Sunday 25 December 2016

Kerstdag 2016



Broeders en zusters in Christus

Gisteravond, op kerstnacht, hoorden we het bekende geboorteverhaal uit het Lucasevangelie. Het was het verhaal van kleine mensen, in het verborgene. Het verhaal van de mens Jezus die geboren wordt in een armoedige stal ergens buiten Betlehem. 

Vandaag horen wij wie dat kleine kind éigenlijk is en de Bijbel gebruikt daar verbluffende woorden voor. De inleiding van het evangelie van Johannes , wat we zojuist gehoord hebben lijkt eigenlijk nog het meest op een gedicht: het probeert in taal te vangen wat eigenlijk niet meer door ons te begrijpen is.

Hadden we het gisteravond over Jezus als klein en kwetsbaar mens, zo gaan de lezingen van vandaag over de Zoon van God, die van eeuwigheid bestond. Die er altijd is geweest, als Woord van God, en dat hij als Woord uitgesproken is door God, zodat wij Hem mogen leren kennen. En hij is als Zoon van David aangewezen als Koning. Koning van het Joodse volk, maar ook als meer dan dat: koning van alle mensen.

Als u zegt: dat gaat mij wat boven de pet. Dan geef ik u helemaal gelijk: dat gaat ons allemaal boven de pet. Maar daarom is het niet minder waar. Hij gaat onze voorstellingen te boven, en hij gaat onze verwachtingen te boven. En dat is al nogal wat. We beginnen dus, met wat we allemaal niet weten.
Als iemand dus zegt: ik heb het helemaal uitgevogeld, over Jezus. Ik heb hier een hokje, en daar past Jezus precies in – nou, dan mag u het van mij aannemen. Die persoon heeft vast niet het laatste woord, en hij zal ook niet de laatste zijn die zal proberen het laatste woord te hebben. Maar met Jezus optrekken betekent ook: op avontuur gaan : er is altijd meer.

Maar het omgekeerde: Jezus als het ware willen dwingen mee te doen met jóuw avontuur is veel ouder. Dat zien we al in de tijd van Jezus zelf:
Er waren mensen die zeiden. Dat is heel mooi, dat Jezus koning is, dat kunnen we wel gebruiken, een sterke man die orde op zaken gaat stellen, er voor gaat zorgen dat de treinen weer op tijd rijden en die Romeinen ons land uit gaat gooien. Dan is het land Israël weer van ons.

Ook lezen dat hij, als Hij de vijfduizend mensen heeft gevoed met brood en vissen het volk Hem tot koning wil kronen. Jezus wijst hen dan scherp terecht. Hij is niet gekomen om Israël weer groot te maken, hij is niet gekomen om een basisinkomen in te voeren. En zo denken mensen nog steeds:  Ik werd laatst gebeld door mensen die geloven dat we van Jezus allemaal vegetariër moeten worden. Ze deden heel goed hun best om mij daarvan te overtuigen. Ja. Die mensen zijn er ook.

Maar Jezus is niet gekomen om aan onze verwachtingen te voldoen. Want hij is eindeloos groter dan onze verwachtingen. Jezus is niet op aarde gekomen voor al die kleine dingen, maar om één heel groot ding.
Om, in de woorden van het Evangelie van Johannes: “Aan allen die Hem aanvaardden, aan hen die in zijn Naam geloven, het vermogen [te geven] om kinderen van God te worden”. En dat is waar het écht om gaat.
De zoon van God is mens geworden zodat alle mensen kinderen van God kunnen worden. Zo staat dat het in het Evangelie. Wij kunnen alleen maar kind van God worden, wij kunnen dat alleen maar zijn, omdat de Zoon van God een mensenkind geworden is.

Er heeft een soort goddelijke ruil plaatsgevonden. God wordt mens, zodat wij bij God kunnen komen. Er is geen andere weg. Er is geen sluiproute naar God. Je kan niet zelf zeggen – ik maak contact met God, maar alleen op mijn eigen voorwaarden, en door mijn eigen inzet. God moet eerst naar ons komen om die éne weg aan te leggen.

Maar het mooie is, als God mens geworden is in Jezus Christus, dan kunnen wij ook andere mensen herkennen als kinderen van God. Als kinderen van de Ene Vader, waar God van houdt.

Dan leren we ook kijken met de ogen van God, naar andere mensen. Want kind van God zijn betekent ook dat je met méér dan mensenogen naar andere mensen kan kijken. En dan zie je misschien de dingen die er echt toe doen. Niet het uiterlijk, maar het hart van mensen, met al hun hoop en pijn, hun moeilijkheden en hun geluk.

Een kennis van mij vertelde over haar moeder die in een joods bejaardenhuis woonde. Daar was een dienst geweest en toen haar moeder over die dienst vertelde vroeg ze wie de dienst geleid had. Nu was haar moeder er even niet meer zeker van welke titel de voorganger nou toekwam, of dat nu een rabbijn was, of een chazzan of een shaliach, je hebt nogal wat titels waar je uit kiezen kan, en ze zei: “de messias”

Ja. Daar zit wel een kern van waarheid in. Waar we ook zijn, en wie we ook ontmoeten, we kunnen de Messias, we kunnen Jezus Christus herkennen in andere mensen. Daar kun je je ook in oefenen, om mensen zo te leren zien.
Als iemand aanklopt bij kloosters, om onderdak. Om als gast een paar dagen te blijven, dan worden ze door de abt ontvangen. En in de regel van Benedictus staat – in het hoofdstuk over de gasten – wel drie keer dat als je een gast krijgt, dat die ontvangen moet worden alsof je Christus zelf ontvangt, dat een gast, iemand die je niet kent, Christus tegenwoordig stelt. Niet één keer. Niet zomaar. Maar tot drie keer toe. Dan weet je zeker dat het belangrijk is!

Er staat zelfs dat de abt en de monniken zich moeten buigen voor gasten, in alle nederigheid. Omdat, zo zegt de Regel, “we vereren zo Christus, die wij in deze gasten aanwezig zien”. De regel herhaalt voor een derde keer dat we in gasten en vreemdelingen Christus zelf moeten zien, waar het gaat om arme reizigers. Mensen die geen tegenprestatie kunnen verrichten. 

Er staat: “Bij het ontvangen van de armen en de pelgrims moet men de grootste zorg en ontferming betrachten. Want juist door hén te ontvangen, ontvangen we Christus. Voor de rijken is er al ontzag genoeg”, einde citaat. Ja. Dat zeg ik er maar even bij. Voordat u denkt: “de kapelaan verkondigt allemaal radicale dingen.”. Dat zeg ik dus niet, dat zegt Benedictus.

Deze woorden mogen we vandaag meenemen, als opdracht voor het nieuwe jaar. Wanneer u mensen ontmoet, mensen waar u niet vanzelf ontzag voor zou hebben, mensen die misschien niet zoveel voor u kunnen betekenen. Probeer dan in die mensen iets van God te zien. De eerste paar keer zal dat niet vanzelf gaan, maar daarna wordt dat makkelijker. Als u zich er in blijft oefenen, dan wordt dat tweede natuur.

Kijk naar elkaar om, en probeer elkaar te zien met de ogen van Jezus Christus. Dan gaat het licht van de Ster van Betlehem nooit uit, en elke keer opnieuw lijdt dat licht ons tot nieuwe mensen waarin we Christus mogen ontmoeten.

Amen.