Sunday 5 November 2017

"Wie zich verheft zal vernederd worden"



Broeders en zusters in Christus, 

Wat een bijzonder evangelie hebben we vandaag. Het is scherp, een beetje confronterend: een tekst met veel lagen. Een tekst waardoor we ons allen mogen laten raken.

Jezus spreekt hier over de Farizeeën, over wat ze doen – en niet doen – hoe ze zich laten noemen en hoe zij een voorbeeld zijn van hoe het niet moet.
Als we geconfronteerd worden met problemen – en dan gaat het hier vooral om problemen in onze eigen gemeenschap – dan gaan we als vanzelf op zoek naar oplossingen. Naar problemen hoef je niet op zoek, die melden zich wel als vanzelf. Maar hoe vind je een oplossing? Die dient zichzelf niet zomaar aan.

Hoe iets wèl moet, dat is vaak moeilijk om uit te zoeken, maar voorbeelden van hoe het niet moet staan ons altijd scherp voor de geest. Daar begint Jezus dan ook maar mee.

Wát je ook doet: doe het níet zoals de Farizeeën!

Zó kunnen we het Evangelie van vandaag samenvatten.
Maar waarom niet? Waarom moeten we ons anders gedragen dan de Farizeeën.

En dan begint het: heel interessant wat Jezus doet. Als je iemand afwijst is het aanvallen van een competentie het makkelijkste wat je kan doen: “die weet er niks van, die is incompetent, hij zwetst maar wat en maakt er dus een potje van”

Dát zou het makkelijkst geweest zijn, zeggen: “die elite-Farizeeën, die doen maar wat. Al die regeltjes hebben ze zelf verzonnen, negeer alles wat uit hun mond komt”.

En dát doet hij dus niet. Hij doet precies het omgekeerde. Hij zegt: “De Farizeeën zitten op de leerstoel van Mozes”, zegt Hij.  Het is een leerstoel als aan een universiteit. Wie op een leerstoel zit, heeft op een universiteit het recht om anderen te onderwijzen. Daar zijn vele jaren van studie en onderzoek aan voorafgegaan. Dat is niet mis.

De Schriftgeleerden en Farizeeën zitten ook op zo`n leerstoel. Die hebben het recht om mensen te onderwijzen over hun specialisme: de Wet van Mozes. Dáár ligt het niet aan.

Het probleem zit veel dieper: het probleem is er niet één van competenties, van vakkennis – van factoren die makkelijk op te lossen zijn, te behelpen met een paar boeken of een bijspijkercursus. Nee. Het probleem zit hem in het hart.

Alle kennis en competentie van de Farizeeën is niet gericht op de gemeenschap, op de mensen om hen heen. Het is gericht op het ego.
Nu kunnen we niet in het hart van mensen kijken. We weten vaak niet wat er in mensen omgaat. Maar gelukkig hoeft dat ook niet altijd, want wat er in het hart zit tóónt zich maar al te vaak. Zo ook bij de Farizeeën.
Voorname plekken, blinkende gewaden, ronkende titels. Mensen die zich daarop te veel laten voorstaan, bij die mensen is het ego een maatje te groot. En dat merk je. Mensen merken het als je niet werkelijk om hen geeft. Dat houd je niet verborgen.

In een ander evangelie is heel zichtbaar hoe het werkelijk zit. In het Johannesevangelie staat het verhaal van de Blindgeborene die wordt genezen door Jezus – en de Schriftgeleerden willen níet accepteren dat Jezus hem genezen heeft. Al gauw wordt duidelijk dat ze voor schut staan, en worden ze agressief. Dan zeggen ze: die Jezus, alleen simpele mensen volgen hem. “De massa die de wet niet kent, vervloekt zijn ze!”.

En opeens lijkt het alsof die Schriftgeleerden van glas zijn, je kijkt er dwars doorheen, en dan zie je het hart voor wat het is: een dorre leegte, een gapend gat. Al die geleerdheid, al dat gezag, al die toewijding komt hier op uit: gemene zelfverheffing en minachtend neerkijken op “de massa”. Want ja, hoogopgeleide farizeeën, dat kan in die tijd, in de eerste eeuw, nooit meer dan een kleine minderheid zijn geweest.

Nou, lieve mensen, ik kan u zeggen: al is je hele muur behangen met diploma’s en onderscheidingen – als dát het resultaat is, dan heeft het tot niet veel geleid.

Zo doen we het dus maar niet. Zo`n groot ego, dat past niet in het christelijke leven. Dat past niet in de christelijke gemeenschap. Dat past niet in de kerk.

Dus als Jezus zegt: “laat u geen Vader noemen, of Leraar” dan is het in deze context: de Farizeeën gebruikten titels die anderen wegdrukten. Een beetje als we in de Kerk opeens een voorganger zou hebben die zichzelf “Opperste Leider” laat noemen en eist dat iedereen hem salueert als hij langs komt lopen.

Zulke titels lijken je groot te maken, maar die grootte is schijn, je lijkt alleen maar groter omdat je anderen kleiner hebt gemaakt. In elke gemeenschap is dat een groot gevaar.

Samenleven is iets wat met vallen en opstaan geleerd moet worden, een snelle les hoe het níet moet is een goed begin.

Bij alles wat we doen moeten we ons dus afvragen: voor wie doe ik dit? Is dit ter meerdere eer en glorie van mijzelf, of doe ik dit om anderen tot nut te zijn? Probeer ik oprecht te zijn, of ben ik juist andere mensen aan het  
manipuleren? En natuurlijk, er zullen altijd mensen zijn die je meer of minder sympathiek vind, maar probeer ik hoe dan ook aan iedereen recht te doen met de mogelijkheden die ik heb? Behandel ik anderen zoals ik zelf behandeld wil worden?

We gaan nooit helemaal vrij zijn van ego, maar als we er elke dag op letten dat we geen misbruik maken van onze gaven, talenten en positie blijven we op weg, dan houden we ons hart vrij van onkruid en blijft het vrij om te doen wat God van ons vraagt.

Amen.