In die
tijd zei Jezus tot zijn leerlingen:
(“Weest niet bevreesd, kleine kudde;
het heeft uw Vader behaagd u het Koninkrijk te schenken.
Verkoopt uw bezittingen en geeft aalmoezen;
verschaft u beurzen, die niet verslijten,
en verwerft een onuitputtelijke schat in de hemel,
waar geen dief komt en geen mot hem bederft.
Waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.)
Houdt uw lendenen omgord en de lampen brandend!
Gedraagt u als mensen,
die wachten op de terugkomst van hun heer,
die naar de bruiloft is
om, als hij aankomt en klopt, hem aanstonds open te doen.
Gelukkig de dienaars,
die de heer bij zijn komst wakende zal vinden.
Voorwaar, Ik zeg u:
Hij zal zich omgorden
en hij zal hen aan tafel nodigen
en langs hen gaan om te bedienen.
Al komt hij ook in de tweede of de derde nachtwake,
gelukkig die dienaars, die hij zo aantreft.
Begrijpt dit wel:
als de eigenaar van het huis wist
op welk uur de dief zou komen,
zou hij niet laten inbreken in zijn huis.
Weest ook gij bereid,
omdat de Mensenzoon komt
op het uur waarop gij het niet verwacht.”
(Petrus vroeg Hem nu:
“Heer, bedoelt Gij deze gelijkenis voor ons of voor iedereen?”
De Heer sprak:
“Wie zou die trouwe en verstandige beheerder wel zijn,
die de heer over zijn dienstvolk zal aanstellen
om hun op de gestelde tijd hun rantsoen koren te geven?
Gelukkig de knecht,
die de heer bij zijn aankomst daarmee bezig vindt.
Waarlijk, Ik zeg u:
Hij zal hem aanstellen over alles wat hij bezit.
Maar zegt die knecht bij zichzelf:
Mijn heer blijft nog wel een poosje weg,
en begint hij de knechten en dienstmeisjes te slaan,
en gaat hij zich te buiten aan spijs en drank,
dan zal de heer van die knecht komen
op een dag, dat hij hem niet verwacht
en op een uur, dat hij niet kent;
en hij zal hem met het zwaard straffen
en hij zal hem zo het lot doen ondergaan van de ontrouwen.
De knecht, die de wil van zijn heer kende,
maar geen beschikkingen trof noch handelde volgens diens wil,
zal zwaar getuchtigd worden.
Wie echter in onwetendheid
dingen heeft gedaan, die tuchtiging verdienen,
zal slechts licht gestraft worden.
Van ieder aan wie veel is gegeven, zal veel worden geëist;
en van hem aan wie veel is toevertrouwd,
zal des te meer worden gevraagd.”)
Beste vrienden,
Om de zoveel tijd vertelt iemand ons dat we wel met wat minder toekunnen in het leven. Vaker dan niet wordt ons dit gezegd door jonge, welvarende vrouwen en mannen die ons daar via Instagram kond van doen. Al dan niet vanaf een Balinese berg waar ze zojuist dat diepe inzicht ontvingen.
En zoals zo vaak glijdt dergelijk advies als water van de consumentistische eend. Ergens horen we een klok, maar de klepel blijft zoek.
Als we niet uitkijken eindigt het op eenzelfde manier met de boodschap van Jezus. Hij spreekt ons niet toe vanuit het tropische Indonesië, maar heel dichtbij: in de ruimte van ons hart, door de woorden van het Evangelie. Altijd weer spreekt altijd in verhalen en beelden om ons zo iets duidelijk te maken. Waar staan we deze keer? We beginnen met een sterke oproep.
Verkoop je bezittingen en geeft almoezen. Zo verwerf je een schat in de hemel! Wat is er aan de hand, Jezus? Moeten we allemaal het klooster in? Onder een brug gaan wonen? Dat zou wat zijn! We geloven dat de Bijbel altijd zichzelf het beste uitlegt, we lezen verzen nooit in isolement! Paulus vertelt ons (1 Kor. 7:31) hoe we dat moeten vatten, niet op een naïeve manier, alsof de dingen van deze wereld slecht zijn, dat is niet wat we geloven, maar dat het moet gaan over onze houding t.o.v. de dingen die we hebben.
Paulus schrijft aan de Korinthen, samengevat met betrekking tot alles wat je hebt, heb er een houding tegen alsof jij het niet hebt. Alsof je niet de eigenaar ervan bent, met alles wat je doen en laten kan. Maar dat jij er een tijd zorg voor mag dragen. We kennen dit idee als rentmeesterschap. Dat gebruiken we soms om over het milieu te praten, maar eigenlijk beslaat dit idee het hele menselijke domein.
Vorige week hoorden we een verhaal over een rijk man die volledig naar binnengekeerd was, en dat liep slecht af. Vandaag horen we de oproep om het anders te doen. Maar enkel vaak het woord rentmeesterschap herhalen, of erkennen dat je een dienaar bent en geen heer maakt ons nog niet moreel zuiver. Integendeel.
Onzuivere intenties kunnen in elke relatie binnensluipen: daartoe het verhaal van vandaag. Het is gericht op de leerlingen, de mensen die zijn uitgezocht door Jezus om verantwoordelijkheid te dragen in de gemeenschap. Geen van hen heeft de illusie dat zij eigenaar zijn van die gemeenschap. Maar als je het contact met de Heer verliest ontstaat een dynamiek die erg ongezond is.
Zegt die knecht bij zichzelf: mijn heer blijft nog wel een poosje weg, begint hij de knechten en de dienstmeisjes te slaan en gaat zich te buiten aan spijs en drank.
Dit alles is natuurlijk symbolisch, het gaat niet letterlijk om slaan of eten of drinken. Het symboliseert dat je alles om jezelf laat draaien. Slaan was het voorrecht van de meester. Het recht om te bestraffen. Door zelf te slaan eigen je je dat recht toe. Te buiten gaan aan spijs en drank betekent hetzelfde – volledig op jezelf gericht zijn. De geestelijke en materiële band met anderen verbreken. Je kan nog zo rentmeester zijn, als je niet de houding van een rentmeester hebt, dan loopt het stuk.
Achter nederige taal, nederige rollen, kan zich soms iets anders verschuilen. Je noemt jezelf een dienaar, leraar of voorganger – maar je houding en gedrag zeggen iets anders. Hoe je naar andere mensen kijkt, hoe je andere mensen ervaart, hoe je je tegen anderen gedraagt wordt altijd zichtbaar. Dat kan langer of korter duren, maar als je houding verkeerd is, je niet werkelijk je rol beleeft. De taak die je hebt niet geïntegreerd is in je leven dan blijft dat niet verborgen. Je kan niet blijvend in de spiegel kijken en zeggen: niemand zal het zien, niemand komt het te weten.
Met jezelf geconfronteerd worden is pijnlijk, het kan voelen als een straf. Maar straffen zijn er als het goed is, niet om je pijn te doen. Een straf heeft in de eerste plaats tot doel om je verder te helpen. Als je door onoplettendheid slordig autorijdt, doet de boete pijn. Maar de boete is er (hopelijk!) om te voorkomen dat wij in de toekomst nog grotere ongelukken maken, omdat we bijvoorbeeld zo verhard zijn in onkunde dat de veiligheid van anderen ons niet meer raakt.
Zoals de Bijbel spreekt over straffen is dus ook niet uit dreigement. Net zo min als een verkeersbord of stoplicht in de eerste plaats dreigementen zijn (al impliceert het bord of stoplicht wel degelijk serieuze consequenties als je er niet aan houdt!) . Het zijn geen vrijblijvende suggesties.
Gelukkig, ookal krijgen we nog wel eens iets op ons bord in ons leven: Er is een groot verschil, zo lezen we ook, tussen opzichtige kwaadwillendheid : weten wat je moet doen, maar dat naast je neer leggen. Als je op dat punt bent eindigt dat in ellende. Niet omdat God van ellende houdt, maar omdat je niet meer van het pad afkan, om dat dat uiteindelijk je eigen wil is. Dat eindigt slecht, omdat het niet anders kan eindigen.
Gelukkig in de meeste gevallen is het gewoon zwakheid, of zoals de Bijbel zegt, onwetendheid, je overziet eenvoudigweg niet de ernst der dingen niet. Ons kennen is niet perfect. Onze zelfkennis is niet perfect. We dragen pijn met ons mee waar we de diepten zelf niet altijd van kennen. Niemand eist van ons dat we perfect zijn, maar wel dat we elke keer opnieuw ons inzicht verdiepen, en leren van onze fouten.
Wanneer weten we of we onwetend of kwaadwillend zijn? Dat is een gezegdende vraag, want kwaadwillenden vragen zich dat niet af!
Als we nog kunnen leren van de pijnlijke dingen die we meemaken, als we pijn voelen om onze keuzes, onze zwakheden, terug kunnen kijken en zeggen, ja: hier misplaatste ik mijn vertrouwen, hier maakte ik mezelf wijs dat mijn zwakte een kracht was – of mijn kracht een zwakte. Daar liet ik me koeioneren, hier had ik geen oog voor de werkelijke situatie, daar zag ik niet wij mie écht nodig had. Als je dat zeggen kan, dan ben je gezegd. Accepteer de blauwe plek. Leer ervan, en ga door met je leven.
Uiteindelijk komt de vervulling, de Bijbel zegt in de tweede of derde wake, dat wil zeggen: niet te vroeg en niet te laat. Hij overvalt je niet (als het goed is!), iedere dienaar krijgt genoeg tijd! Niet in de eerste wake, dus. Maar hij laat ook niet zo lang op zich wachten dat je de moed opgeeft en alles laat inzakken, de vierde wake.
Houd dus moed beste dienaren! De Heer is nabij. Hij wil je de goede dingen geven, je doen leven in vreugde en waarheid. Hij is geen slavendrijver, hij wil jou op je beurt bedienen als de tijd gekomen is.
Amen.