Thursday, 2 October 2025

27e zondag door het jaar C

 In die tijd zeiden de apostelen tot de Heer:

“Geef ons meer geloof.”
De Heer antwoordde:
“Als ge een geloof had als een mosterdzaadje,
zoudt ge tot die moerbeiboom zeggen:
Maak uw wortels los uit de grond en plant u in de zee,
en hij zou u gehoorzamen.
Wie van u zal tot de knecht,
die hij in dienst heeft als ploeger of veehoeder
bij diens thuiskomst van het land zeggen:
Kom meteen aan tafel en tast toe?
Zal hij niet eerder zeggen:
Maak mijn maaltijd klaar;
omgord je en bedien mij, terwijl ik eet en drink;
daarna kun je zelf eten en drinken?
Moet hij die knecht soms dankbaar zijn,
omdat hij heeft uitgevoerd wat hem is opgedragen?
Zo is het ook met u:
wanneer ge alles hebt gedaan wat u opgedragen werd,
zegt dan: Wij zijn maar gewone knechten;
wij hebben alleen maar onze plicht gedaan.”

 

Beste vrienden,

Heeft u een moerbeiboom zien vliegen, de afgelopen tijd? Of zelfs maar ergens gedurende uw leven? Ik denk dat het ons opgevallen zou zijn, als dat een keer gebeurd was. We hebben uitdrukkingen in de Nederlandse taal, het geloof dat bergen verzet. 

Maar ook de bergen blijven hardnekkig op hun plaats staan in ons leven. Als we verandering zien, is het tergend langzaam. En tegelijkertijd verlangen we naar meer. We willen verschil maken - of misschien beter gezegd: het verschil zijn. Net zoals er ooit profeten waren of apostelen die dorpen, steden en streken in vuur en vlam zetten. En nadat ze langsgekomen waren, was niks meer hetzelfde. 

Zo zijn er tegenwoordig ook in sommige protestantse gemeenschappen kerkleiders die zich apostel noemen, of profeet. Daar ligt datzelfde verlangen onder. Dat jij zichtbaar werktuig van God bent, grote veranderingen inluidt.... Dat de wereld zich aanpast aan wat jíj gelooft dat juist is.   

Maar zelfs de echte apostelen hadden dat geloof niet altijd. Daar beginnen we mee. Er komt een tijd dat ze door de geest wonderen kunnen doen, niet om bomen te laten rondvliegen, maar bijvoorbeeld om mensen te genezen. Maar eerst moeten ze leren dat het niet om henzelf gaat. 

Want dat is de ziekte van deze tijd. Denken dat jíj alles zelf moet doen en het in het leven eerst gaat om resultaat. 

Het is heel moeilijk om ons daar los van te maken. We kunnen het niet voorkomen om die vraag te stellen: wat voegen wij toe. We leven in een samenleving waar je steeds moet laten zien dat wat je doet impact heeft, verschil maakt. En hoe meer je het verschil maakt, des te beter! Zo werkt het in je werk, in de politiek. En soms ook in de kerk. 

En als je niet zichtbaar genoeg verschil maakt, dan hang je er een beetje bij. Maar je doet er niet écht meer toe. Je past als je niet uitkijkt nog een beetje op een lege winkel. De vitrines zijn vol, maar de gangpaden en de kassa staan er stoffig bij. 

De angst niks voor elkaar te krijgen is niet iets van nu Je proeft het ook bij de apostelen als ze aan de Heer vragen: geef ons meer geloof. We moeten eerst goed kijken wat hier bedoeld wordt, wát het is dat ze vragen. Als de apostelen vragen om geloof wil dat niet zeggen dat ze ongelovig zijn, niet écht in Jezus geloven. Ze geloven in de Heer, en vragen Hem om meer geloof. Ze voelen dat er iets mist. 

Wát vragen ze? Het woord geloof hier in deze specifieke context betekent vooral – het werkdadige geloof, geloof dat bergen verzet, geloof dat dingen voor elkaar krijgt.

De apostelen lijken te spreken vanuit een zorg dat wat zij doen niet genoeg gaat zijn om zichtbare resultaten te krijgen. De apostelen zijn wat dat betreft hele moderne mensen. Je bent al apostel, je hebt leiderschap in de groep van Jezus. Maar je kijkt om je heen en je ziet verschil-makers. Machers. Start-up kapiteins. Initiatiefrijke Romeinen. Díe slaan met hun vuist op tafel, en dan gebeurt er wat! En daarna rijden ze weg in een auto die er héél indrukwekkend uitziet. 

Als je dat om je heen ziet, en je ziet dat dát de norm is, van leiderschap, dan word je daar een beetje wiebelig van. Je voelt je alsof je niet genoeg bent. Ze vrezen dat ze niet het verschil gaan maken. Niet belangrijk genoeg zijn om in hun samenleving op te vallen. Elon Musk schiet aan de lopende band raketten de lucht in, en jouw moerbeiboom blijft daar maar een beetje staan, als een sulletje. 

Ze vrezen dat ze hun ambities niet waar kunnen maken. Ze willen grootse dingen doen – en niet alleen voor henzelf – maar voor het welzijn van de wereld. Maar dat kan alleen als je dingen in beweging zet. Toch?

En om eerlijk te zijn. Is hun vrees niet ook onze vrees? Ook wel mijn vrees als pastoor, de vrees van bestuurders, mensen met verantwoordelijkheid in de kerk, maar ook de vrees van veel gewone christenen: doen wij er nog toe? Zijn wij nog relevant? Welk verschil maken wij nu? Dat was ook de vrees van Habakuk, de profeet, in de eerste lezing: Hoelang moet ik de hemel nog geweld aandoen, terwijl Gij maar geen uitkomst brengt?

En we kennen voorbeelden te over, van bisdommen, en ordes waar al het leven uit lijkt te zijn gegaan. Waar nog een beetje op de winkel wordt gepast, terwijl het tuimelkruid door het stoffige gangpad rolt.  

We herinneren ons dat het ooit anders was. Je was als kerk belangrijk. Dat is vanaf de vierde eeuw een historisch feit. Politieke en maatschappelijke leiders vonden het van belang om de mening van de Kerk te horen en als er wat in Rome gebeurde stond het de volgende dag op de voorpagina van de krant. Die tijd is wel voorbij.

Of althans hier - bij ons - voorbij. Dat feit daagt ons uit. Op een fundamentele manier. Want relevantie, invloed en, ja, macht is verslavend. Als je het had en je bent het kwijt, dan voel je je niet senang. En ook als je het niet hebt, en de mensen om je heen wel - dan zit het ook niet lekker. 

Zoals altijd prikt Jezus door de ambities en het zelfbeeld van de apostelen heen. Hij wijst hen erop dat ze maar gewone knechten zijn. Ze moeten doen wat hen opgedragen is zonder eindeloos bezig te zijn met morele ambities en impact. Die vliegende boom? Dat is geen reëel doel. dat is slapstick. Zie je Petrus al jongleren met telefoonpalen uit moerbeihout? Dat is iets voor in het circus! Niet voor in de kerk!

Want achter al die grote woorden schuilt iets anders, en de Heer die de harten van mensen kent ziet het. Achter ons verlangen naar het verschil te maken, grote successen te hebben, impact te hebben ligt ook vaak iets anders dan alleen maar het verlangen naar meer goeds. Je vindt er ook onuitgesproken of misschien zelfs onbewust, een mate van zelfzucht en trots in. 

Maar het Woord van God is scherper dan een tweesnijdend zwaard (…) het ontleedt de bedoelingen en gedachten van de mens. (Hebreeën 4:12), en onze vrienden de apostelen krijgen een woord van wijsheid, en wij ook.  

Het soort geloof waar de apostelen om vragen, ja, waar ze geen genoeg van kunnen krijgen is niet zomaar iets wat iedereen toevalt. De apostel Paulus legt ons in de Eerste Korintenbrief uit waar het werkelijk om gaat: 

Al heb ik de gave der profetie, al ken ik alle geheimen en alle wetenschap, al heb ik het volmaakte geloof dat bergen verzet: als ik de liefde niet heb, ben ik niets. (1 Kor 13:2)

Profetie, kennis en het geloof dat bergen verzet zijn bijzondere gaven van God. Ze komen niet iedereen toe. We kunnen niet allemaal profeteren, we hebben niet allemaal heel veel kennis en we hebben zeker niet allemaal geloof dat bergen verzet. En als we die dingen wel hebben, hebben we ze niet altijd. Soms zijn die gaven er maar voor even, voor zolang als we die nodig hebben. 

En hoewel we er naar kunnen verlangen om  gaven te hebben, zijn het in de eerste plaats gaven van God. Als wij ons tekort voelen schieten omdat wij ze niet hebben hebben dan zijn we ondertussen minder gericht op wat God wél van ons vraagt: in liefde een gewone knecht zijn.  

Als we daar niet op gericht zijn en steeds denken wat we wat missen, dan gaan we ook voorbij aan hoe God werkt. De God van de Bijbel werkt zelden door de voorname, de machtige, degene die het meeste vooraan staat of het grootste bereik heeft.

Hij werkt door Mozes, een jongen die niet spreken kan en op de vlucht is voor de politie. Hij werkt niet door Farao. Hij werkt door Rachab, een verachte 'onkuise' vrouw – en niet door de koning van Jericho.

Hij werkt door David die zo onbelangrijk was dat zijn familie hem op het land achterliet om de schapen te hoeden terwijl zijn belangrijke broers naar de afspraak met de profeet Samuel gingen! Hij werkt niet door Absalom die zélf de macht zelf wilde grijpen.

Hij werkt door de profeet Amos die door God vanachter de ossen getrokken werd om mensen te waarschuwen, niet door de Koning van Israël die zijn eigen heiligdommen, zijn eigen staatsgodsdienst oprichtte, eigen beelden oprichtte en zijn eigen heiligverklaringen uitsprak. 

Hij werkt door een timmermanszoon uit Nazareth een plek waarvan de mensen zeiden: “kan daar iets goeds vandaan komen”? En hij werkt door apostelen die zichzelf soms belangrijker vinden dan ze zijn. Hij werkt door de eeuwen heen door mensen van wie we nooit gehoord hebben, maar die hun taak, liefdevolle knechten van God zijn, nooit vergeten.

En of wíj het zullen zien of niet, dat onooglijke knechtschap, dat kleine beetje liefde, is als een mosterdzaad en dát zal groeien. Niet door ons maar door God. Hij zal het doen groeien. Niet naar het ons uitkomt maar in zíjn tijd. En vanuit die onooglijkheid kan en moet je soms krachtdadig zijn. Het woord van God is geen excuus om lethargisch te blijven, of om níet te doen wat er moet gebeuren!

Mogen we in de komende tijd, weken, maanden, jaren oog blijven houden voor dat kleine, dat onooglijke, dat zaad van mogelijkheid. Want voor God is niets irrelevant. 

Amen. 

Tuesday, 23 September 2025

26e zondag door het jaar C


In die tijd zei Jezus tot de Farizeeën:
“Er was eens een rijk man,
die in purper en fijn linnen gekleed ging
en iedere dag uitbundig feest vierde,
terwijl een arme, die Lazarus heette,
met zweren overdekt voor de poort lag.
Hij verlangde ernaar zijn honger te stillen
met wat bij de rijkaard van de tafel viel.
Maar er kwamen alleen honden, die zijn zweren likten.
Nu gebeurde het dat de arme stierf
en door de engelen in de schoot van Abraham werd gedragen.
De rijke stierf ook en kreeg een eervolle begrafenis.
In de onderwereld, ten prooi aan vele pijnen,
sloeg hij zijn ogen op en zag van verre Abraham
en Lazarus in diens schoot.
Toen riep hij uit:
Vader Abraham, ontferm u over mij
en geef Lazarus opdracht de top van zijn vinger in water te dopen
en mijn tong daarmee te komen verfrissen,
want ik word door de vlammen hier gefolterd.
Maar Abraham antwoordde:
Mijn zoon, herinner u hoe gij tijdens uw leven
uw deel van het goede hebt gekregen
en hoe op gelijke manier aan Lazarus het kwade ten deel viel;
daarom ondervindt hij nu hier de vertroosting,
maar wordt gij gefolterd.
Daarenboven gaapt er tussen ons en u voorgoed een wijde kloof,
zodat er geen mogelijkheid bestaat
– zelfs als men zou willen –
van hier naar u te gaan, noch van daar naar ons te komen.
De rijke zei:
Dan vraag ik u, vader,
dat gij hem naar het huis van mijn vader wilt sturen,
want ik heb nog vijf broers;
laat hij hen waarschuwen,
opdat zij niet eveneens
in deze plaats van pijniging terechtkomen.
Maar Abraham sprak:
Zij hebben Mozes en de profeten; laat ze naar hen luisteren.
Maar hij zei:
Och neen, vader Abraham!
Maar als er een uit de doden naar hen toegaat,
zullen ze zich bekeren.
Hij echter sprak tot hem:
Als ze naar Mozes en de profeten niet luisteren,
zullen ze zich ook niet laten overreden
als er iemand uit de doden opstaat.”

Beste vrienden. 

Toen ik nog in het onderwijs werkte hadden we in de lerarenkamer een woord voor het fenomeen van leerlingen die extreem hun best deden om niet te doen wat ze moesten doen. Ze waren de hele dag bezig om alles uit de weg te gaan, of het nu de les, de opdracht of het huiswerk was. Dat noemden we negatieve luiheid. Een soort luiheid die je veel meer energie kost dan wanneer je je werk gewoon had gedaan. 

Daar moest ik aan denken bij het verhaal van vandaag. Want de Rijke Man is zo’n persoon: een negatieve luiaard. En het loopt niet goed af. 

Nu, wanneer Jezus een verhaal vertelt, komt dat nooit zomaar uit de lucht vallen. Hij vertelt het verhaal tegen iemand, of een groep personen, concrete mensen. En hij vertelt het verhaal om een duidelijke reden. Soms vertelt het lectionarium ons iets van wie en wat, maar soms moet je even om het verhaal heen lezen om er achter te komen.

Deze zondag is de inleiding weer eens weggeknipt, dus we hebben wat extra duiding nodig. Jezus spreekt tot de Farizeeën. Nu was dat een groep mensen met hele diverse karaktertrekken: sommige positief, maar andere negatief. Ze zijn heel intelligent, en zeer actief. En in het beste geval zijn ze echt begaan met de eer van God. Het zijn geen tekenfilmsnoodaards, die zo aan hun krulsnor zitten te plukken terwijl ze snode plannetjes verzinnen. 

Maar al die activiteit kan ook omslaan in negatieve luiheid, niet willen zien waar het écht om gaat. 

In dit geval gaat Jezus in op een bijzondere tekortkoming. De farizeeën zo lezen we in vers 14, iets daarboven “waren belust op geld”. Zij hoorden, net als wij vorige week, het verhaal van de onrechtvaardige rentmeester en vonden Jezus woorden - dat je niet God én geld tegelijkertijd kan dienen belachelijk: als in, letterlijk: ze lachten hem er om uit. 

Dan vertelt Jezus een tweede verhaal. Over de arme Lazarus en de Rijke Man. Over wat er gebeurt als je er net zo als de Farizeeën instaat. Het is een waarschuwing. 

De rijke man heeft het niet zomaar goed, alles wat hij heeft en doet is buitenproportioneel. Het tart de beschrijving. Feestmalen eet je per definitie maar eens in de zoveel tijd, maar voor de rijke man is het elke dag, Pasen, Pinksteren en Kerst inéén. 

Maar erger nog, is niet eens zozeer wat hij doet, maar wat hij niet doet. Hij heeft geen oog voor wie er aan zijn poort ligt. De arme Lazarus. Die is niet alleen arm, maar ook nog eens buitengesloten, en niet alleen letterlijk. De honden likken zijn zweren, dat wil zeggen: hij is onrein - ook de Farizeeën zouden niet naar hem hebben omgekeken. (Na goed te hebben gecontroleerd dat hij écht onrein was natuurlijk)  

En de rijke had niet eens zoveel hoeven doen. Nergens is aan hem gevraagd dat hij alles opgaf, zijn landerijen moest verkopen om als bezitsloze monnik door het leven te gaan. Lazarus verlangen ging niet verder dan naar de kruimels van de tafel. De rijke man had het niet eens gemist. Maar hij kijkt weg. 

Nu denken we makkelijk dat iets niet zien een ongelukje is - net zoals je soms je sleutels niet ziet, of je bril. Of je over een belangrijke zin kan lezen in een brief. Een helaasheidje. 

Maar dat is niet altijd zo. Het kost soms heel veel moeite om iets niet te zien. En de rijke man neemt die moeite, met verve.  

De Talmoed, die grote verzameling Joodse wijsheid en regelgeving, leert ons dat als je de arme niet wil zien, het net is alsof je vol eerbied je ogen opslaat naar een afgodsbeeld. Dan raak je van Gods pad af. Of om een ander Bijbels woord te gebruiken: je gaat dansen om het Gouden Kalf. En als je dan betrapt wordt door Mozes, heb je zogenaamd geen idee waar dat beeld zo vandaan komt!

Nee, dat afgodsbeeld staat er omdat jij veel energie gestopt hebt in op- of wegkijken. En uit de woorden van de Rijke Man kunnen we halen dat het geen ongeluk is. 

En nu betaalt de rijke man de prijs, zoals we wel vaker zeggen dat de eersten de laatsten zijn - en vice versa - zien we nu ook weer de grote omkering van alle dingen bij God. 

De Rijke Man wordt niet bestraft omdat hij rijk is. Laten we eens luisteren wat hij zegt: hij veroordeelt zichzelf met zijn eigen woorden: 

Vader Abraham, ontferm u over mij

en geef Lazarus opdracht de top van zijn vinger in water te dopen

en mijn tong daarmee te komen verfrissen

En 

dat gij hem naar het huis van mijn vader wilt sturen,

want ik heb nog vijf broers;

laat hij hen waarschuwen,

opdat zij niet eveneens

in deze plaats van pijniging terechtkomen

De Rijke Man weet verdraaid goed wie Lazarus is! Niks geen onbekende ergens op straat. Hij kent hem met naam en toenaam. Dat hij hem niet zag, wil niet zeggen dat hij hem niet zag! Hij heeft hem moedwillig genegeerd. En nu zij elkaar weer treffen, elk aan een andere kant van de kloof, denkt de Rijke Man nog steeds dat hij hem kan rondcommanderen. 

Geef hem de opdracht…

Stuur hem naar… 

Dát is wat hij zegt. Laat je niet in de luren leggen door het gemiemel van de Rijke Man. Hij is niet zo zielig als hij zich voordoet. 

Zijn verzoeken klinken als weinig, ze zouden haast meelij oproepen, maar ze zijn eigenlijk onbeschaamd en buitensporig. 

Want het gaat niet om de druppel water, het gaat er om dat hij een bediende wil. Hij laat zo zien wie hij is, en laat dus ook zien waarom hij daar zit. Niet omdat hij een grote auto had, of een Zwitserse bankrekening, of omdat zijn jacht niet in de jachthaven past. Hij zit daar omdat hij in- en inslecht is. Een schaamteloos en verdorven mens. 

En zijn broers zijn dat ook, alle vijf. Samen zijn ze met hun zessen. Cijfers hebben in de Bijbel altijd een symbolische betekenis. Zeven is het getal van heelheid, het goede. Zo is zes (zeven min één) het getal van gebrek, tekortkoming, het boze. Het Beest uit Openbaring: zijn getal is zes-zes-zes, hij is slecht in drie dimensies.

De Rijke Man en zijn broers? Die zijn gewoon slecht. Huis-tuin-en-keukenslecht. Maar dat loopt even slecht af.  

De Bijbel is tijdloos. Ook vandaag lopen er mensen rond als de Rijke Man en als de Farizeeën die woorden van God spreken maar met hun houding jegens anderen de Heer bespotten. 

Ook in onze dagen zien we dat er mensen zijn die handel drijven met het Evangelie, of het ten dienste stellen van de machtigsten in de samenleving. Mensen die met de Bijbel in de hand verschrikkelijke standpunten verkondigen: alles om maar in het gevlei te komen bij de mensen - of althans degenen die er toe doen. Want de anderen? Degenen die er niet toe doen? Die zien ze niet. Daar zorgen ze wel voor. De ‘onachtzaamheid’ lijkt op een ongelukje, maar is het niet. Dat is altijd opzet. 

Ja. We lezen vandaag in het evangelie dat je daar een eervolle begrafenis mee kan krijgen. Vele mensen komen daar dan heen. Misschien worden er daar dan zelfs religieuze woorden gesproken, door farizeeërs die belust zijn op geld. Ook de hogepriester Aaron danste immers om het Gouden Kalf. 

Ja, je kan leven feitelijk ten dienste stellen van het klatergoud. Maar een afgod kan jou niet redden. Dat is de les die verscholen zit in de naam Lazarus, of in het Hebreeuws: Eliëzer: God redt, God alleen en niemand anders. 

God redt, en wij mogen meewerken aan ons heil. Daarvoor proberen weg te lopen is meer moeite dan het waard is. Negatieve luiheid. 

Wat we dan wel mogen doen? Nou, daar zijn geen verschijningen voor nodig om ons dat te vertellen. Daar heb je geen wonderen voor nodig, geen visioenen. Je hoeft niet te wachten op een stem uit de hemel. Het staat in de wet, en de profeten, in de Bijbel. Het ligt evengoed besloten in de verkondiging van het Koninkrijk, in de prediking van het Evangelie, hoe wij de sacramenten vieren in de Kerk. Dat alles verkondigt één boodschap. Één waarheid.  

Als wij die navolgen vanuit de openheid naar God die wij geloof noemen, en de openheid naar de ander die ons nodig heeft, dan hoeven wij niet te vrezen voor wat de Rijke Man ten deel valt.  

Dan doen we ons dagelijks werk, en zetten we elke dag weer een nieuwe stap naar het Koninkrijk.


Amen. 


Saturday, 20 September 2025

25e zondag door het jaar C

 

In die tijd sprak Jezus tot zijn leerlingen:
(“Er was eens een rijk man. Hij had een rentmeester,
die bij hem werd aangeklaagd, omdat hij zijn bezit verkwistte.
Hij riep hem dus en vroeg:
Wat hoor ik daar van u?
Geef rekenschap van uw beheer,
want gij kunt niet langer rentmeester blijven.
Toen redeneerde de rentmeester bij zichzelf:
Wat zal ik doen nu mijn heer mij het rentmeesterschap afneemt?
Spitten kan ik niet, en bedelen: daarvoor schaam ik mij.
Ik weet al wat ik ga doen,
opdat ik na mijn ontslag als rentmeester onderdak vind.
Hij ontbood de schuldenaars van zijn heer, één voor één,
en zei tot de eerste:
Hoeveel zijt ge aan mijn meester schuldig?
Deze antwoordde:
Honderd vaten olie.
Maar hij zei: Hier hebt ge uw schuldbekentenis;
ga gauw zitten en schrijf: vijftig.
Daarop vroeg hij nog aan een tweede:
En hoeveel zijt gij schuldig?
Deze antwoordde:
Honderd maten tarwe.
Hij zei hem:
Hier hebt ge uw schuldbekentenis; schrijf: tachtig.
De heer prees het in de onrechtvaardige rentmeester,
dat hij met overleg had gehandeld,
want de kinderen van deze wereld
handelen onderling met meer overleg
dan de kinderen van het licht.
Zo zeg Ik u ook:
Maakt u vrienden door middel van de onrechtvaardige mammon,
opdat zij – wanneer die u komt te ontvallen –
u in de eeuwige tenten opnemen.)
Wie betrouwbaar is in het kleinste
is ook betrouwbaar in het grote;
en wie onrechtvaardig is in het kleinste is ook onrechtvaardig in het grote.
Zijt ge dus niet betrouwbaar geweest
met betrekking tot de onrechtvaardige mammon,
wie zal u dan het waarachtige goed toevertrouwen?
Als ge niet betrouwbaar zijt geweest
in het beheren van andermans goed,
wie zal u dan geven wat gij het uwe kunt noemen?
Geen knecht kan twee heren dienen,
want hij zal dan de een haten en de ander liefhebben,
ofwel de een aanhangen en de ander verachten.
Gij kunt niet God dienen en de mammon.”

 

Beste vrienden,

Toen ik nog op het seminarie zat, aten we maaltijden samen, met de andere studenten met docenten en vrijwilligers die er soms waren. Het gesprek ging dan vaak over wat er die dag gebeurd was, of op het nieuws was geweest.

En een zekere avond was er het bericht geweest dat in het restaurant van een ziekenhuis er voortaan gecontroleerd moest worden of mensen wel echt dokter of verpleegster waren. Er waren namelijk mensen geweest die een doktersjas hadden gekocht en dan naar het ziekenhuis gingen om gratis warm te eten. Schaamteloos! 

Wij spraken daar onze verbazing over uit. Hoe kom je nou op zo`n idee? Om je te verkleden voor een gratis hapje eten? Dat leek ons wel erg omslachtig.

Eén van onze vrijwilligers, de bibliothecaresse, maakte toen een scherpe opmerking. Zij was oud docente. Heel verzorgd in alles, taalgebruik. Een Indische dame met een dictie waar je glas mee kon snijden. En ze zei droogjes. “De kinderen van de duisternis zijn nu eenmaal heel wat uitgekookter dan de kinderen van het licht”

Aan die woorden moest ik weer denken toen ik het Evangelie van deze zondag las, we horen over de onrechtvaardige rentmeester. Dat is wel een beetje een boefje. Hij heeft gefoefeld met het geld dat hem toevertrouwd was en, zoals dat gaat: dat is uitgekomen.

Bij sommige mensen moet Deloitte dan eerst een heel rapport schrijven voor de ongerechtigheid aan het licht kan komen, maar anderen worden zo betrapt. Pech gehad! "Geef rekenschap van uw beheer!", is het bevel. Maar dat kan hij natuurlijk niet. 

De onrechtvaardige rentmeester verdedigt zich niet eens, want het is allemaal waar! Tegenstribbelen is zinloos, maar wat nu? Zijn baan raakt hij kwijt!

En hij heeft kennelijk niet zoveel gestolen dat hij er van kan rentenieren.

Er staat niet ergens een miljoen of negen op een Zwitserse rekening, laat staan dat er zoveel begraven ligt onder één of andere klapperboom.

Ontslag op staande voet! En geen recht op een regeling of een uitkering. Dan blijven er maar twee opties over en beide zijn uitgesloten: Want “spitten kan ik niet, en om te bedelen schaam ik me.”

Maar toch hij heeft een plannetje!

Hij laat de schuldenaars komen en vervalst samen met hen de schuldbekentenissen. Een slimme Bijbelgeleerde heeft dat eens uitgerekend, al die vaten olie en maten tarwe, wat voor bedrag dat zou kunnen zijn en – beste vrienden – je ogen gaan er van wateren, dat zijn een flink aantal jaarsalarissen.

En zo koopt hij nieuwe vrienden, met het geld van zijn baas. Een laatste stukje oneerlijkheid koopt hij genoeg goodwill om de toekomst voorlopig door te komen. Slim.

Jezus doet dat vaker: voorbeelden aanhalen van mensen die op zich genomen niet goed zijn, maar van wie je toch wat kan leren. Boze mensen zijn namelijk vaak bijzonder creatief, bijvoorbeeld om manieren te vinden om anderen te flessen. Wat ze doen is slecht, maar van hun originaliteit kunnen wij echt wel iets opsteken.

Wat kunnen we leren van de onrechtvaardige rentmeester?

Met wat hij heeft, en de positie die hij heeft - hoe oneerlijk hij daar ook mee omgaat - hij handelt met overleg , hij denkt aan de toekomst. Hij leeft niet voor de dag. Hij zal creatieve manieren vinden om - als zijn leventje instort - toch de komende tijd door te komen. En dan komt hij wel weer op een ander geschikt idee. 

Wat hij heeft is op de toekomst gericht.

Het verschíl tussen hem en ons is aan de ene kant dat hij een stuk uitgekookter is dan wij, maar aan de andere kant dat wij – kinderen van het licht, zeg ik even – weten dat de toekomt langer duurt dan we ons kunnen voorstellen. Want onze toekomst ligt bij God.

En als de onrechtvaardige rentmeester al zo creatief is om de komende twee, drie jaar door te komen, want dat is wel de grens van zijn horizon, hoe creatief mogen wij dan wel niet zijn als we ons voorbereiden op het leven bij God?

En zoals de rentmeester creatief is in het listige, zo mogen wij creatief zijn in het goede. Om zo vrienden te maken die ons mee op weg helpen naar de “eeuwige tenten”.

Niet voor eventjes, maar voorgoed.

Ieder van ons heeft een andere achtergrond, een andere persoonlijkheid, een eigen karakter. Iedereen heeft ook een unieke mandje met talenten, ervaring, vermogen, schuld en problemen die samen de contouren van het verhaal van ons leven vormen.

Maar alles wat wij hebben en alles waar wij mee te maken hebben staat niet op zichzelf.

 Al die zaken zijn, zoals de onrechtvaardige rentmeester begreep: op de toekomst gericht en dus  op anderen gericht.  

Wij dan weten dat we niet creatief moeten zijn in het bedrog, maar creatief in de betrouwbaarheid.

Niet creatief in het slechte, maar in het goede.

Niet creatief voor even, maar voor het leven. 

Alles wat wij doen heeft betekenis, hoe wij met de dingen van het hier en nu omgaan is ook vorming voor het leven bij God. Want christen zijn is geen zaak van zondagochtend maar omvat het hele leven.

Als we dat niet begrijpen dan proberen we God te dienen én de Mammon [de geldgod]. Dan behandelen we die twee allebei als wat in zichzelf van belang is.

Maar de Mammon moet ten dienste staan van God. Want als wat we hebben niet uiteindelijk ten dienste staat van iets anders – dan maken we er  onherroepelijk een god van, en rijden we zo de sloot in.

Moge dat inzicht ons vrij maken om buiten onze kaders te denken, ons niet alleen maar vast te klampen aan wat we hebben, of alleen maar geobsedeerd te zijn door de problemen van vandaag

Beiden, onze bezittingen en problemen, wijzen naar iets groters,  nodigen ons uit om verder te kijken, om te zien naar eenieder om ons heen en om op te zien naar Gods eeuwige beloften.

Amen.

Monday, 8 September 2025

Parochiefeest 14 september 2025

 

Uit het heilig evangelie van Onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs.

(Geslachtslijst van Jezus Christus,
zoon van David,
zoon van Abraham.
Abraham was de vader van Isaak,
Isaak van Jakob,
Jakob van Juda en zijn broers;
Juda was de vader van Peres en Zerach,
die uit Tamar geboren werden;
Peres was de vader van Chesron.
Chesron van Aram.
Aram van Amminadab,
Amminadab van Nachson,
Nachson van Salmon,
Salmon van Boaz, die uit Rachab geboren werd;
Boaz was de vader van Obed,
geboren uit Ruth;
Obed was de vader van Isaï
en Isaï van David, de koning.
David was de vader van Salomo,
die geboren werd uit de vrouw van Uria;
Salomo was de vader van Rechabeam,
Rechabeam van Abia,
Abia van Asa,
Asa van Josafat,
Josafat van Joram,
Joram van Uzzia,
Uzzia van Jotam,
Jotam van Achaz,
Achaz van Hizkia,
Hizkia van Manasse,
Manasse van Amon,
Amon van Josia,
Josia van Jechonja en zijn broers,
in de tijd van de Babylonische ballingschap.
Na de Babylonische ballingschap
werd Jechonja de vader van Sealtiël,
Sealtiël van Zerubabel,
Zerubabel van Abihud,
Abihud van Eljakim,
Eljakim van Azor,
Azor van Sadok,
Sadok van Achim,
Achim van Eliud,
Eliud van Eleazar,
Eleazar van Mattan,
Mattan van Jakob
Jakob nu was de vader van Jozef, de man van Maria,en uit haar werd geboren Jezus, die Christus genoemd wordt.)

De geboorte van Jezus Christus vond plaats op deze wijze:
toen zijn moeder Maria verloofd was met Jozef
bleek zij, voordat ze gingen samenwonen,
zwanger van de heilige Geest.
Omdat Jozef, haar man, rechtschapen was
en haar niet in opspraak wilde brengen,
dacht hij er over
in stilte van haar te scheiden.
Terwijl hij dit overwoog,
verscheen hem in een droom een engel van de Heer
die tot hem sprak:
“Jozef, zoon van David,
wees niet bevreesd, Maria, uw vrouw, tot u te nemen;
het kind in haar schoot is van de heilige Geest.
Zij zal een Zoon ter wereld brengen die gij Jezus moet noemen,
want Hij zal zijn volk redden uit hun zonden.”
Dit alles is geschied, opdat vervuld zou worden
wat de Heer gesproken heeft door de profeet, die zegt:
“Zie, de maagd zal zwanger worden
en een zoon ter wereld brengen,
en men zal Hem de naam Immanuël geven.”
Dat is in vertaling: God met ons.


Beste vrienden,

Wat fijn om hier samen te zijn op deze dag. Na de prachtige installatie vorige week, die ik en mijn familie en vrienden met zoveel vreugde beleefd hebben. Blijft de vreugde aanhouden. We vieren ons parochiefeest op de zondag die hoort bij Maria Geboorte.

Nu kennen we veel Mariafeesten op onze kerkelijke kalender. En elk feest legt de nadruk op een ander aspect van haar leven. Op Maria Geboorte kijken we naar haar begin als dochter van Joachim en Anna, de opa en oma van de Heer. Terwijl in de lezingen we vooruitkijken naar de vervulling van haar leven, Moeder van de Heer te zijn.

Geen enkel mens komt zomaar ter wereld, als volledig onbeschreven blad. We hebben allemaal een taak in het leven en het is onze spannende opdracht om die te leren zien. Die Hij heeft voorbestemd, heeft Hij ook geroepen. (Rom 8:30), lezen we in de tweede lezing. Als je bent uitgenodigd om de weg met God te gaan dan ligt er ook een weg die je mag gaan. We zijn geen blaadjes die worden meegesleurd op de wilde rivier van het leven, voortgedreven door blinde krachten die we niet kennen. We mogen samen-werken aan iets nieuws.

Voor onszelf en de mensen om ons heen kan dat nieuwe altijd nog een grote verrassing zijn, of zelfs een schok. Wij, gewone mensen leven altijd in het hier en nu. De toekomst overzien we meestal niet zomaar. We horen in het evangelie over de zwangerschap van Maria zelf. Dat was haar roeping. Moeder van Jezus zijn.

In het stuk er voor, dat hebben we nu maar even overgeslagen, want het is een hele lap, staat een geslachtslijst. Tweeenveertig generaties vanaf Abraham,  zevenentwintig generaties vanaf koning David. Voor Jozef was het nieuwe een grote schok, hij wilde zelfs stilletjes afstand nemen van Maria. Voor hem is het on-denkbaar wat er gebeurt. Maar God werkte al 42 generaties, duizend jaar, aan dit plan. En wat er ook gebeurt, of er nu gloriedagen zijn – zoals onder David – of je wordt geboren in ballingschap , wat ook gebeurt. Er komt een nieuwe koning, uit de stam van David, die door Maria tot de mensen."God met ons". Dat is zijn naam. 

Het zou voor ons zijn, als dat we in onze dagen de vervulling zouden zien van een belofte die gedaan werd in het begin van de 10de eeuw.  975. Onvoorstelbaar. Zolang kan iets bij God in de week liggen. Of nog langer, als dat moet. Geen wonder dat wij dat niet zien, en onze eigen conclusies trekken. Geen enkel mens kan zo`n plan overzien. Zelfs Jozef had een boodschap van een engel in zijn droom nodig om dat duwtje naar vertrouwen te krijgen. Zien dat wat er gebeurt geen ramp is, maar een diepe vervulling, niet alleen voor hemzelf, maar voor alle mensen. Dat noemen we Voorzienigheid – God voorziet wat wij nodig hebben om onze roeping waar te maken, en maakt dat ook mogelijk.  

Zo is het ook een beetje voor ons op deze dag. Aan de ene kant staan wij in een lange traditie, een schier eindeloos kronkelpad door de eeuwen heen. Moeilijke tijden, gouden tijden, rouw- en feestdagen – het hoort er allemaal bij. Vandaag is het feest. We vieren dat we er zijn, wat we allemaal mogen doen vanuit ons geloof – hoe we dat ook onder woorden brengen of in ons (vrijwilligers)werk laten zien als wij wat minder van de woorden zijn. We vertrouwen onszelf toe aan God, aan zijn voorzienigheid. We leven uit hoop, in vreugde om alle goede dingen die wij mogen ontvangen uit zijn hand.

Dan mag deze feestdag ook een uitzicht zijn: op de vervulling van ons uiteindelijke leven bij God. Openbaring heeft het over een bruiloftsmaal in de Hemel. De Hemel is een feestelijke plek! Mag elk feest ons daar dan van laten voorproeven. Dat wij met eigen ogen de vervulling van ons levenpad zullen zien, en er van mogen genieten.

Amen.

Tuesday, 19 August 2025

Zondag 21 door het jaar C

 

In die tijd trok Jezus rond door steden en dorpen,
gaf er onderricht
en zette zijn reis voort naar Jeruzalem.
Iemand vroeg Hem:
“Heer, zijn het er weinig die gered worden?”
Maar Hij sprak tot hen:
“Spant u tot het uiterste in
om door de nauwe deur binnen te komen,
want, Ik zeg u, velen zullen proberen binnen te komen,
maar zij zullen daar niet in slagen.
Als eenmaal de huisvader is opgestaan en de deur gesloten heeft
en als gij dan buiten op de deur begint te kloppen
en begint te roepen: Heer, doe open!
zal Hij u antwoorden: Ik weet niet waar gij vandaan komt.
Dan zult ge opwerpen:
In uw tegenwoordigheid hebben we gegeten en gedronken,
en in onze straten hebt ge onderricht gegeven.
Maar weer zal zijn antwoord zijn:
Ik weet niet waar gij vandaan komt.
Gaat weg van Mij, gij allen, die ongerechtigheid bedrijft.
Daar zal geween zijn en tandengeknars,
wanneer gij Abraham, Isaäk en Jakob al de profeten
zult zien in het Rijk Gods,
terwijl ge zelf buiten geworpen zult zijn.
Zij zullen komen uit het oosten en het westen,
uit het noorden en het zuiden,
en zij zullen aanzitten in het koninkrijk Gods.
Denkt eraan:
er zijn laatsten die eersten en eersten die laatsten zullen zijn.

 

Beste vrienden,

De Heilige Augustinus sprak en schreef heel veel. Mensen stelden hem allerlei vragen. Collega’s en gelovigen legden hem hun problemen voor, en daar ging hij dan mee aan de slag. Juist omdat hij zo druk was, had hij niet altijd evenveel geduld met domme vragen. Zo vroeg iemand hem eens wat God aan het doen was voor hij de wereld schiep. Hij gaf daarop ten antwoord dat hij de Hel aan het bouwen was, voor mensen die zich dat soort dingen afvroegen.  

Dat was misschien even wat minder aardig van bisschop Augustinus, maar soms moet je duidelijkheid scheppen. Niet alle geestelijke en theologische vragen zijn gelijk geschapen, hoe interessant ze er misschien ook van een afstandje uitzien! Sommige vragen zijn wezenlijk – we moeten ze ons afvragen. Ze horen bij wie we zijn als christenen in deze tijd. Hoe kunnen we als wereldkerk onze plaats bepalen in een bange, heidense wereld waar leiders zich neervlijen voor de valse beloften van macht, egoïsme en geweld – het Gouden Kalf? Dat is zo`n vraag.

Sommige andere vragen zijn academisch: zinvol maar vooral bedoeld voor specialisten. Zij houden zich er vooral mee bezig om priesters, diakens en andere theologen intellectueel te bekwamen voor hun taak en om elkaar te bevragen, scherp te houden en te inspireren. Zo kun je bijvoorbeeld op termijn niet meer goed preken als je je vak niet bijhoudt, als je niet meer leest of studeert. Dus dat is belangrijk.

Maar! Dan zijn er ook nog vragen die nergens toe leidden! Het enige wat die vragen bewerken is dat je steeds meer wordt verstrikt in je eigen verstand, of in zinloze discussies (steeds dezelfde!)

Soms zijn dat discussies van eeuwen geleden die opeens weer als een soort zombie door het beeld komen schuifelen. Internetdiscussies lopen hier vaak op uit. Dan krijg je opeens zo`n Youtubefilmpje met een zolderkamertheoloog die het Rechtvaardigingsdebat uit de zestiende en zeventiende eeuw nog eens van nul af wil gaan voeren. Maar dan zonder het verstand en de context van de zestiende en zeventiende-eeuwers.

Zinloze discussies hebben altijd één belangrijke karakteristiek: ze plaatsen de deelnemers buiten de vraag. Ze zijn in discussie, niet omdat ze met hun vragen worstelen: zoals Paulus, Augustinus, Luther, Calvijn en het Concilie van Trente wèl met hart en ziel die discussies aangingen! Nee, integendeel: ze houden gewoon heel erg van discussiëren! Het maakt niet uit waarover. Henzelf raakt het niet. Als ze verveeld raken over de rechtvaardiging dan roepen ze wel weer een ander spook uit het verleden op. Het is alsof je te biecht moet gaan bij de Heks van Endor!

In het evangelie van vandaag horen we over Jezus – hij is op weg naar Jeruzalem – en ergens in Galilea komt hij zo`n Youtubetheoloog tegen. En ik stel hem me voor met zo’n selfiestick, zijn mobiel er op, een microfoon onder Jezus neus, en een bordje erbij met de naam van de uitzending “Elijahoes Eerlijke antwoorden!”. En dan komt hij met zijn ademloze vraag, zoals mensen op internet dat doen.

“Heer!. Zijn het er WEINIG? Die gered worden?!” – de “schreeuw van angst en “vuur”-emoji’s met bijbehorende geluidseffecten moet je er zelf even bijbedenken.

En het lijkt zo`n serieuze, terechte vraag.  “Heer, zijn het er weinig die gered worden?” . Maar die vraag is in dit geval helemaal niet zo terecht als je zou denken.

Wat zeg je als je vraagt, zijn er weinig die gered worden? Het is niet zomaar een vraag. De vraag is hier abstract, gaat over anderen. Elijahoe (zo blij ik hem maar even noemen) stelt zich op als een toeschouwer. Alsof hij naar een conflict ver weg kijkt met blocnote er bij, en zich afvraagt: zullen er veel of weinig zijn die dat overleven? En wat zal er daarna gebeuren?”. Dat alles zegt hij wellicht ademloos, maar wel als ademloze buitenstaander, en aan het einde van het filmpje gaat hij even ademloos door naar de volgende vraag.

Maar zèlf, zelf staat hij op afstand. Hij is niet écht verbonden met anderen. Het is discussie om de discussie. Of erger nog, het is discussie om zichzelf goed te voelen. Kijk eens naar die anderen, die het niet gaan redden! Nee, dan doe ik het toch goed. Gelukkig! Ik ben niet als hen!

Maar de vraag naar het heil is geen zaak voor waarneming van buiten of zelfverheffing. Geen zaak waar je je mobieltje op kan richten en heel druk over moet discussiëren. Je kan er ook niet zomaar een getal aan vastplakken, als veel of weinig. Waarom niet? Omdat je er zelf nooit buiten staat![1] De heilsvraag gaat niet over een of andere abstracte groep. Het gaat in de eerste plaats over onszelf.  

En élke keer dat je bezig bent met jezelf er buiten te plaatsen, door je bezig te houden met dat soort vragen doe je ook iets niet. Namelijk: je inzetten voor datzelfde heil. Het een kost je het andere. Er zit echt iets gevaarlijks in.

Jezus geeft hem de vraag dus terug. Waar de vragensteller een onbetrokken vraag stelt, krijgt hij betrokken antwoord, van aangezicht tot aangezicht. Jezus richt zich niet tot het volk dat er om heen staat, maar tot de man die voor hem staat, de man van de vraag. Elijahoe  krijgt eerlijk antwoord.

Jij, zegt hij, span jij je in. Want niet voor iedereen die zegt Heer, Heer wordt opengedaan. Waarom niet? Moet je een toets afleggen aan de deur? Heb je het verkeerde boek gelezen? Had je niet de juiste mening over God? Luisterde je naar de verkeerde Youtubetheoloog? Was je te vurig? Te onbeleefd? Nee. Het is een categoriefout. Je zit op de verkeerde verdieping. Je staat aan de verkeerde deur.

Je hebt misschien veel over God, of erger nog, theologie,  gediscussieerd, maar daarmee ken je God nog niet. Dat zijn twee verschillende dingen.

Hoe kennen we God?

Lucas 13, 22-30 waar we nu uit lezen spiegelt de passage van een maand geleden Lucas 11:, 1-13, dat is ook een verhaal van iemand die aan de deur staat, op een gekke tijd – doe open ik heb wat van je nodig. En de Heer die al in bed ligt, heeft alle reden om te zeggen, vent kras op!. Maar Hij doet dat niet. Waarom niet? Twee redenen:

Hij is een vriend, en hij is onbescheiden aan het aandringen.

Je kan heel veel kennis hebben over mensen, zoals fans hun favoriete voetballer volgen. Ze weten alles over Lionel Messi! Ze gaan er helemaal in op. Ze discussiëren eindeloos over wat de var en van brouwde, of over dat ene doelpunt…. Maar…

Maar ken je Messi? Nee. Sorry, maar nee. Als je bij hem aan de deur zou komen word je vriendelijk maar dwingend meegenomen door de beveiliging. Je krijgt niet eens de kans om bij hem aan te kloppen!

Zo is het ook bij God, maar dan omgekeerd. Een voetballer is maar een mens en een mens heeft misschien enkele tientallen die hem redelijk goed kennen. Hooguit. En een handvol echte vrienden. Ik hoop tenminste dat ze echte vrienden hebben. Hoe beroemder je bent hoe moeilijker dat wordt. Als je beroemd bent weet iedereen alles over je, maar niemand kent je.

God wil – omgekeerd - dat iedereen Hem leert kennen, leert kennen als vriend, als Vader, als Zoon, als Heilige Geest. Er is geen grens aan hoeveel kinderen, vrienden, Hij kan hebben. De hele wereld kan er oneindig vaak in. Alle liefde die hij jou geeft gaat nooit ten koste van een ander, het is een onuitputtelijke bron.

Discussies om God heen, zoals welke spelers uit de Christencompetitie wel eens een rode kaart verdienden, of welk theologisch doelpunt het mooist was, en hoeveel fans een stadionverbod krijgen… Daar gaat het dus niet om. Want al die discussie raken jou slechts aan de buitenkant, als toeschouwer. En dat is niet de plek waar je moet zijn.

Waar dan wel? Span je daarvoor in! Voor de vriendschap met God. Zoek Hem niet van de buitenkant, praat niet over Hem alsof hij een voetballer is, of een interessante kwestie uit 1725, maar wees eens onbescheiden en meld je bij Hem als vriend.

Niet van een afstand, maar dichtbij. Want hij is niet ver weg. Hij is dichtbij. Het Woord is dichtbij, de sacramenten zijn dichtbij. Het gebed is dichtbij. Het goede wat je kan doen voor een ander is dichtbij. Niemand vraagt je het onmogelijke. Iedereen kan zich inspannen. God is geen proefwerk waar je voor zakken kan.

God zelf is de deur, en wie klopt zal opengedaan worden.

Amen.

 



[1] Ook theologische worstelingen, zoals die van Augustinus met woorden als dat velen geroepen zijn, maar weinigen uitverkoren - moet uitlopen op een overtuiging van de onvanzelsprekendheid van het heil, hoe een levende vriendschap met God niet iets is wat automatisch tot stand komt, omdat Jezus ooit, lang geleden, eens bij ons door de straat gelopen is. Echter, dergelijke theologische opvattingen zijn zonder een dergelijke overtuiging, als waren zij één theorie onder de theorieën, niet geschikt voor geestelijke consumptie.