Saturday, 5 November 2022

De God van de Levenden

 

In die tijd kwamen enigen van de Sadduceeën,
die de verrijzenis loochenen, bij Jezus
(met de vraag:
“Meester, wij zien bij Mozes geschreven staan:
Als iemand een getrouwde broer heeft die kinderloos sterft,
dan moet hij diens vrouw nemen
en aan zijn broer een nageslacht geven.
Nu waren er eens zeven broers.
De eerste trouwde en stierf kinderloos.
De tweede en de derde namen de vrouw
en de een na de ander stierven ze alle zeven
zonder kinderen na te laten.
Het laatste stierf ook de vrouw.
Van wie van hen is zij nu bij de verrijzenis de vrouw?
Alle zeven toch hebben haar tot vrouw gehad.”)
En Jezus sprak tot hen:
“De kinderen van deze wereld
huwen en worden ten huwelijk gegeven,
maar zij die waardig gekeurd zijn
deel te krijgen aan de andere wereld
en aan de verrijzenis uit de doden,
huwen niet en worden niet ten huwelijk gegeven.
Zij kunnen immers niet meer sterven,
omdat zij als engelen zijn;
en, als kinderen van de verrijzenis, zijn zij kinderen van God.
Dat de doden verrijzen, heeft ook Mozes aangeduid
waar het gaat over de braamstruik,
doordat hij de Heer noemt:
de God van Abraham, de God van Isaäk en de God van Jakob.
De Heer is toch geen God van doden, maar van levenden,
want voor Hem zijn allen levend.”

 

Beste vrienden

Afgelopen woensdag vierden we de gedachtenis van Allerzielen. We hebben gedacht aan en gebeden voor alle mensen die ons in het afgelopen jaar zijn komen te ontvallen. Wij vertrouwen op de belofte dat God wil dat iedereen leven bij Hem vindt.

Die gedachtenis en de gebeden die daar bij houden roepen ook veel vragen op, zeker in tijden waarin er zo`n groot gebrek aan geloof lijkt te zijn. En waar we geloof vinden is het tastend en zoekend naar woorden. Het weet niet goed hoe het zich uitdrukken moet.  

En toch is het verlangen naar een leven voorbij de dood zo oud en zo fundamenteel. Het gaat nog voor het geloof aan God vooraf. Er is wel eens gezegd: de menselijke cultuur begon toen de uitvaartrituelen plaatsvonden, en de mensen giften aan de doden gaven.

Sommige van die gebruiken zijn heel bekend geworden. Als u wel eens in een groot museum geweest bent heeft u daar vast een tentoonstelling gezien over de oude Egyptenaren. Daar is dan heel veel te aanschouwen! Mummies, beschilderde kisten. Sarcofagen. Potjes met opgezette ingewanden er in met dierenhoofden erop geboetseerd en nog heel veel meer. De Egyptenaren geloofden heel sterk in een soort leven na de dood. Hun hele religie was in zekere zin gebouwd op het verzorgen van de overledenen.

Je werd als rijke en machtige overledene niet alleen gemummificeerd maar je kreeg ook allemaal giften mee. Allemaal nuttige en leuke  dingen. Voedsel, afbeeldingen van allemaal goederen die je zou kunnen gebruiken en kleine poppetjes van dienaren. Hoe meer van die poppetjes zich in je graf bevonden, des te luxer zou je het hebben in de Dodenwereld.

Dat soort rituelen kom je overal ter wereld tegen. In heel veel culturen zie je zoiets terug. Zaken die het leven hebben vorm gegeven worden meebegraven met overleden mensen, in de hoop dat zij hun leven in het Dodenrijk, hoe dat er ook uitziet kunnen voortzetten.

Het verlangen naar eeuwig leven zit diep in ons, en wij mensen maken ons daar een voorstelling van hoe dat zal zijn. Er is maar één probleem met al die voorstellingen. Onze fantasie schiet tekort.

We komen vaak in de verleiding dat, als we denken aan de Opstanding, aan het eeuwig leven, dat dat een soort eindeloze verlenging gaat zijn van het leven op Aarde. Dat is niet gek, om zo te denken, maar wij doen onze lieve doden te kort want Gods gedachten zijn groter dan onze gedachten.

In de tijd van de Bijbel waren er veel mensen die goed om zich heen hadden gekeken, die veel geleerd hadden van wat de Grieken zeiden, en de Egyptenaren dachten, en de Babyloniërs, en die wisten. Dit soort naïeve gedachten, dat ons leven op Aarde na de dood toch weer op een of andere manier eindeloos door kan gaan, dat slaat nergens op! Daar lezen we ook niks over terug in de boeken van Mozes, de Torah! Er is maar één oplossing denkbaar: je leeft door in je nakomelingen en dát is het. Meer is er niet.

De mensen die vandaag in gesprek zijn met Jezus, de Sadduceeën, geloven niet in een opstanding. Het zijn de prominente tempelpriesters van hun tijd, en ze kijken neer op de gewone mensen die wel geloven dat God een toekomst heeft voor mensen die zijn komen te overlijden. Die hoop, en dat vertrouwen is altijd met het Joodse Volk meegegaan, al vond men het moeilijk om het onder woorden te brengen en wordt hier pas laat wat over opgeschreven in de Joodse Bijbel, ons Oude Testament.

Dat geloof leeft ook bij Jezus en zijn leerlingen. Dát is de reden dat ze Jezus proberen te vangen met een raar verhaal, een gedachtenexperiment over een vrouw die aan zeven broers wordt doorgegeven. Heel slim! Heel slim bedacht! Je ziet hoe belachelijk het is als je op die manier gelooft in leven na de dood!

Maar ze kunnen zich niet voorstellen dat God groter is dan hun eigen wijsheid. Ze lijken zo slim, maar zijn toch eerder dom.

Jezus geeft de Sadduceeën andere Bijbelwoorden terug. Hij wijst naar het begin, naar de Brandende Braamstruik. Daar openbaart God zich aan Mozes met de woorden “Ik ben de God van Abraham, Isaac en Jakob”. Niet, “ik was de God van jouw vaderen, ooit, lang geleden”. Maar ik ben hun God, hier, nu, overal en altijd ben ik die God van alle mensen die in mij hun vertrouwen heb gesteld.

En hij wijst naar het einde, naar het leven bij God, dat is geen leven meer zoals hier en nu, geen leven meer van trouwen of getrouwd zijn, van een voortzetting van je beroep enerzijds of rentenieren met heel veel personeel anderzijds. Nee, dat wordt een leven zoals de engelen.

Niet dat we letterlijk engelen worden, dat staat er niet, maar dat we zoals hen leven. En hoe leven de engelen? Zij zijn volledig toegewijd aan God en blijven altijd in een directe relatie tot hem.   

Ze lijken daarin  zoals Adam en Eva ooit, voor de zondeval, in volledige vrijheid en intimiteit met God samenleefden, zo zal dat ooit ook weer zijn.

Daar kunnen we geen precieze beelden van maken, dat is misschien wat frustrerend. We kunnen daar geen menselijke woorden, beelden of alledaagse verlangens tussen plaatsen.

De vraag hoe het wel zal zijn, ligt voor ons open. Het boek Openbaring gebruikt mystieke beelden en symbolen, het bruiloftsmaal van het lam, de 144.000 die staan voor de troon. Intense beelden die het mysterie benaderen zonder het in te vullen.

Weten dat Gods beloften groter zijn dan ons eigen inbeeldingsvermogen mag ons vrij maken van onrust en vrij maken voor God, om in alle openheid en vol vrede in een relatie met hem te treden. Een relatie die ons Aardse leven overleven kan, niet om wie wíj zijn, maar omwille van Hem, de God der Levenden in eeuwigheid. Amen.