeurt zullen rijkdom en armoede woorden worden die met hardheid en verbittering uitgesproken worden. Hoe groter de kloof tussen arm en rijk, des te groter de afstand tussen mensen.
En dan komt vanzelf de vraag naar boven of onze rijkdom of onze armoede over onze band met God zegt.
In de tijd van Jezus was het zoals op zoveel tijde en plaatsen het geval dat een “dubbeltje” geen “kwartje” werd. Wie arm was werd zelden rijk, en wie rijk was moest er uit alle macht voor zorgen dat hij niet weer van de maatschappelijke ladder afviel. Want eenmaal omlaag gevallen was terug klimmen vaak niet meer mogelijk.
Het geloof van het Joodse volk had – heel verstandig - een tweezijdige verhouding met armoede en rijkdom. Allereerst werd rijkdom aangevoeld als iets goeds, als een zegen van God. Tegelijkertijd moest ook de rijke zijn verantwoordelijkheden nemen en armoede was niet iets schandaligs. Integendeel de Bijbelse uitdrukking: ‘de arme van God’ werd een soort embleem voor de ware gelovige: de mens die niet steunt op eigen verdienste maar openstaat voor alles wat God hem geeft.
Het evangelie van vandaag is er dan ook niet om armoede te gaan romantiseren of rijkdom op zich te veroordelen. Er is wat anders aan de hand.
Jezus ontmoet een rijke jongeman, en misschien ziet u het al voor u. Zo`n jongen met zo`n golvend kapsel, een poloshirt en een beetje schreeuwerige BMW. En zo`n irritante jr , “goede meestejr, wat moet ik doen om gejred te wojrden”. Maar als we dat beeld in ons hoofd laten, worden we al voorgesorteerd door onze eigen vooroordelen. Let op hoor! Hij is helemaal niet zo vervelend als wij denken.
Integendeel: het is écht een hele aardige jongen. Hij noemt Jezus goede meester, hij is dus bereid om naar Hem te luisteren! En hij houdt zich aan de Wet van Mozes. En niet zo maar een klein beetje. We hebben geen reden om er aan te twijfelen. Hij is niet slecht, niet egoïstisch. Rijkdom is niet in zichzelf verkeerd.
Maar als Jezus hem zegt, wat er voor jou nog ontbreekt is dat je afstand doet van wat je hebt – wordt hij bedroefd. Dát is een stap die hij nog niet kan zetten. Hij botst tegen een grens op in zijn leven en gaat weg. Voor nu. Zouden we hem nog een keer terug zien?
De Duitse predikant Dietrich Bonhoeffer schreef over dit stuk in de Bijbel dat het voor God niet genoeg is om goed te zijn. Je kan God niet ontmoeten enkel door goede dingen te doen. Goede dingen, aardig zijn, dat is heel belangrijk, niemand houdt van slechte dingen. Maar voor navolging van Jezus is het niet genoeg. Dat vraagt veel meer.
Navolging van Jezus begint volgens hem bij gehoorzaamheid, het opvolgen van de opdracht die je krijgt. Die hoef je niet per sé te begrijpen. Dat komt later. Voor Petrus is het de opdracht om de netten van je vissersboot achter je te laten , om over het water te lopen. Het kan de opdracht zijn om de doden de doden te laten begraven. Je hoeft het niet te begrijpen want het gaat om het wegwerken van een obstakel, en een obstakel dat je je hele leven bij je draagt is een obstakel die je niet ziet. Of liever: je ziet het wel, maar je ziet niet dat het een obstakel is.
Iemand moet je dat vertellen, die persoon is Jezus. Navolging, geloof, dat zijn pas mogelijkheden als je iets van je afgelegd hebt, als je je werkelijk open stelt – en je kan je niet openstellen zonder breuk met je voorgaande comfortabele leventje. Je kan Jezus niet goede meester noemen en dan vervolgens niet doen wat Hij zegt. Er zal iets moeten schuiven. Voor de één is dat zijn rijkdom of zijn angst om iets kwijt te raken, voor een ander kan dat juist een onuitgesproken afgunst zijn, of jaloezie. Het kan iets zichtbaars of juist onzichtbaars zijn – het gaat er niet om wát het is, en of het is in zichzelf goed of slecht is, het gaat er om of het voor ons een obstakel is om Jezus te volgen.
Maar zolang het obstakel op de weg blijft liggen kun je niet mee op pad. Dan blijf je steeds je eigen kringetje draaien. Je ziet zelf niet duidelijk wat het is want je bent er al volledig aan gewend. Iemand anders moet het je zeggen. En als Jezus je het zegt weet je zeker dat het klopt.
Als je op Hem hoort, want dat is wat gehoorzaamheid betekent – aandachtig luisteren en dan een stap zetten – kunnen wij een nieuwe weg inslaan: een weg van geloof en navolging, een weg van vernieuwing. Een weg die ons de zin van het leven laat zien.
Mogen wij dan ingegeven krijgen wat ons te doen staat, en de moed in ons hart voelen om die eerste stap te zetten naar de Heer.
Amen.