In die tijd leerde Jezus in een gelijkenis aan zijn leerlingen,
dat zij steeds moesten bidden en daarin niet versagen.
Hij zei:
“Er was eens in een zekere stad een rechter,
die zich om God noch gebod bekommerde.
Er was ook een weduwe in de stad,
die herhaaldelijk bij hem kwam met het verzoek:
Verschaf mij recht ten opzichte van mijn tegenstander.
Een tijdlang wilde die rechter niet,
maar daarna zei hij bij zichzelf:
Al bekommer ik mij om God noch gebod,
toch zal ik die weduwe recht verschaffen
om niet langer geplaagd te worden door haar eindeloze bezoeken.”
En de Heer sprak:
“Hoort wat de onrechtvaardige rechter zegt!
Zou God dan geen recht verschaffen aan zijn uitverkorenen,
die dag en nacht tot Hem roepen,
of zal Hij ten opzichte van hen onbewogen blijven?
Ik zeg u: Hij zal hun spoedig recht verschaffen.
Maar: zal de Mensenzoon bij zijn komst
het geloof op aarde vinden?”
Beste vrienden,
Om de zoveel tijd kom je iemand tegen die geen hulp vraagt, of aan wil nemen. Hij of zij kan er om een of andere reden niet om vragen, of als het hem ongevraagd wordt aangeboden dan is het zogenaamd niet nodig. En ondertussen is het natuurlijk overduidelijk wel nodig. Dat ziet iedereen. Het onkruid staat manshoog en de gang ligt vol met niet opengemaakte post. Dat soort dingen.
Daar kun je je aan ergeren - het is ook ergerlijk - maar je kan ook zeggen: zoals die persoon is eigenlijk iedereen wel een beetje. Er zijn natuurlijk ook luie mensen die steeds bedelen om onterecht medelijden, en dan achterover gaan zitten en wachten tot een ander zijn problemen oplost, maar de meeste mensen hebben het omgekeerde. Ze willen koste wat kost de dingen zelf doen. Dat zit in ons allemaal. De gemiddelde mens vindt het op één of andere manier moeilijk om te accepteren dat hij of zij niet alles zelf kan. En als we tegenover God staan, wordt dat gevoel alleen maar scherper: want als we toegeven dat we niet alles zelf kunnen, hulp van anderen nodig hebben, hulp van God, dan moeten we toegeven dat de wereld niet om ons eigenste ikje draait.
Zelfs de leerlingen van Jezus vinden dat moeilijk. Daarom krijgen ze - net als wij deze zondag - dit verhaal te horen.
We horen dat Jezus zegt dat ze niet moeten versagen , in het geloof. Een mooi woord, waaruit blijkt dat ook onze vertaling alweer heel wat jaren meegaat. Gebruikt u dat woord nog weleens, versagen?
Nee, ik ook niet. Het is wel een heel mooi woord. Onversaagd zijn, dat zeggen we van stoere ridders. Ben je onversaagd dan laat je de moed niet zakken. Dat is trouwens ook echt wat er staat, in het Grieks. Maar als de vertaling voor ons moeilijke woorden gebruikt, dan kun je het verkeerd begrijpen. Dan klinkt het een beetje alsof het bij je houden aan het gebed, regelmatig blijven bidden, vooral gaat om een regeltje van God. Iets waar je je aan moet houden.
“Weet je wat jij moet doen, mannetje? Vijf keer per dag bidden, of zeven keer. Precies op deze en deze tijd. En als je zomaar een psalm overslaat? Dan zwaait er wat!”
En daar gaat het nou juist niet om. Als je met die gedachte in je achterhoofd gaat bidden is de kans aanwezig dat je eindigt als de farizeeërs, met lange mantels en lange gebeden op de hoek van de straat. En als je dan er ook nog op gaat letten dat anderen net zo lang bidden als jij dan krijg je een ziekelijke situatie. Een kerk, een gemeenschap, of zelfs een hele samenleving kan op die manier in de ban raken van een valse spiritualiteit.
Jezus doelt ergens anders op, hij staat niet met een stopwatch of een psalmenteller in de deur van de seminariekapel, en een pen om een vinkje te zetten bij de naam van die niet lang genoeg dankzeggen aan het einde van de Mis.
Hij vertelt integendeel een beeldend verhaal. Een verhaal uit de joodse traditie. In de joodse traditie worden altijd bepaalde voorbeelden gebruikt om iets over God te zeggen. Eén van die categorieën is van het mindere naar het meerdere, of van het slechte naar het goede. Als je kan zeggen dat iemand die slecht is, goed doet, hoeveel te meer kan een goed persoon dan iets goeds doen? En hoeveel te meer God dan wel niet?
Dat soort voorbeelden kom je veel tegen in de Bijbel. Jezus gebruikt ze regelmatig. De onrechtvaardige rechter, de onrechtvaardige rentmeester, of de mensen zelf (als Jezus zegt: “en jullie geven goede dingen aan jullie kinderen, ook al zijn jullie slecht” - eenzelfde soort voorbeeld)
En dan vandaag: de onrechtvaardige rechter. Die wil zijn werk niet goed doen. Misschien is hij lui of corrupt. Dat weten we niet. Het doet er ook niet toe. Wat belangrijk is:hij weigert een weduwe - weduwen zijn in de wereld van de Bijbel altijd kwetsbare mensen - haar recht te geven. De grote Bijbelse driehoek van mensen waar je extra op moet letten: de weduwe, de wees en de buitenlander.
Gelukkig is de weduwe een hele assertieve tante. Ze is misschien machteloos, maar niet tandeloos. Ze laat hem geen moment met rust. In de rechtzaal, op de golfbaan, voor deur van de herenclub en op zondag op de stoep van de kathedraal. Het wordt een beetje gênant.
Als de rechter haar recht verschaft betekent dat niet dat hij opeens een bekering heeft doorgemaakt, of zelfs maar dat hij haar recht ook inziet en er naar handelt. Hij wil er gewoon niet meer op worden aangesproken. In het Grieks staat er “straks houd ik er nog een blauw oog aan over”, maar dat was misschien wat te heftig voor de vertalers. Het betekent in het Grieks trouwens hetzelfde als in het Nederlands, of je bent bang dat er klappen vallen - geslagen worden door een vrouw is natuurlijk nog eens extra vernederend - of het is je image dat een deuk oploopt. En waarvoor eigenlijk. Er zijn nog kansen genoeg om lekker stout te zijn! Teken maar af en klaar.
Nu is die onrechtvaardige rechter natuurlijk helemaal geen buitenissig voorbeeld. Slechte mensen kunnen er best toe worden gebracht om goede dingen te doen. Omdat het hen toevallig uitkomt, of gewoon uit stom toeval. Een boosaardige leider zou zelfs vrede kunnen sluiten in het Midden-Oosten, en daar heel wat meer bereiken dan mensen die zichzelf uiterst idealistisch vinden en vervolgens hun eigen én andermans ruiten ingooien.
En wat vertellen zulke voorbeelden ons over God? Als een slecht mens goede dingen kan doen, hoeveel te meer doet de goede God dan goede dingen aan hen die erom vragen?
Als je in de gunst staat van een machtig man, dan kun je er nooit honderd procent op rekenen dat die situatie zo zal blijven. Vandaag zeggen ze dit, maar morgen dat. Heb je wat van ze nodig? Succes ermee. Je emails worden misschien nooit opengemaakt, je klacht wordt enkel in behandeling genomen omdat het iemand net goed uitkomt, en met hetzelfde gemak waar ze je mee ontslaan, word je een half jaar later door dezelfden gemaild met de vraag of je nog iemand weet voor de nu ontstane (oninvulbare) vacature. Nee, voor de omgang met machtige mensen - of zelfs maar mensen die toevallig even een beetje macht hebben - heb je een sterke maag nodig. Een sterke maag, én een gezonde dosis assertiviteit! Je staat immers niet in een relatie met hen. Je bent gewoon een stuk op een bord. Iets wat ze even nodig hebben (of niet) en als je niet steeds laat merken dat je er bent en wat van ze moet, verdwijn je makkelijk uit beeld.
Goede mensen, goede vrienden, daar kun je van op aan. Je kent ze. Je staat in een relatie met ze. Je weet wat ze waard zijn. Ze doen wat ze zeggen, en als ze het niet doen, dan is er een goede reden. Daar moet je zuinig op zijn. Die mensen zijn kostbaar.
En daar nog ver bovenuit: God. God, die niets liever wil dan relatie zijn. Zich met ons wil verbinden en de mensen bij elkaar wil brengen. God houdt van ons voordat wij op het idee komen om een stap in Zijn richting te doen. Het enige wat wij moeten doen van onze kant is zich voor hem open-stellen. Dat is wat geloof is, je open-stellen voor wat God wil doen. En hoe doe je dat? Niet door het denken aan heilige gedachten, ook niet door koortsig bezig zijn met van alles en nog wat - hoe nuttig dat vast ook is - maar door Gods nabijheid te zoeken in het gebed.
Dat hoeft niet met een omhaal van woorden. Misschien zelfs beter van niet, eigenlijk. Jezus waarschuwt er zelden tegen het niet lang genoeg bidden. Integendeel, daar waarschuwt hij juist tegen.
Sterker nog, misschien is dat wel de reden dat hij dit, nu, tegen de leerlingen zegt. Stel dat je denkt dat het gaat om hoeveel je doet en dat gelovige mensen om je heen zeggen dat meer ook beter is. Dan kun je makkelijk ontmoedigd raken, een spirituele burnout, zogezegd als het in het leven tegenzit.
Nee. Belangrijker dan lengte is de regelmaat, de vaste momenten. Net zoals je onder het eten praat met je familie en vrienden (en de telefoon dan weglegt), zo kun je vaste momenten in de dag vinden om relatie met God te onderhouden. De eerste christenen baden altijd op vaste momenten van de dag. Elke goede gewoonte bouw je op, door het op een vast moment te doen. Elke keer als je met jezelf moet onderhandelen wanneer je ergens tijd voor gaat maken, heb je het pleit al verloren.
Zonder gebed een relatie met God onderhouden? Lukas denkt niet dat dat kan, en ik ben het met hem eens. Net zoals je geen relatie kan hebben als niemand zich nog voor de ander openstelt. En net als in het onderhouden van een relatie maakt het niet uit als het contact in het begin wat korter is. Het gaat om het gebaar, om de openheid, om de gewoonte die je opbouwt. Meer , als je daar behoefte aan hebt, is een probleem van later zorg.
Mogen we zo moed vatten om ons open te stellen, met God te delen wat er in ons hart leeft, ons open te stellen voor wat Hij ons te zeggen heeft en zo de moed te ontvangen om het leven met open vizier tegemoet te treden
Amen.