Sunday 23 July 2017

Zestiende zondag door het jaar A



Broeders en zusters in Christus,

De gelijkenissen die Jezus Christus gebruikt beelden die ontleend zijn aan de leefwereld van de luisteraar, en de wereld van de joden van de eerste eeuw, dat was een landelijke wereld. 

De lezing van vorige week, dat ging over wat er in ons leeft, of wij het Woord van God vrucht kunnen laten dragen in ons hart. De lezing van vandaag gaat niet zozeer over ons innerlijk, maar vertelt ons over de gevaren die van buitenaf komen. Het één is niet het ander. 

We kunnen veel tegenkomen in ons leven: soms zijn dat dingen waar we zelf schuld aan zijn geweest, of medeverantwoordelijk voor zijn, en we worden geconfronteerd met de gevolgen. Andere dingen overkomen ons: anderen doen ons iets aan en daardoor raken wij in de verdrukking. 

De gelijkenis van vandaag, de gelijkenis van de tarwe en het onkruid, begint met een veld vol onkruid, hoe komt dat veld zo vol? Jezus’ publiek weet echt wel dat als je goed voor je akker zorgt het zó ver niet kan komen. Jezus geeft als antwoord: dat is de Boze die daarvoor zorgt. En zo ging dat vroeger ook echt! Zoals er tegenwoordig computers gehackt worden, en er gijzelsoftware op wordt geïnstalleerd zo namen boeren die ruzie hadden zo wraak op elkaar. Dít soort onkruid komt niet uit zichzelf op. 

En dat onkruid en oogst naast elkaar blijven staan tot de oogst, dat is ook niks geks. Zo ging het tot de vorige eeuw er in Palestina aan toe. Pas bij de oogst werd alles uitgezocht. Ook dat is iets wat de luisteraars wel zouden kennen. Je kan het onkruid wel uittrekken, maar voor je het weet ben je je kostbare oogst ook kwijt! 

Maar ik ben u geen lezing komen geven over de joodse landbouwpraktijken uit de eerste eeuw. Ik wil u vertellen welke lessen wij uit deze vergelijking kunnen halen. Ik ga er drie noemen: 

1: De goeden gaan niet onder de kwaden lijden. Het kwaad kan ons uiteindelijk niet overheersen. Als je geen onkruid bent , kun je ook niet zomaar onkruid worden. Ook niet onder druk van buitenaf.
Als je geloof zo klein als een mosterdzaadje, kun je al vrucht gaan dragen en een grote boom worden.  Al het onkruid in de wereld kan dat niet volkomen. Het kwaad is – als het er op aankomt – onmachtig. Uit zichzelf kan het kwaad niets, het ontleent zijn kracht aan de ruimte die wij het geven. 

2: Er komt ook een oordeel, maar dat oordeel is van God. Het oordeel is niet aan de mensen. Wij kunnen niet zeggen of iemand onkruid is of niet. Die schifting wordt op de jongste dag gemaakt. 

Ook in het Oude Testament spreken de profeten over die dag, de Dag van God, en gebruiken dan het beeld van een oogst. 

Wat er met het onkruid gebeurt gaat ons eigenlijk niet eens aan, dat verdwijnt.  In de bijbel, als je “kind bent van iets” of “zoon bent van iets”, dan is dáár je hart van vervuld. 

De mensen wiens hart vervuld is van het kwade, die geen liefde meer hebben voor hun naasten, die enkel maar denken hoe ze iets van een ander kunnen afpakken, om er zelf beter van te worden, die mensen, die gaan het niet winnen. Integendeel, ze krijgen een smadelijke aftocht te verteren. Het vuur in, of zoals we nu zouden zeggen: naar de vuilnisbelt. Die doen niet meer mee. 

Elke oordeelstekst, elke tekst die gaat over het Oordeel van God op de jongste dag is in de eerste plaats een hoopvolle tekst, geschreven in tijden dat het kwaad oppermachtig lijkt te zijn en het goede lijkt te gaan vermorzelen. Nu, dat kwaad valt uiteindelijk in het gat dat hij voor anderen gegraven heeft.

3: Het derde punt, en ook de laatste conclusie is, denk ik, dat we in deze tekst kunnen zien hoe God voor zijn Kerk, Kerk hier begrepen in de ruimste zin, alle mensen die bij Hem horen, zorgt. 

Iedereen die in zijn hart bij Hem wil horen is die moeite waard. In de wereld worden er vaak zulke keuzes gemaakt: wie gaan we opofferen voor het grotere, algemene belang? 

Dat is ook wat Kajafas over Jezus zegt: “het is beter dat er één iemand sterft dan dat het hele volk ten onder gaat”, “Jezus is maar één onbelangrijke extremist uit Galilea, die offeren we op”. Aldus de hogepriesters, die zelf een paar jaar later van de kaart zouden worden geveegd.

God offert niemand op. Elk hoekje van de akker gaat hem aan zolang er nog tarwe op staat, al zijn het maar een paar halmpjes. 

Hoeveel last we ook hebben van onkruid in ons leven, en waarvandaan het ook allemaal over ons wordt uitgestort: zolang we Tarwe willen zijn, zolang we een mosterdzaadje zijn dan is de Dag van God voor óns niks verschrikkelijks, dat is dan die Dag een stralend nieuw begin, en mogen we schitteren in de zon. 

Amen.