Friday, 1 August 2025

18e zondag door het jaar C

 

In die tijd zei iemand uit het volk tegen Jezus:
“Meester, zeg aan mijn broer dat hij de erfenis met mij deelt.”
Maar Jezus antwoordde hem:
“Man, wie heeft Mij tot rechter of verdeler over u aangesteld?”
En Hij sprak tot hem:
“Pas op en wacht u voor alle hebzucht!
Want geen enkel bezit, – al is dit nog zo overvloedig –
kan uw leven veilig stellen.”
Hij vertelde hun de volgende gelijkenis:
“Het land van een rijk man had een grote oogst opgeleverd.
Daarom overlegde deze bij zichzelf:
Wat moet ik doen?
Ik heb geen ruimte om mijn oogst te bergen.
En hij zei:
Dit ga ik doen:
ik breek mijn schuren af en bouw grotere:
daarin zal ik dan heel mijn rijkdom aan koren opbergen.
Dan zal ik tot mijzelf zeggen:
Man, je hebt een grote rijkdom liggen, voor lange jaren;
rust nu uit,
eet en drink en geniet ervan!
Maar God sprak tot hem:
Dwaas!
Nog deze nacht komt men je leven van je opeisen;
en al die voorzieningen, die je getroffen hebt,
voor wie zijn die dan?
Zo gaat het met iemand die schatten vergaart voor zichzelf,
maar niet rijk is bij God.”

Beste vrienden,

Twee weken geleden hoorden we het verhaal van Marta en Maria. Jezus komt op bezoek bij de twee zussen, en terwijl Maria zich neerzet aan de voeten van de Heer laat ze Marta zitten met het bedienen. Marta vindt dat oneerlijk en zegt Jezus, zeg er wat van!

Maar dat doet Jezus dus niet.

Het verhaal van vandaag is een andere maar hangt rond hetzelfde thema: Jezus wordt gevraagd om in te grijpen in een conflict. De een gedraagt zich oneerlijk tegen de ander! Er is strijd over de erfenis. Dat zijn serieuze zaken. Want de erfenis is natuurlijk niet zomaar een extraatje of een douceurtje, het is ook vaker dan niet de toegang tot je levensonderhoud. Het verschil tussen een landarbeider zijn, behorend tot de onderlaag, of je zelfstandigheid en je waardigheid kunnen bewaren.

We kennen de context niet, maar we kunnen het ons voorstellen hoe het gegaan is. Eigendom moest worden verdeeld onder de zoons (en soms de dochters), maar de oudste zoon kreeg een groter deel.  Je kan je dan voorstellen hoe zoiets verloopt, hoe de oudste zoon ook het deel van de jongste naast. En als de oudste het geheel eenmaal in zijn bezit heeft, zie dan je recht maar eens te krijgen. Wij leven in een opgeruimde wereld, met landmeters, kadasters, notarissen en rechters en deurwaarders. Maar in de eerste eeuw in het land van Israël? Kom er maar uit, uit zo`n probleem. Ik denk dat dat waarschijnlijk is: een eerstgeborene en een jongere broer. Daar werk ik even mee.

Wat in de tijd van Jezus veel gebeurde is dat mensen zich wenden tot de Schriftgeleerden, mensen die verstand hadden van de wet. Die hadden niet per se veel macht (ze konden niet tegen de politie zeggen, roep die oudste broer tot de orde) maar ze hadden wel gezag. Een beetje als een soort mediator. En dat gezag zetten ze ook in. Om recht te doen. Het waren niet per se slechte mensen hé, de Schriftgeleerden! Ze hadden een belangrijke maatschappelijke taak.

En Jezus wordt nu aangesproken. Hij wordt ook gezien als zo iemand die het recht kent. Dat is een belangrijke erkenning. Jezus is niet zomaar iemand. Jezus is iemand aan wie je om recht kunt vragen.

Maar dan lijkt Jezus zich afzijdig te houden. “Wie heeft mij tot rechter aangesteld?”. Dat schuurt nogal die woorden. Je komt bij Jezus bij je ernstige probleem, en hij stuurt je met een kluitje in het riet. En een vroom verhaaltje. Zo lijkt het.

Want we kennen dit soort situaties. We zien ze overal. Geestelijken en christelijke leiders die als het er op aankomt geen thuis geven. Zelf verantwoordelijk zijn voor organisaties waar weinig goed gaat en als het er op aankomt beginnen over dat God het fijn vindt dat je stil en gehoorzaam bent, of vragen hoe het met je gebedsleven zit. Ze letten er op of je wel de tienden geeft van de munt, de dille en de komijn. (Mt. 23:23) maar als er wat belangrijks moet gebeuren krijg je niks gedaan.

Nee, dat soort woorden, die klinken natuurlijk heel erg spiritueel, maar je bloed zou er van gaan koken.

Een beetje zoals pacifisten die tegen het ingevallen land zeggen, of het onderdrukte volk, dat zij zich niet mogen verweren en zich maar koest moeten houden. Zelfs als dat zo is, laat zulk advies in zo`n context een vieze smaak achter. Woorden van geloof, heiigheid en barmhartigheid worden dan gebruikt om het slachtoffer nog eens een trap na te geven. Je voelt dat er iets niet klopt! .

Nee, zulk soort mensen... Anderen leggen ze ondraaglijke lasten op, maar zelf blijven ze buiten schot. Of erger nog: ze laten zich op de koop toe nog eens fêteren door het Informatiecentrum Eerstgeborenen. Daar wordt je precies eens verteld dat het beter is zo. Met statistieken erbij. 

We snappen dan ook wel de verleiding om uit woedende machteloosheid de rechterstaak naar je toe te trekken, als de ander niks doet. De verleiding om te zeggen ik gebied en vermaan in naam van Jezus Christus de Heer! En dan eens de geestelijke klewang er over heen halen! Het liefst met een spandoek en een luidspreker erbij. Hoe luider hoe beter! Dan heb je minstens het gevoel dat je wat gedaan hebt!

Maar ook dat doet Jezus niet. We gaan het verhaal eens uitpakken. Want niet alles is wat het lijkt. Er zit veel in en onder.

Er was eens een rijk man… Hij is het voorbeeld van hebzucht. Hij is niet zomaar rijk omdat hij een slim idee had. Zijn rijkdom is gebouwd op egoïsme. Hij zal niet te scrupuleus geweest zijn met hoe hij aan die landerijen gekomen is. En zijn hebzucht heeft vrucht gedragen, zoveel oogst dat hij niet meer weet wat hij er mee aan moet, anders dan dat hij vastbesloten is dat anderen er niet aan mogen komen.

Sterker nog: de ander bestaat niet eens meer in het hoofd van de rijke. Hij praat niet eens meer met anderen. Nee, hij overlegt bij zichzelf… en daarna lezen we één grote litanie van geslotenheid.  

Wat moet ik doen?
Ik heb geen ruimte om mijn oogst te bergen.
En hij zei:
Dit ga ik doen:
ik breek mijn schuren af en bouw grotere:
daarin zal ik dan heel mijn rijkdom aan koren opbergen.
Dan zal ik tot mijzelf zeggen

…. Eet en drink en geniet ervan.

Samengevat: Hij zei tot zichzelf: Ik, ik, mijn, ik, ik, mijn, ik mijn, ik, mezelf.  

Één lange kreet van machteloosheid en impotentie. Zijn bezit raakt hij die nacht nog kwijt. En naar wie gaat het dan? We horen niks over de zoons van de Rijke Man die hij op een hoge plaats wil zetten, alleen maar eten en drinken. Die broke, zouden we tegenwoordig zeggen. Het is een beetje speculatie van mijn kant, maar tussen de regels: er zijn geen kinderen voor de rijke man. Hij wil alles opmaken aan vertier. Een volledig on-Bijbelse houding. Hij verbreekt de band met de familie en de generaties. Hij wil niet delen, en hij geeft niks door. Maar als je sterft zonder kinderen, wie erft er dan? Juist! Je broer(s)! Geen toeval dat ook de Rijke Man in het verhaal van Lazarus (Lucas 16:19-31)  geen kinderen had, zijn broers erfden zijn geld en goed. Maar die broers waren niets beter dan hijzelf![1]

Jezus woorden zijn dus niet zomaar een vroom, generiek verhaaltje. Het is ook een oordeel, naar de broer van de man. En wellicht ook wel een belofte naar de jongere broer (de man zelf). Het past ook wel in het Bijbelse stramien: de machtige landrover die op een luizige manier  omkomt, bestraft voor zijn zonde, en de jongere, de onterfde die in zijn recht wordt hersteld.

Maar dat is slechts deel van het verhaal. Het is niet waar het uiteindelijk om gaat. Het is ook een waarschuwing. Er is méér dan recht. Ook wanneer je krijgt waar je recht op hebt – en ik geloof dat de man gaat krijgen waar hij recht op heeft – gaat dat hem niet redden. Als hij net zo wordt als zijn broer, gevangen in de draaikolk van het ik , dan eindigt het evenzo slecht voor hem.

Jezus is geen mediator, waarom niet? Zelfs de beste mediator moet de medewerking hebben van de partijen. En we horen waarom dat niet kan. De Rijke man hoort niemand meer. Ik ik ik mijn mijn mijn. Dat klinkt boven elke stemverheffing uit. Wie niet luistert naar Mozes  en de profeten, gaat ook niet luisteren naar iemand anders, zelfs niet al zou hij zijn opgestaan uit de dood.

Jezus is ook geen rechter, althans niet zoals wij het zouden willen: iemand die onze problemen voor ons oplost zodat wij het moeilijke werk niet hebben te doen. God is wel almachtig, maar hij heeft geen toverstaf op zak. Dat zou ons ontmenselijken. Jij kan nooit je waardigheid bewaren jegens iemand die je in een vingerknip in een kikker kan veranderen.

God, de bron van alle heil bestaat voor ons enkel in verbondenheid. Waar mensen zich opsluiten in zichzelf komt ook God buiten in de kou te staan. Een gevaarlijke situatie! Als je het goed hebt loop je hier juist meer risico op. Rijke mensen hebben nu eenmaal meer om kwijt te raken.

Laten we daar dus voor uitkijken, elke keer als we bang zijn dat we wat te kort gaan komen, of erger nog, als we vrezen dat een ander iets meer krijgt dan wij willen. Kijk dan uit, kijk in de spiegel en praat niet teveel met jezelf.

Amen.

 



[1] Ze zijn met zijn zessen, zes is het Bijbelse getal van imperfectie (zeven (voltooiing) – min één. De hele familie is doorkankerd met het kwaad.