Tuesday, 19 August 2025

Zondag 21 door het jaar C

 

In die tijd trok Jezus rond door steden en dorpen,
gaf er onderricht
en zette zijn reis voort naar Jeruzalem.
Iemand vroeg Hem:
“Heer, zijn het er weinig die gered worden?”
Maar Hij sprak tot hen:
“Spant u tot het uiterste in
om door de nauwe deur binnen te komen,
want, Ik zeg u, velen zullen proberen binnen te komen,
maar zij zullen daar niet in slagen.
Als eenmaal de huisvader is opgestaan en de deur gesloten heeft
en als gij dan buiten op de deur begint te kloppen
en begint te roepen: Heer, doe open!
zal Hij u antwoorden: Ik weet niet waar gij vandaan komt.
Dan zult ge opwerpen:
In uw tegenwoordigheid hebben we gegeten en gedronken,
en in onze straten hebt ge onderricht gegeven.
Maar weer zal zijn antwoord zijn:
Ik weet niet waar gij vandaan komt.
Gaat weg van Mij, gij allen, die ongerechtigheid bedrijft.
Daar zal geween zijn en tandengeknars,
wanneer gij Abraham, Isaäk en Jakob al de profeten
zult zien in het Rijk Gods,
terwijl ge zelf buiten geworpen zult zijn.
Zij zullen komen uit het oosten en het westen,
uit het noorden en het zuiden,
en zij zullen aanzitten in het koninkrijk Gods.
Denkt eraan:
er zijn laatsten die eersten en eersten die laatsten zullen zijn.

 

Beste vrienden,

De Heilige Augustinus sprak en schreef heel veel. Mensen stelden hem allerlei vragen. Collega’s en gelovigen legden hem hun problemen voor, en daar ging hij dan mee aan de slag. Juist omdat hij zo druk was, had hij niet altijd evenveel geduld met domme vragen. Zo vroeg iemand hem eens wat God aan het doen was voor hij de wereld schiep. Hij gaf daarop ten antwoord dat hij de Hel aan het bouwen was, voor mensen die zich dat soort dingen afvroegen.  

Dat was misschien even wat minder aardig van bisschop Augustinus, maar soms moet je duidelijkheid scheppen. Niet alle geestelijke en theologische vragen zijn gelijk geschapen, hoe interessant ze er misschien ook van een afstandje uitzien! Sommige vragen zijn wezenlijk – we moeten ze ons afvragen. Ze horen bij wie we zijn als christenen in deze tijd. Hoe kunnen we als wereldkerk onze plaats bepalen in een bange, heidense wereld waar leiders zich neervlijen voor de valse beloften van macht, egoïsme en geweld – het Gouden Kalf? Dat is zo`n vraag.

Sommige andere vragen zijn academisch: zinvol maar vooral bedoeld voor specialisten. Zij houden zich er vooral mee bezig om priesters, diakens en andere theologen intellectueel te bekwamen voor hun taak en om elkaar te bevragen, scherp te houden en te inspireren. Zo kun je bijvoorbeeld op termijn niet meer goed preken als je je vak niet bijhoudt, als je niet meer leest of studeert. Dus dat is belangrijk.

Maar! Dan zijn er ook nog vragen die nergens toe leidden! Het enige wat die vragen bewerken is dat je steeds meer wordt verstrikt in je eigen verstand, of in zinloze discussies (steeds dezelfde!)

Soms zijn dat discussies van eeuwen geleden die opeens weer als een soort zombie door het beeld komen schuifelen. Internetdiscussies lopen hier vaak op uit. Dan krijg je opeens zo`n Youtubefilmpje met een zolderkamertheoloog die het Rechtvaardigingsdebat uit de zestiende en zeventiende eeuw nog eens van nul af wil gaan voeren. Maar dan zonder het verstand en de context van de zestiende en zeventiende-eeuwers.

Zinloze discussies hebben altijd één belangrijke karakteristiek: ze plaatsen de deelnemers buiten de vraag. Ze zijn in discussie, niet omdat ze met hun vragen worstelen: zoals Paulus, Augustinus, Luther, Calvijn en het Concilie van Trente wèl met hart en ziel die discussies aangingen! Nee, integendeel: ze houden gewoon heel erg van discussiëren! Het maakt niet uit waarover. Henzelf raakt het niet. Als ze verveeld raken over de rechtvaardiging dan roepen ze wel weer een ander spook uit het verleden op. Het is alsof je te biecht moet gaan bij de Heks van Endor!

In het evangelie van vandaag horen we over Jezus – hij is op weg naar Jeruzalem – en ergens in Galilea komt hij zo`n Youtubetheoloog tegen. En ik stel hem me voor met zo’n selfiestick, zijn mobiel er op, een microfoon onder Jezus neus, en een bordje erbij met de naam van de uitzending “Elijahoes Eerlijke antwoorden!”. En dan komt hij met zijn ademloze vraag, zoals mensen op internet dat doen.

“Heer!. Zijn het er WEINIG? Die gered worden?!” – de “schreeuw van angst en “vuur”-emoji’s met bijbehorende geluidseffecten moet je er zelf even bijbedenken.

En het lijkt zo`n serieuze, terechte vraag.  “Heer, zijn het er weinig die gered worden?” . Maar die vraag is in dit geval helemaal niet zo terecht als je zou denken.

Wat zeg je als je vraagt, zijn er weinig die gered worden? Het is niet zomaar een vraag. De vraag is hier abstract, gaat over anderen. Elijahoe (zo blij ik hem maar even noemen) stelt zich op als een toeschouwer. Alsof hij naar een conflict ver weg kijkt met blocnote er bij, en zich afvraagt: zullen er veel of weinig zijn die dat overleven? En wat zal er daarna gebeuren?”. Dat alles zegt hij wellicht ademloos, maar wel als ademloze buitenstaander, en aan het einde van het filmpje gaat hij even ademloos door naar de volgende vraag.

Maar zèlf, zelf staat hij op afstand. Hij is niet écht verbonden met anderen. Het is discussie om de discussie. Of erger nog, het is discussie om zichzelf goed te voelen. Kijk eens naar die anderen, die het niet gaan redden! Nee, dan doe ik het toch goed. Gelukkig! Ik ben niet als hen!

Maar de vraag naar het heil is geen zaak voor waarneming van buiten of zelfverheffing. Geen zaak waar je je mobieltje op kan richten en heel druk over moet discussiëren. Je kan er ook niet zomaar een getal aan vastplakken, als veel of weinig. Waarom niet? Omdat je er zelf nooit buiten staat![1] De heilsvraag gaat niet over een of andere abstracte groep. Het gaat in de eerste plaats over onszelf.  

En élke keer dat je bezig bent met jezelf er buiten te plaatsen, door je bezig te houden met dat soort vragen doe je ook iets niet. Namelijk: je inzetten voor datzelfde heil. Het een kost je het andere. Er zit echt iets gevaarlijks in.

Jezus geeft hem de vraag dus terug. Waar de vragensteller een onbetrokken vraag stelt, krijgt hij betrokken antwoord, van aangezicht tot aangezicht. Jezus richt zich niet tot het volk dat er om heen staat, maar tot de man die voor hem staat, de man van de vraag. Elijahoe  krijgt eerlijk antwoord.

Jij, zegt hij, span jij je in. Want niet voor iedereen die zegt Heer, Heer wordt opengedaan. Waarom niet? Moet je een toets afleggen aan de deur? Heb je het verkeerde boek gelezen? Had je niet de juiste mening over God? Luisterde je naar de verkeerde Youtubetheoloog? Was je te vurig? Te onbeleefd? Nee. Het is een categoriefout. Je zit op de verkeerde verdieping. Je staat aan de verkeerde deur.

Je hebt misschien veel over God, of erger nog, theologie,  gediscussieerd, maar daarmee ken je God nog niet. Dat zijn twee verschillende dingen.

Hoe kennen we God?

Lucas 13, 22-30 waar we nu uit lezen spiegelt de passage van een maand geleden Lucas 11:, 1-13, dat is ook een verhaal van iemand die aan de deur staat, op een gekke tijd – doe open ik heb wat van je nodig. En de Heer die al in bed ligt, heeft alle reden om te zeggen, vent kras op!. Maar Hij doet dat niet. Waarom niet? Twee redenen:

Hij is een vriend, en hij is onbescheiden aan het aandringen.

Je kan heel veel kennis hebben over mensen, zoals fans hun favoriete voetballer volgen. Ze weten alles over Lionel Messi! Ze gaan er helemaal in op. Ze discussiëren eindeloos over wat de var en van brouwde, of over dat ene doelpunt…. Maar…

Maar ken je Messi? Nee. Sorry, maar nee. Als je bij hem aan de deur zou komen word je vriendelijk maar dwingend meegenomen door de beveiliging. Je krijgt niet eens de kans om bij hem aan te kloppen!

Zo is het ook bij God, maar dan omgekeerd. Een voetballer is maar een mens en een mens heeft misschien enkele tientallen die hem redelijk goed kennen. Hooguit. En een handvol echte vrienden. Ik hoop tenminste dat ze echte vrienden hebben. Hoe beroemder je bent hoe moeilijker dat wordt. Als je beroemd bent weet iedereen alles over je, maar niemand kent je.

God wil – omgekeerd - dat iedereen Hem leert kennen, leert kennen als vriend, als Vader, als Zoon, als Heilige Geest. Er is geen grens aan hoeveel kinderen, vrienden, Hij kan hebben. De hele wereld kan er oneindig vaak in. Alle liefde die hij jou geeft gaat nooit ten koste van een ander, het is een onuitputtelijke bron.

Discussies om God heen, zoals welke spelers uit de Christencompetitie wel eens een rode kaart verdienden, of welk theologisch doelpunt het mooist was, en hoeveel fans een stadionverbod krijgen… Daar gaat het dus niet om. Want al die discussie raken jou slechts aan de buitenkant, als toeschouwer. En dat is niet de plek waar je moet zijn.

Waar dan wel? Span je daarvoor in! Voor de vriendschap met God. Zoek Hem niet van de buitenkant, praat niet over Hem alsof hij een voetballer is, of een interessante kwestie uit 1725, maar wees eens onbescheiden en meld je bij Hem als vriend.

Niet van een afstand, maar dichtbij. Want hij is niet ver weg. Hij is dichtbij. Het Woord is dichtbij, de sacramenten zijn dichtbij. Het gebed is dichtbij. Het goede wat je kan doen voor een ander is dichtbij. Niemand vraagt je het onmogelijke. Iedereen kan zich inspannen. God is geen proefwerk waar je voor zakken kan.

God zelf is de deur, en wie klopt zal opengedaan worden.

Amen.

 



[1] Ook theologische worstelingen, zoals die van Augustinus met woorden als dat velen geroepen zijn, maar weinigen uitverkoren - moet uitlopen op een overtuiging van de onvanzelsprekendheid van het heil, hoe een levende vriendschap met God niet iets is wat automatisch tot stand komt, omdat Jezus ooit, lang geleden, eens bij ons door de straat gelopen is. Echter, dergelijke theologische opvattingen zijn zonder een dergelijke overtuiging, als waren zij één theorie onder de theorieën, niet geschikt voor geestelijke consumptie.


Saturday, 16 August 2025

Zondag 20 door het jaar C

 

Uit de Profeet Jeremia.
In die dagen zeiden de edelen tot de koning:
“Laat die profeet Jeremia ter dood brengen.
Door zijn woorden ontmoedigt hij de soldaten,
die nog in de stad zijn
en de hele bevolking.
Die man wil niet het welzijn van het volk, maar zijn ondergang.”
Koning Sidkia antwoordde:
“Goed, hij is in uw macht; ik kan toch niet tegen u op.”
Toen grepen zij Jeremia vast
en wierpen hem in de put van prins Malkia,
in de nabijheid van het wachthuis;
met touwen lieten ze hem neer.
In de put was geen water, alleen slijk,
zodat Jeremia erin wegzonk.
Terwijl de koning zitting hield in de Benjaminpoort,
verliet Ebed-Melek het paleis,
ging naar de koning en zei:
“Heer koning, deze mannen hebben een misdaad begaan
tegen de profeet Jeremia,
door hem in de put te werpen.”
Daarop gaf de koning aan de Ethiopiër Ebed-Melek de opdracht:
“Neem drie mannen met u mee
en haal de profeet Jeremia uit de put eer hij sterft.”

 

In die tijd sprak Jezus tot zijn leerlingen:
“Vuur ben Ik op aarde komen brengen,
en hoe verlang Ik dat het reeds oplaait!
Ik moet een doopsel ondergaan,
en hoe beklemd voel Ik mij, totdat het volbracht is.
Meent gij dat Ik op aarde vrede ben komen brengen?
Neen, zeg Ik u, juist verdeeldheid.
Want van nu af zullen er vijf in één huis verdeeld zijn;
drie zullen er staan tegenover twee
en twee tegenover drie;
de vader tegenover de zoon en de zoon tegenover de vader;
de moeder tegenover de dochter
en de dochter tegenover de moeder,
de schoonmoeder tegenover de schoondochter
en de schoondochter tegenover de schoonmoeder.

 

Beste vrienden

Zoals u misschien weet ben ik een wetenschappelijk artikel aan het schrijven, het moet volgende week af zijn. Het gaat er over hoe er in de streek vandaan kom tussen 1830 en 1840 werd omgegaan met conflicten in en over de kerk – en waarom de overheid daar veel vaker dan elders bij betrokken was. Ik kan jullie zeggen, conflicten in de kerk zijn altijd goed voor sappig archiefmateriaal. Meestal gaat het over geld en goed (mensen veranderen niet!) en wie wat toekomt, maar soms wordt ook iemand aangegeven om wat hij zei, want dat was misschien tegen de zin van de regering. En dan waren er natuurlijk ook vreemde vogels en geboren onruststokers die moeilijkheden opzochten zoals motten naar de vlam fladderen.  Die waren dan vaak ook nog eens heel populair onder de mensen. Het volk houdt wel van een beetje reuring.

Gelukkig leven we nu in een tijd waar niemand achter de pilaar zit verstopt om sappige citaten op te schrijven en in te leveren bij de burgemeester. Misschien is zelfs wel het tegendeel waar. Hoe meer vieringen er worden gestreamd, des te transparanter alles wordt, des te minder interesse – laat staan opwinding je vindt. Die krijg je alleen als een dominee of pastoor iets heel grofs zegt vanaf de kansel, of iemand communie weigert.

Dat voelt ergens wel heel vredig maar soms is het … te rustig om je heen. Te rustig in de kerk. Alsof de kerk een rusthuis geworden is, met een feelgood boodschap zoals dat je aardig moet zijn voor elkaar. De kerk is zelf ook conflictmijdend van karakter, en dat hoort ergens ook wel zo. Je moet met iedereen door een deur kunnen want de kerk is er voor iedereen.

Maar toch, maar toch…. Kan het ook te rustig zijn? Rond Jezus is het nooit echt rustig. En het Oude Testament kent wel mooie momenten van rust, maar …. Die momenten liggen niet direct aan de oppervlakte. Het Woord van God is geen zachte balsem, eerder is het in moeilijke tijden een gevaarlijk goedje. Je kan er aardig mee in de problemen komen. En niet alleen maar omdat je zelf zo graag problemen opzoekt.

In de eerste lezing horen we over Sidkia, (Zedekia) dat is geen sterke leider. En dat is een probleem, want de situatie is slecht, er is militaire dreiging. Daar heeft Sidkia ook nog eens zelf voor gezorgd. Zijn onverantwoordelijke edelen hebben het land aan de rand van de afgrond gebracht. Jeremias zijn verwijt. Hij heeft de waarheid gesproken, en gezegd: Koning, als het zo doorgaat loopt het slecht af.

Nu zijn koningen zelden heel goed in het organiseren van tegenspraak. Macht is ook een risicovol goedje, want als je alleen jaknikkers om je heen duldt raak je het contact met de werkelijkheid kwijt. Zwakke koningen zijn daarin het ergst. Die zijn zo fragiel dat ze snel onder de duim raken van mensen die er geweldig uitzien maar het niet zijn, edelen bijvoorbeeld en hen al gauw te ver laten gaan.

Degenen die hem proberen te waarschuwen, kun je verder ook nog eens makkelijk in de hoek zetten en labelen als “probleemgeval” of “lastpak”. Daar kennen we er immers genoeg  voorbeelden van. Daar hoef je niet eens voor naar een archief.

En voor je het weet lig je onderin een put. In de blubber. En pas als de edelen weg zijn durft hij hem er weer uit te halen. Mannen met een flexibele ruggengraat zorgen zo voor meer problemen dan een heel land aankan. Jeremias had gelijk, Sidkia leidt het land onherroepelijk naar de afgrond.

Als je in moeilijke tijden de waarheid probeert te spreken, dan kom je er achter dat de waarheid een gevaarlijk goedje is, zo gevaarlijk dat veel mensen om je heen zelfs zullen zeggen dat het niet bestaat. (Dat is makkelijk, dan hoef je er ook niet over na te denken). Zelfs als de waarheid letterlijk voor je staat, zal Pilatus nog zeggen dat hij niet weet wat de waarheid is.  

En als het echt spannend wordt, krijgt vrijwel iedereen een belang om niet te zien wat hij of zij ziet. Vrijwel iedereen doet er aan mee. Dan kan de waarheid zeggen een eenzaam verhaal opleveren. Een waarmee je letterlijk of figuurlijk in de put komt te zitten. En mensen om je heen? Daar raak je mee in conflict. Het is onvermijdelijk.

Jezus verlangt niet naar conflict, hij verlangt naar vuur: het vuur van de waarheid, leven uit de waarheid. Want alleen als je uit de waarheid leeft maak je waar dat je naar het beeld van God geschapen bent. God is zelf waarheid!

Maar leef je eenmaal met dat vuur, met die waarheid dan levert dat ironisch genoeg geen makkelijk leventje op. Zomaar wat zeggen, met iedereen meebuigen? Ja zo kun je rustig leven! Dan ligt er naar honderd geen dik pak over jou in het archief. Maar een lijn trekken, woorden spreken die echt wat betekenen juist als mensen dat niet willen horen? Oef!

Dan ga je het horen, en merken.

De geschiedenis leert ons dat de meeste mensen toch precies dat doen, meebewegen – hopen dat het overwaait. Dat gaat heel lang goed. Tot het niet meer gaat, maar vaak is het dan al te laat. De waarheid gaat immers niet weg enkel en alleen omdat je er niet in wil geloven.

Pak je moeilijkheden dus maar zo vroeg mogelijk. Beter eens in de blubber belanden dan het land mee de afgrond in rijden. En als je een gewoonte maakt van die klappen accepteren en niet langer te geloven dat het leven altijd maar makkelijk moet zijn. Dat maakt het leven misschien even minder makkelijk, maar het maakt jou sterker: en andere mensen hebben dan ook wat aan je. Meelopers zijn er immers al genoeg.

Niet makkelijk, niet veilig, maar wel jezelf. Recht overeind.

 Amen.