Saturday, 26 July 2025

Zeventiende Zondag door het Jaar C

 

Op een keer was Jezus ergens aan het bidden.
Toen Hij ophield zei een van zijn leerlingen tot Hem:
“Heer,
leer ons bidden,
zoals Johannes het ook aan zijn leerlingen geleerd heeft.”
Hij sprak tot hen:
“Wanneer ge bidt, zegt dan:
Vader, uw Naam worde geheiligd,
uw Rijk kome.
Geef ons iedere dag ons dagelijks brood
en vergeef ons onze zonden,
want ook wij vergeven aan ieder die ons iets schuldig is.
En leid ons niet in bekoring.”
Hij vervolgde:
“Stel iemand van u heeft een vriend.
Midden in de nacht gaat hij naar hem toe en zegt:
Vriend, leen mij drie broden,
want een vriend van mij is van een reis bij mij aangekomen
en ik heb niets om hem voor te zetten.
Zou die ander van binnen uit dan antwoorden:
Val me niet lastig;
de deur is al op slot en mijn kinderen en ik liggen in bed;
ik kan niet opstaan om het u te geven?
Ik zeg u,
als hij niet opstaat en het hem geeft omdat hij zijn vriend is,
zal hij toch opstaan en hem geven al wat hij nodig heeft,
om zijn onbescheiden aandringen.
Tot u zeg Ik hetzelfde:
Vraagt en u zal gegeven worden;
zoekt en gij zult vinden;
klopt en er zal worden opengedaan.
Want al wie vraagt verkrijgt;
wie zoekt vindt;
en voor wie klopt doet men open.
Is er soms onder u een vader, die aan zijn zoon een steen zal geven
als deze hem om brood vraagt?
Of als hij om vis vraagt,
zal hij hem toch in plaats van vis geen slang geven?
Of als hij een ei vraagt,
zal hij hem toch geen schorpioen geven?
Als gij dus, – ofschoon ge slecht zijt –
goede gaven aan uw kinderen weet te geven,
hoeveel te meer zal dan uw Vader in de hemel
de heilige Geest geven aan wie Hem erom vragen.”

 

Beste vrienden?

Wat is gebed? Wat gebeurt er als we bidden?

Dat is de vraag die de leerlingen zich stellen als ze Jezus zien bidden. We weten dat Jezus zich vaak afzonderde op een onbewoonde plek om alleen te zijn met God. Daar waren dan misschien hooguit een paar leerlingen bij, of zelfs helemaal niemand.

Deze keer zijn er leerlingen bij en hoe Jezus bidt, is kennelijk confronterend. Nu moeten we er bij denken dat leerlingen geen mensen zijn die niets weten over het gebed. De leerlingen zijn allemaal trouwe Joden, hebben een intensief religieus leven. Houden zich aan de dagelijkse, vaste gebeden die bij het Joodse geloof horen. Van de strijdgesprekken van Jezus met de farizeeën weten we dat de gedachte vaak was dat meer ook altijd beter was. Dat is een hele menselijke gedachte.

In ons dagelijks leven heb je loon naar werken: je krijgt er uit wat je er in stopt. Als je vaak naar de sportschool gaat, word je sterker. Als je twee, drie keer per week aan yoga doet word je een minder stijve hark. Als je meer tijd en energie in je werk stopt – wat het ook is - word je beter in je werk.

Nou, dachten vrome, goed bedoeldende mensen in de tijd van Jezus, als je dan ook langer in gebed bent, steeds vaker de juiste woorden herhaalt, dan krijg je dus ook meer God! Logisch.

Maar is dat nou echt zo? Als je niet uitkijkt maak je van God een soort fruitmachine. Des te meer muntjes (gebeden) je er in gooit, des te groter de kans op Drie Tempels, of twee arken des Verbonds en een Hogepriester! Als je heel goed je best doet, heel veel muntjes in de machine gooit is er zelfs een Jackpot in zicht.

Jezus laat door zijn voorbeeld en zijn woorden zien dat je het anders moet zien. Dat we misschien teveel bezig zijn met onszelf.

We beginnen met het begin: Jezus bidt, ergens, de leerlingen maken het mee. 

Dit is zo`n indrukwekkende ervaring voor de leerlingen – ze zien de intimiteit tussen Jezus en God – dat ze de vraag neerleggen bij Jezus: leer ons bidden. Laat ons die intimiteit voelen. Bidden kan niet alleen maar een plicht zijn die je afraffelen kan. “als je de woorden maar uitgesproken hebt en je psalmenpensum afgevinkt”, dan is het goed. Ze voelen dat er meer bij komt kijken.

Dan leert Jezus hen het Onze Vader. De Catechismus noemt het Onze Vader: “het Evangelie in het klein”. Het hele christelijke leven wordt in de vijf bedes van het Onze Vader samengevat.

We gaan er even naar kijken:

 Uw naam worde geheiligd.

God komt altijd op de eerste plaats, Hij is heilig, hoogverheven boven alles. Hij is heilig, dat wil zeggen: volledig goed, volledig verheven, bron van alles wat goed is. En niks kan aan die goedheid afdoen. Zijn naam heiligen wil zeggen: dat erkennen. Niks in die bron van alle goedheid willen werpen wat er aan afdoet. God niet voor ons karretje willen spannen.

Uw Rijk kome.

We geloven dat God niet zomaar op een wolk zit, ergens ver weg, maar in de wereld werkt. Niet als bijgedachte, als een vergeten klusje op een to-dolijst maar wezenlijk, vanaf het begin van de wereld. Hij bouwt zijn werk langzaam op, door relaties met mensen aan te gaan. Zich een volk uit te zoeken. Hij spreekt door profeten. Hij zendt zijn Zoon. Jezus is de bouwsteen waarop Gods Rijk gevestigd wordt. De uitkomst van dat werk staat vast. Niemand kan het tegenhouden. Zijn Rijk kome!

 

Dit zijn de eerste twee beden, en die spreken over God. Dat is ook geen toeval – want in ons gebed moet God absoluut op de eerste plaats komen. Pas als wij een goed begrip hebben van wie God is alheilig – maar toch definitief werkend in de wereld – dat wij onze eigen vragen bij hem kunnen neerleggen.

Het gebed is een uiting van onze relatie met God. Maar hoe kun je een relatie hebben met iemand die je niet kent? Maar als dat duidelijk is, dan komen we uit bij waar we om kunnen vragen.

Geef ons heden ons dagelijks brood

 

We mogen vragen om de dingen die we nodig hebben. En niet alleen mag dat, we moeten het zelfs doen. Jezus zegt het niet zomaar, bid om je dagelijks brood.

Juist in onze welvarende samenleving geloven we makkelijk dat alles wat we ontvangen en bereiken enkel en alleen vrucht is van onze eigen inspanning. Die gedachte maakt ons koud en egoïstisch, bang om iets van onszelf prijs te geven. Het maakt ons angstig en in ons zelf gekeerd. Terwijl wij rijk zijn gedragen wij ons dan alsof wij arm zijn: bang om wat te delen, want er zou wel eens niet genoeg kunnen zijn! (Terwijl wij van gekkigheid niet weten wat wij met onze welvaart aanmoeten)

 

Als wij weten dat wij moeten vragen om ons brood, dat alles wat wij ontvangen gave is, dan leren we misschien ook barmhartigheid jegens die mensen die dat brood niet krijgen. Of erger nog: die levensnoodzakelijke actief onthouden wordt, bijvoorbeeld als oorlogsmiddel. Dat is een tenhemelschreiende zonde.

 

 

en vergeef ons onze zonden, want ook wij vergeven aan ieder die ons iets schuldig is

 

Wij zijn in tegenstelling tot God, niet uit onszelf algoed, wij doen de verkeerde dingen om de verkeerde redenen, als wij onszelf buiten de relatie met God en medemens plaatsen rijden we hoe dan ook de sloot in. We moeten en  mogen dan ook vragen om vergeving. Niet als zoethoudertje of monopolykaart (“gratis uit de gevangenis”) maar als bevestiging dat we elke keer opnieuw mogen beginnen met het herstellen van onze banden met God en met elkaar. Daar zullen we ook nooit klaar mee zijn. Vergeving is niet enkel iets dat we ontvangen, maar ook kunnen (en moeten) geven. Relaties ontvang je immers nooit, je moet er ook zelf aan werken.

 

En leid ons niet in bekoring

 

Waar de bede om vergeving het heden raakt, het nu, zo gaat de laatste bede over de toekomst. Het kwaad van hier en nu, dat zal ons vergeven worden als wij er om vragen. Maar wij willen ook ons toekomstige leven in handen leggen van God, dat hij ons uitredt uit wat ons bedreigt in de toekomst, onze eigen helaasheden – of die van anderen - waardoor wij onze glazen steeds opnieuw stukslaan.

 

Als wij onze verbindingen met God openhouden, bijvoorbeeld door het bidden van het Onze Vader, dan kunnen wij door deze vijf beden onze verhouding tot God en de mensen steeds verder uitdiepen, kunnen wij groeien in het geloof. Niet door een omhaal van woorden – maar van hart tot hart komen wij tot de kern van ons bestaan. Vragen wij dat aan God, dat wij de geest van het Onze Vader, die intimiteit met God, steeds verder in ons laten groeien.

Amen

Saturday, 5 July 2025

afscheidsviering 2025

 

In die tijd wees de Heer tweeënzeventig leerlingen aan
en zond hen twee aan twee voor zich uit
naar alle steden en plaatsen
waarheen Hijzelf van plan was te gaan.
Hij sprak tot hen:
“De oogst is groot,
maar arbeiders zijn er te weinig.
Vraagt daarom de Heer van de oogst
arbeiders te sturen om te oogsten.
Gaat dan,
maar zie, Ik zend u als lammeren onder de wolven.
Neemt geen beurs mee, geen reiszak, geen schoeisel
en groet niemand onderweg.
In welk huis ge ook binnengaat, laat uw eerste woord zijn:
Vrede aan dit huis!
Woont daar een vredelievend mens,
dan zal uw vrede op hem rusten;
zo niet, dan zal hij op u terugkeren.
Blijft in dat huis en eet en drinkt wat zij u aanbieden;
want de arbeider is zijn loon waard.
Gaat niet van het ene huis naar het andere;
in elke stad waar ge binnengaat en ontvangen wordt,
eet wat u wordt voorgezet,
geneest de zieken, die er zijn
en zegt tot hen: Het Rijk Gods is u nabij.
In elke stad waar ge binnengaat en niet ontvangen wordt,
trekt daar door de straten en zegt:
Zelfs het stof uit uw stad dat aan onze voeten kleeft,
schudden wij tegen u af.
Maar weet dit wel: Het Rijk Gods is nabij.
Ik zeg u:
die dag zal het voor de mensen van Sodom draaglijker zijn
dan voor die stad.”
De tweeënzeventig keerden vol blijdschap terug en zeiden:
“Heer, zelfs de duivels onderwerpen zich aan ons door uw Naam.
Hij zeide tot hen:
“Ik zag de satan als een bliksemstraal uit de hemel vallen.
Ik heb u macht gegeven
op slangen en schorpioenen te treden,
te heersen over heel de kracht van de vijand;
en niets zal u kunnen schaden.
Toch moet ge u niet verheugen over het feit
dat de duivels aan u onderworpen zijn,
maar verheug u
omdat uw namen staan opgetekend in de hemel.”

 

 

Beste vrienden

Door omstandigheden wordt het even een kort woordje. Dit weekend is voor mij het weekend dat ik officieel afscheid neem. Dat wilden we nog doen voor dat het vakantie werd, en ook omdat niet precies zeker is wanneer ik verhuis. Zo kan iedereen er nog bij zijn. Het is een beetje onaf afscheid – want ik ben hier dus nog wel gedurende de zomer.

Ik heb in de afgelopen jaren vaak meegemaakt dat als er een bijzonder moment, of er is een bijzondere zorg, dat de lezing uit het Lectionarium vaak bijzonder raak is. Je precies het perspectief geeft dat je nodig hebt.

We horen over de opdracht van Jezus aan zijn leerlingen: om uit te gaan, naar de plekken waar Jezus zelf niet kan komen om daar te verkondigen en Hem daar zo aanwezig te maken. En de woorden die mij deze keer troffen waren

In welk huis ge ook binnengaat, laat uw eerste woord zijn:
Vrede aan dit huis!
Woont daar een vredelievend mens,
dan zal uw vrede op hem rusten;
zo niet, dan zal hij op u terugkeren.

Wanneer je ergens komt als priester, neem je vrede met je mee. Je komt met wat moois, de boodschap van Jezus, met de bediening van de sacramenten en hopelijk een beetje geduld, wijsheid en ervaring. Je hele leven als priester mag samenvallen in dat woord: vrede zij u.

Of er ook wat mee gebeurt heb je natuurlijk niet altijd zelf in de hand. Het is net als met alle andere vormen van contact en communicatie: je kan iets geven maar iemand anders moet ook iets willen ontvangen. En omdat geloof, en kerkelijk leven, een kwestie van vrijheid is kun je een ander nooit dwingen om zich voor jou open te stellen. Je kan het hooguit mensen makkelijker of moeilijker maken om met jou om te gaan. Hopelijk wordt het met de tijd makkelijker.

Ik kijk terug op een mooie zes jaar hier in de wijdere regio Alkmaar in Bergen/Schoorl. Ik denk dat ik iets van de vrede heb kunnen delen en ik heb niet te klagen over dat ik die vrede hier nergens kon laten rusten. Natuurlijk zijn er overal hindernissen en problemen. Er gaat geen plek zijn waar dat niet zo is. Sommige plaatsen zijn verhard, opgesloten in zichzelf. Die plekken kunnen nooit vrede voelen: omdat ze zich niet kunnen openstellen voor iemand anders. Alles wordt door een economische lens beschouwd: wat hebben wij hieraan. Hoe kom ik niks te kort? Hoe meer je daar in zit, des te moeilijker wordt het om vreugdevol samen zin en richting te ervaren in het leven.

Ik ben blij met wat ik hier de afgelopen zes jaar heb mogen doen. Voor mijn gevoel zijn ze omgevlogen. En hoewel ik zin heb in de volgende benoeming zal ik het hier zeker missen. Ik weet nog niet hoe het gaat lopen met opvolging – maar ik weet zeker dat jullie de vrede zullen bewaren. Samen zullen groeien vanuit het woord en de sacramenten. Gemeenschap blijven hier lokaal en regionaal.

De oogst is en blijft groot. Arbeiders zijn er weinig. Dat was al zo sinds de tijd van Jezus, dus ook dat hoeft ons niet te verbazen. Blijf groeien en bloeien. Behoudt de vrede met de arbeiders in de wijngaard, zo dat we samen kunnen opbloeien voor God, verbonden met de rank.

Jezus de Heer.

Amen.

 

 

Saturday, 28 June 2025

Petrus en Paulus 2025

 

In die tijd,
toen Jezus in de streek van Caesarea van Filippus gekomen was,
stelde Hij zijn leerlingen deze vraag:
“Wie is,
volgens de opvatting van de mensen,
de Mensenzoon?”
Zij antwoordden:
“Sommigen zeggen Johannes de Doper, anderen Elia,
weer anderen Jeremia of een van de profeten.”
“Maar gij –
sprak Hij tot hen –
wie zegt gij dat Ik ben?”
Simon Petrus antwoordde:
“Gij zijt de Christus,
de Zoon van de levende God.”
Jezus hernam:
“Zalig zijt gij, Simon, zoon van Jona,
want niet vlees en bloed hebben u dit geopenbaard,
maar mijn Vader die in de hemel is.
Op mijn beurt zeg Ik u:
Gij zijt Petrus;
en op deze steenrots zal Ik mijn kerk bouwen
en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen.
Ik zal u de sleutels geven van het Rijk der hemelen
en wat gij zult binden op aarde,
zal ook in de hemel gebonden zijn
en wat gij zult ontbinden op aarde,
zal ook in de hemel ontbonden zijn.”

 

Beste vrienden,

In spannende films en verhalen draait het meestal niet om de mensen waarvan iedereen al van te voren denkt dat ze een groot succes gaan worden. Een jongen of meisje die al vanaf de prilste jeugd overal het beste in is, en dan ook nog eens wordt klaargestoomd om de Gemene Draak te verslaan. Want als dat verhaal ermee eindigt dat de Draak verslagen is, dan voelen we al aan dat dat onvermijdelijk was. Maar mensen met onvermijdelijk succes, voelen een beetje on-menselijk aan.

Daar klopt iets niet in zo`n verhaal. Dat kunnen we niet helemaal onder woorden brengen, maar we voelen het. Als we moeten uitleggen waarom “het niet klopt” moeten we iets zeggen als “het is niet zo`n spannend verhaal”. Het voelt een beetje als een spannend spel winnen door vals te spelen, zoals je in een computerspel jezelf onkwetsbaar kan maken, jezelf een miljoen dollar kan geven, of toverwapens waarmee je het van iedereen wint. Dat is even leuk, maar niet zo heel lang.

Wij zijn integendeel mensen, en de verhalen die ons raken, meeslepen, zijn verhalen over andere mensen. En mensen zijn rommelig, onvolkomen, hebben gaten in hun karakter, maken fouten, hebben pijn. Het kwaad dat ze aangaan is niet iets dat ze met een cheat-code uit kunnen schakelen. De Draak is écht gevaarlijk. Of de Draak nu een boze heerser is, een kwaaie meute of je eigen helaasheid die je elke keer terug in de modder probeert te trekken. We kijken er pas naar om als de held mens is zoals wij.

De beste verhalen en de beste films beginnen dus met mensen waar niemand veel van verwacht.

In de Hobbit en de Heer der Ringen draait het verhaal om Hobbits, halflingen die er niet heel stoer uitzien en ook niet uitzichzelf bekend staan als erg dapper. Niet de groep waarvan je denkt: deze laten we de strijd aanbinden met de Heer der Duisternis. Of bij Harry Potter: de jongen onder de trap. Wat moet daar nou van terechtkomen? En wie, in IT, zijn de enigen die het monster kan verslaan, dat zich vermomt als Pennywise de griezelige clown? The Losers’ Club, de kinderen die altijd als laatste gekozen worden bij gym.

Pas als mensen kwetsbaar zijn, weten dat ze kwetsbaar zijn, kunnen ze belangrijke, zelfs grote, dingen doen.

Omdat God de moeite neemt om mens te worden onder de mensen kiest hij voor kwetsbaarheid. Je kan Jezus pijn doen. Hij is geen halfgod waar als je er een pijl op afschiet die gewoon afketst van zijn gespierde stalen borstkas. En de mensen die Hij om zich heen verzamelt? Die ook niet.

Daarom ben ik ook nogal huiverig bij heiligenverhalen die te perfect zijn. Heiligen die als baby op vrijdag nooit de borst namen, of heiligen die als kind altijd hun speelgoed deelden. Levende bidprentjes.

Sterker nog: als je kijkt naar de apostelen, dan valt het nogal op. Er zitten nogal wat vlekjes aan. Ze volgen Jezus, maar ze snappen hem niet. Ze hebben veel talenten, maar vaak ook net de verkeerde. Ze zijn nogal eenvoudig van komaf, althans de meesten. En als het er op aan komt maken ze regelmatig uit zichzelf de verkeerde keuzes. Petrus is óf een vechtersbaas, of rent weg. En Paulus, de slimme Farizeeër? Die is juist door zijn slimheid zo onverdraagzaam. Als je altijd zeker weet hoe iets moet, dan heb je geen geduld met anderen. Sterker nog: de keuze om mensen te gaan vervolgen is nooit verg weg. Want de anderen, die het doen zoals het niet hoort! Die hebben het gewoon fout! De klewang erover!

Zowel Petrus als Paulus blijven echter niet steken in hun tekortkomingen. Ze ontmoeten iemand die groter is dan zij en weten daar antwoord op te geven. De één heeft wat meer overtuiging nodig dan de ander. Paulus moest daadwerkelijk van zijn paard gebliksemd worden. Maar wat ze gemeen hebben is dat ze allebei ja zeiden op die ontmoeting. Geen perfect ja, een ja dat zich over lange tijd moet uitzuiveren, een ja waar ze mee moeten leren omgaan en moeten leren wat dat ja van God het ja van henzelf betekent. Daar is echt tijd voor nodig. Daar moet je soms zelfs een hele reis voor ondernemen. Petrus naar Rome en Paulus op missie – al komt hij ook uiteindelijk in Rome uit.

Onderweg kom je jezelf tegen. Letterlijk en figuurlijk. Je kan pas grote dingen doen als je ook tegenslag kan hebben. Het moet ingewikkeld zijn anders is het geen goed, menselijk verhaal. Geen verhaal dat recht doet aan God die mens geworden is onder de mensen. Geen waarheid die geopenbaard is door de Vader in de Hemel, maar die geleefd moet worden door mensen hier op aarde, op zoek naar vaste grond, een rots onder de voeten.

Mogen we, wanneer we in de spiegel kijken en niet helemaal onder de indruk zijn met wat we daar zien, vervuld worden van hoop. We zijn geen superhelden, we hebben heen cheat-code voor het leven. We zijn uitgezocht, geroepen zelfs, door de God die mens werd. Geroepen om mee op avontuur te gaan. Gevaar te trotseren, het leven te vinden.

Amen.