Saturday, 12 December 2020

"Onder u staat Hij, die gij niet kent"

Er trad een mens op, een gezondene van God;
zijn naam was Johannes.
Deze kwam tot getuigenis,
om te getuigen van het Licht,
opdat allen door hem tot geloof zouden komen.
Niet hij was het Licht,
maar hij moest getuigen van het Licht.
Dit dan is het getuigenis van Johannes,
toen de Joden uit Jeruzalem
priesters en levieten naar hem toezonden
om hem te vragen:
“Wie zijt gij?”
Daarop verklaarde hij
zonder enig voorbehoud en met grote stelligheid:
“Ik ben de Messias niet.”
Zij vroegen hem:
“Wat dan?
Zijt gij Elia?”
Hij zei:
“Dat ben ik niet.”
“Zijt gij profeet?”
Hij antwoordde:
“Neen.”
Toen zeiden zij hem:
“Wie zijt gij dan?
Wij moeten toch een antwoord geven
aan degenen, die ons gestuurd hebben.
Wat zegt gij over uzelf?”
Hij sprak:
“Ik ben, zoals de profeet Jesaja het uitdrukt,
de stem van iemand, die roept in de woestijn:
Maak de weg recht voor de Heer!”
De afgezanten waren uit de kring van de Farizeeën.
Zij vroegen hem:
“Wat doopt gij dan
als gij de Messias niet zijt,
noch Elia, noch de profeet?”
Johannes antwoordde hun:
“Ik doop met water,
maar onder u staat Hij, die gij niet kent,
Hij die na mij komt,
ik ben niet waardig de riem van zijn sandalen los te maken.”
Dit gebeurde te Betanië,
aan de overkant van de Jordaan
waar Johannes aan het dopen was.

 

Broeders en zusters in Christus

 

We leven in het seizoen van de Advent, het seizoen van het wachten op het licht, dat met Kerst in de wereld zal komen. Dat maken we zichtbaar in de kerk door steeds meer kaarsjes aan te steken. We beginnen met de enkele kaars van de adventskrans en daar komen er steeds meer bij. Drie zijn het er al weer. Dat schiet op!

Maar als we naar al die kaarsjes kijken denken we misschien dat het licht van Kerst er al is. Dat het al een beetje begint, zo vooraan in het seizoen en Kerst eigenlijk alleen de slotnoot is waarin het Licht dat er eigenlijk altijd al was helemaal zichtbaar wordt.  Maar dat zou niet juist zijn om het zo te zien, en ook een beetje riskant. Dat horen we terug in het Evangelie van vandaag. In deze lezing wordt het duidelijker wat het betekent om in duisternis te zijn, het Licht niet te zien of niet te kennen.

We komen Johannes de Doper weer tegen in onze lezing, Johannes komt om te getuigen van het licht, om de mensen de weg te wijzen. Maar er zijn ook nogal wat mensen die het niet snappen. En dat zijn juist de mensen die het hadden moeten snappen. Priesters, levieten, farizeeën, mensen die de tekenen van de tijd en de wil van God zouden moeten kennen is het volstrekt onduidelijk wat hier gebeurt, en wie Johannes is of niet is.

Ze hebben ergens de klok wel horen luiden, al die religieuze en geleerde mensen, bestuurders en opiniemakers. Maar waar de klepel hangt is onduidelijk. En als al die slimme mensen het niet snappen en in die duisternis zijn, dan vermoed ik, broeders en zusters dat u en ik ook wel eens rondtasten door het leven terwijl ze op zoek zijn naar de lichtknop.  

Wat kunnen wij er van zeggen, broeders en zusters wat het betekent om het Licht niet te zien? In de duisternis te zijn? Daar is heel veel over te zeggen maar we beperken ons tot drie dingen. Duisternis betekent voor ons, vandaag, drie dingen:

 

Dat je niet weet waar je bent

 

Dat je niet weet waar je heengaat

 

Dat je niet weet wat de bestemming is, of wat de toekomst brengt.

 

Allereerst: we weten niet waar we zijn. Natuurlijk we weten waar ons lichaam is, hier in de kerk, da’s mooi, een goed begin. Maar waar is onze ziel. Waar is die kern van ons leven, wat we de ziel noemen, in relatie tot God? In het geloof als God vraagt: waar ben je? Betekent die vraag: waar ben je ten opzichte van mij, waar sta je gezien vanuit de ogen van God? Als je in duisternis bent, weet je dat niet. Is dat niet erg duidelijk. We kachelen door ons leventje heen, gaan misschien met enige regelmaat naar de kerk, maar zo nu en dan komt de vraag: waar ben je? Hoe ís die relatie met God? Waar staan we? Mens, waar ben je?

En we weten het niet, zonder Jezus Christus weten we dat niet. Kunnen we dat niet weten. Zonder dat we Hem ontmoeten vanaf de eerste Kerstnacht kan ons dat niet duidelijk worden.

Ten tweede, als je niet weet waar je bent, kan ook niet duidelijk zijn waar je heen gaat. In de Bijbel is het sterkste beeld van onze relatie met God een reis. De mens is een reiziger of een pelgrim op deze wereld. Maar we kunnen geen reiziger of pelgrim zijn als we geen kaart bij ons hebben en geen kompas, of tegenwoordig een mobiele telefoon met Google Maps erop. Of toch minstens als je wijze uit het Oosten bent, een ster aan de hemel die je de weg wijst.

Maar als je niet weet waar je bent, als alles donker is, en er staat geen ster aan de hemel, dan kun je ook je weg niet vinden. Dan loop je nu eens hier heen en dan weer daar heen. Uit onszelf gaan we daar niet uitkomen. Wij mensen zijn, zoals Johannes zegt, zelf niet het Licht. Als dat Licht niet komt, in de nacht van Kerst, komen we er niet uit.

Ten slotte, kan het altijd nog een maatje lastiger met duisternis. Je weet niet waar je bent, als je pech hebt lijk je op die priesters uit de lezing: die denken nog dat de wereld om hèn draait terwijl hun tijd al voorbij is. Je weet niet waar je heen gaat of wat die wegwijzer die Johannes je voorhoudt betekent, zoals de farizeeërs doen. Maar échte duisternis betekent ook dat je niet eens weet dat er een bestemming ís, dat er een toekomst met God is, en dat die heel anders gaat zijn dan wat er nu is.

Die laatste vorm van duisternis is het ergst, dan zie je niet dat het leven ook anders kan. Dan zie je zelfs niet wat je mist. Het is als het ware niet weten dat je iets niet weet. En dat is de gevaarlijkste vorm van onwetendheid. En gestudeerde mensen hebben daar soms het meeste last van! Daarom zegt Johannes ook: onder u staat Hij die gij niet kent, die bijzondere dingen gaat doen, die alles anders gaat maken, die eindeloos veel groter is dan jij en ik. Je kan nog niet weten wie Hij is, of wat Hij gaat doen. Maar Hij komt. En je zal het zien.

Advent is licht in de duisternis, maar het is nog niet het licht van Kerst. De Advent is het licht dat Johannes laat schijnen. Een licht dat … laat zien wat het is wat er nog ontbreekt in ons leven wat er veranderen moet, hoe ver de tocht is die we moeten gaan.

Maar ook het licht dat ons een weg wijst. Op zijn eigen manier.

Het licht dat duidelijk maakt waar we zijn, dát we ergens zijn. Dat God ons niet loslaat ookal zijn we wat op afstand geraakt. Het licht dat ons doet merken dat we ergens heen moeten. Dat we op tocht moeten gaan om Jezus te ontmoeten. Om te beginnen in Bethlehem. En het licht dat het mogelijk maakt dat we ons openstellen voor het radicale nieuwe wat Jezus ons brengt, wat Hij in ons gaat bewerken. We kennen Hem, maar nooit helemaal. Er is altijd ruimte voor meer.

Laten we dan opgaan met Johannes, naar dat licht. Kijken waar we staan en opzien naar onze bestemming in de wetenschap dat we geroepen zijn een nieuw leven bij God aan te gaan.